De Tweede Ronde. Jaargang 19
(1998)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 117]
| |
Zes gedichten
| |
[Hebreeuws] | |
OpenbaringHeel vroeg in de ochtend
zag ik een roze engel
op mijn waslijn vastgeknepen
en eronder
een zwart poesje
dat zijn mouw probeerde
beet te pakken
| |
[Hebreeuws] | |
[pagina 118]
| |
Toen het engelenhaarToen het zachte engelenhaar op mijn huid opkwam
(ik was half engel met borsten
en half engel met een iets
stijve pik)
was ik er niet verbaasd over
en liep er ook niet mee te koop
ik volgde mijn heer met de geest
liep op de wind
om hiervandaan te sterven
maar de geest kon niet anders ontsnappen
dan via het lijf
waar ik een halve nacht
door de pleinen dwaalde
tot ik met de stad wegebde
en met het ruisen van de zee
en de twee vierkantjes dageraad
die in het raam waren aangespoeld.
| |
[Hebreeuws] | |
[pagina 119]
| |
Bekentenis 2Ik heb mijn afgehouwen hoofd de hersens ingeslagen.
Ik heb het uit afgrijzen meedogenloos vermoord.
En het deed me niks dat het spartelde
en het deed me niks dat het mompelde
en het deed me niks dat het bloedde.
Met schuine haat en gevaar voor mijn lijf
stelde ik mijn hoofd terecht
dat mij onophoudelijk in zichzelf neuriede
overgeleverd als ik was
aan zijn formuleringen
nu kruipt het uitgeput
naar zijn finish
naar zijn doodlopende weg
en daalt de tranenlat tot een laagte
waarbij alles kan
zelfs ik.
| |
[Hebreeuws] | |
[pagina 120]
| |
Rusten in Sappho's gedichtenWe liggen, twee vrouwen, op de koele steen
onder de glinsterende sterren
bijten in een appel
ter ere van alle
geliefden
die rust kwamen zoeken
tussen onze dijen
We praten in detail
over de liefde
over het leven dat dorst wekt
en dat de boom een groene
fontein is
haar fraaie hoofd naast het mijne
onze krullen in elkaar
zij zegt
ik zeg
en ons gegiechel verdwijnt
in de geur van de wingerd
die ons ontstijgt
| |
[Hebreeuws] | |
[pagina 121]
| |
Op een hemelblauw laken van KitanGa naar voetnoot*Eerst blijft alles nog hetzelfde alleen weten we
dat we joods zijn.
Ineens krijgen we geweldig diepe wortels
zelfs onze lichaamshouding verandert als we
zitten, lopen, liggen, opstaan.
Ineens zien we onze plaats op de wereld en worden we
niet langer gekweld door de koele inzichten uit de tijd
dat we boeddhisten waren
de grote leegte zal schuilgaan achter de bijbelwetten
en de nacht zal ons geen angst meer aanjagen.
Wat zal het leven toch vol zijn
als jij de gebedsriem op je derde oog legt
(in de keuken zal het woord gefilte fisch weerklinken)
de geurige leren riemen om het vlees bindt,
zal ik, zondares die ik ben, mijn vleselijke lust beheersen
tot we gemediteerd hebben op de mooie letter aleph
de beginletter onzer beider namen
en uit ons lijf het joodse oi voortbrengen dat nauwkeuriger is
dan alle geschiedenisboeken.
| |
[Hebreeuws] | |
[pagina 122]
| |
[Vervolg Nederlands]En dan
verlost van de honger van de verborgen Heer
zul jij je blauwe ogen op me richten
en mij vertederd plagen,
‘a nar eltert zich nisjf’Ga naar voetnoot*, zul je zeggen
en mijn blos zal verraden
dat ik mijn zinnen op een akker had gezet
en hem ook ingenomen heb
en ook al zijn we maar een vage schaduw van verheven
kosmische koppelingen,
ik zal je hier, op een hemelblauw laken van Kitan liefhebben
en de geur van kippensoep zal ons omgeven en behoeden
voor het kwaad.
| |
[Vervolg Hebreeuws] |
|