De Tweede Ronde. Jaargang 19
(1998)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 81]
| |
Schoenen
| |
[pagina 82]
| |
den belangrijk was, niet alleen voor het verleden maar ook voor nu. Want de Duitsers leven nog, en ze hebben nog steeds een eigen staat. De ouwe man zei dat hij ze nooit zou vergeven, en wij hopelijk ook niet, en als we maar niet naar hun land gingen, want toen hij met zijn ouders vijftig jaar geleden naar Duitsland ging, toen zag alles er ook heel leuk uit, maar het eindigde in een hel. De mensen hebben vaak een kort geheugen, zei hij, vooral voor slechte dingen. Ze willen liever vergeten. Maar jullie zullen niet vergeten. Iedere keer als je een Duitser ziet, denk je aan wat ik je verteld heb. En iedere keer als je Duitse producten ziet, en of het nou een televisie is, want de meeste televisies komen uit Duitsland, of iets anders, dat doet er niet toe, je moet maar onthouden dat er onder de elegante verpakking van zo'n apparaat onderdelen en buizen zitten die gemaakt zijn van de botten en de huid en het vlees van dode joden. Toen we naar buiten gingen, zei Jerbi nog een keer dat die ouwe man volgens hem niet eens een kip de nek had omgedraaid, laat staan een soldaat, en ik bedacht dat het maar goed was ook dat we thuis een koelkast van Amcor hadden, het leven is toch al ingewikkeld genoeg.
Twee weken later kwamen mijn ouders terug uit het buitenland en brachten voetbalschoenen voor me mee. Mijn oudere broer had verklapt dat ik die wou hebben en mama had voor mij dé schoenen gekocht. Ze glimlachte toen ze me het cadeau gaf, ze was ervan overtuigd dat ik niet wist wat erin zat. Maar ik zag het meteen aan het logo van Adidas op het tasje. Ik haalde de schoenendoos eruit en zei dankjewel. De doos was langwerpig, net een doodskist. En daarin lagen twee witte schoenen met op elke schoen drie blauwe strepen en op de zijkant ‘Adidas Rom’. Ik hoefde de doos niet open te doen om dat te weten. ‘Laten we ze even aandoen,’ zei mama en haalde de papiertjes eruit, ‘kijken of ze passen.’ Ze bleef maar glimlachen, ze had geen flauw idee dat er iets mis was. ‘Ze komen uit Duitsland, wist je dat?’ zei ik en hield haar hand goed vast. ‘Natuurlijk weet ik dat,’ glimlachte mama, ‘Adidas is de beste firma op de hele wereld.’ ‘Opa kwam ook uit Duitsland,’ probeerde ik haar te helpen. ‘Opa kwam uit Polen,’ corrigeerde mama me. Ze werd even droevig, maar dat was gauw weer over, en ze trok me een schoen aan en begon die dicht te rijgen. Ik zweeg. Ik had al begrepen dat het zinloos was. Mama wist van | |
[pagina 83]
| |
niks. Ze was nooit in het huis van de joden van Volin geweest. Niemand had het haar uitgelegd. Voor haar waren de schoenen gewoon schoenen, en Duitsland was eigenlijk Polen. Dus liet ik me de schoenen maar aantrekken en zei ik verder niks. Het had geen zin om het haar te vertellen en haar nog droeviger te maken. Nadat ik nog een keer dankjewel had gezegd en haar een kusje op de wang had gegeven zei ik dat ik buiten ging spelen. ‘Voorzichtig, hoor!’ lachte papa vanaf de fauteuil in de woonkamer. ‘Kijk uit dat je de zolen er niet in één keer afloopt.’ Ik keek weer naar de bleke leren schoenen aan mijn voeten. Ik keek ernaar en ik dacht aan alles wat die ouwe wurger gezegd had dat je moest onthouden. Ik voelde weer aan de strepen van Adidas en dacht aan mijn opa van karton. ‘Zitten ze lekker?’ vroeg mama. Ja, wat dacht je,’ antwoordde mijn broer voor mij, ‘dit zijn geen schoenen van Hamgaper, het zijn precies dezelfde schoenen die Kroif heeft.’ Ik liep langzaam naar de deur, op mijn tenen, om de schoenen zo weinig mogelijk te belasten, en ik bleef zo lopen, heel voorzichtig, tot aan het Apenpark. De kinderen van de Borochovstraat hadden daar drie groepen gemaakt: Nederland, Argentinië en Brazilië. En Nederland miste net een speler, dus mocht ik meedoen hoewel ze nooit kinderen nemen die niet in Borochov wonen. Aan het begin van de wedstrijd dacht ik er nog aan om niet met de punt te schoppen, dat ik opa geen pijn zou doen, maar na een tijdje was ik het vergeten, precies zoals de ouwe man in het Volinhuis gezegd had dat dat gaat, ik scoorde zelfs een beslissend doelpunt met een volley. Maar na de wedstrijd dacht ik er weer aan en keek ik naar de schoenen. Ze zaten nu plotseling heel lekker en ze waren ook springeriger, veel meer dan toen ze in de doos hadden gelegen. ‘Wat een volley, hé?’ herinnerde ik er opa op weg naar huis aan. ‘Die keeper wist niet wat hem overkwam.’ Opa zei niets, maar aan het stappen merkte ik dat hij ook tevreden was. |
|