De Tweede Ronde. Jaargang 22
(2001)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 105]
| |
Het Sprookje van Luilekkerland
| |
[pagina 106]
| |
Daar komen de kadetjes in terecht en ze zetten zichzelf in de week voor diegenen die ze het liefst soppen. Dat is pas lekker voor vrouwen en kinderen. En voor knechts en dienstbodes, niet te vergeten! Hela Maaike, hela Jan, krijgen jullie geen reuze zin daarheen te vertrekken? Zorg wel dat je vlug bij de melkbeek komt en vergeet vooral niet een flinke sleef mee te brengen. De vissen drijven in Luilekkerland boven op het water, ze zijn al gebakken of gekookt en ze zwemmen vlak langs de oever. Als iemand door en door lui is, zogezegd een ware inwoner van Luilekkerland, dan hoeft die alleen maar pst... pst... te roepen, en de vissen floepen een twee drie het land op en belanden met een sprongetje in de hand van de ware Luilekkerlander zodat hij zich niet hoeft te bukken. En wil je wel geloven dat de vogels er gebraden en al door het zwerk vliegen, ganzen en kalkoense hanen, duiven en kapoenen, leeuweriken en kramsvogels. En wie het te veel moeite vindt de hand ernaar uit te strekken die vliegen ze regelrecht z'n bakkes in. De speenvarkentjes groeien er jaar in jaar uit als kool, ze rennen er geroosterd in het rond en ze hebben allemaal een mes in hun rug zodat, wie maar even trek krijgt, er een dagverse, sappige portie vanaf kan snijden. De kazen groeien in Luilekkerland, net als stenen, in alle maten. De stenen zelf zijn in werkelijkheid gefarceerde duivenkroppen, maar je hebt er ook die eigenlijk kleine vleespasteitjes zijn. In de winter, als het regent, dan komt er niets anders dan honing naar beneden, in zoete druppels; iedereen kan dan naar hartelust smikkelen en smullen. En als het sneeuwt, dan sneeuwt er poedersuiker uit de wolken en hagelt het, dan hagelt het suikerklontjes, gemengd met vijgen, rozijnen en amandelen. In Luilekkerland komen er geen vijgen uit de paarden; nee, ze leggen eieren, grote eieren; hele korven vol, zo'n enorme hoop dat je er duizend voor een duppie kunt kopen. Het geld kun je er als kastanjes van de bomen schudden. Iedereen mag voor zichzelf de grootste geldsom op de grond schudden, kleine munt laat je gewoon liggen. Je hebt in dat land ook uitgestrekte bossen. In de struiken en aan de bomen groeien de mooiste jurken, pakken, mantels, bontjassen, broeken en wambuizen in alle kleuren: zwart, groen, geel, blauw en rood. En wie nieuwe kleren nodig heeft, die gaat het bos in, gooit ze met een steen naar beneden, of hij schiet er een pijl op af. | |
[pagina 107]
| |
Op de hei groeien mooie dameskleren van fluweel, satijn en tafzijde. Het gras bestaat uit linten in alle tinten. De jeneverstruiken dragen broches en gouden sierspelden voor chemisettekraagjes en er groeien niet van die zwarte bessen aan maar echte parels. Aan de sparren hangen dameshorloges en op de heesters groeien laarzen en schoenen, maar ook dames- en herenhoeden en hoeden gevlochten van biezen, of gemaakt van dekveren van de maraboe, trouwens allerhande hoofdbedekkingen versierd met paradijsvogels, kolibries, briljantkevers, parels en goudborduursel. Dit edele land kent ook twee grote jaarmarkten en boerenkermissen, waarop je gebruik kunt maken van niet onaardige vrijheden. Wie een oude vrouw heeft en haar niet langer aantrekkelijk vindt, omdat ze niet jong en mooi genoeg meer is, die kan haar daar voor een jongere en knappere inruilen en krijgt nog geld op de koop toe. Die oude en vervelende vrouwen worden vervolgens in een verjongingsbad gestopt. Dat heeft een buitengewoon krachtige uitwerking. De dames op leeftijd baden er zo'n dag of drie, hooguit vier in, en dan veranderen ze in bevallige jonge blommen van zeventien, achttien jaar. Je vindt ook allerlei vormen van tijdverdrijf in Luilekkerland. Wie hier te lande geen geluk heeft, die vindt het daar in het gokken, gaaischieten, alsmede in het ringsteken. Menigeen schiet hier zijn leven lang naast of ver van het doel, maar daar treft hij, zelfs als hij het verst verwijderd van iedereen is, precies in de roos. Ook voor langslapers en luiwammesen, die bij ons door hun dagdieverij zo armlastig worden dat ze bankroet raken, is het in dat land voortreffelijk toeven. Ieder uur dat ze slapen brengt voor hen een gouden dukaat op, en iedere keer dat ze gapen het dubbele. Bij degene die geld verliest bij het spel valt het terstond terug in de zak. Dronkemannen krijgen de kostelijkste wijn gratis, en voor iedere teug en voor ieder slokje nog drie geldstukken er bovenop. Overigens geldt dit voor mannen en vrouwen. Wie de mensen het best voor de gek kan houden of ze een poot uitdraaien krijgt elke keer een gouddukaat. Niemand mag ooit iets voor noppes doen en wie de grootste leugen verzint, die krijgt er op zijn minst een kroon voor. Wie daar een geleerde wil worden, moet een boerenkinkel als onderwerp voor zijn proefschrift kiezen. Dit soort studenten tref je weliswaar ook bij ons aan, maar ze krijgen er hier niet de minste dank, laat staan waardering voor. Daar komt wèl bij dat zo'n stu- | |
[pagina 108]
| |
dent lui en vraatzuchtig moet zijn. Dat zijn drie uitnemende vaardigheden. Ik ken een jongeman die zó professor zou kunnen worden. Wie graag werkt, het goede doet en het slechte laat, van zo iemand moet in Luilekkerland niemand iets hebben, hij wordt subiet uitgewezen. Maar wie lomp en onhandig is, helemaal niets kan en overloopt van bête verwaandheid, die wordt daar als edelman beschouwd. Wie tot niets anders in staat is dan tot slapen, eten, drinken, dansen en gokken, die wordt tot graaf benoemd. Hij echter die volgens het algemeen stemrecht erkend wordt als de meest ondeugdelijke ten aanzien van alles wat goed is, die mag als koning over het hele land regeren en krijgt een fabelachtig inkomen. Zo, nu weten jullie het een en ander over het karakter en de kenmerken van Luilekkerland. Wie zich evenwel opmaakt om daarheen te vertrekken maar de weg niet kent, die moest er maar een blinde naar vragen; ook een stomme is best, want die vertelt je vast niet de verkeerde weg. Er is één maar: om het hele land ligt een berghoge muur van rijstebrij. Wie het land in of uit wil, moet zich allereerst daar doorheen eten. |
|