| |
| |
| |
Drie gedichten
Guy GoffetteGa naar voetnoot*
(Vertaling Martin de Haan)
Liggend grafbeeld met wild
(Jan Fijt)
Dat hij de wind op afstand houdt en de nacht
binnen tandbereik, dat hij snuift naar hartelust
en het oog open houdt, de staande hond,
komt omdat hij ineens het gevoel en de voorliefde
voor de open ruimte is kwijtgeraakt door die muur
van vlees, van vacht en veren: kwartels en patrijzen
en die grote rossige haas die verkeerd om
nog rent in een roerloze weide.
Hij kijkt, kijkt en ziet niets
dan dat: het beeld van een vervlogen wereld
waar hij de beste troeven in handen had
toen de figuur van steen nog vredig
snurkte in het gras op zijn houten geweer.
| |
Le gisant au gibier
(Jan Fijt)
S'il tient le vent à distance et la nuit
à portée de crocs, s'il renifle tout son soûl
et garde l'oeil ouvert, le chien d'arrêt,
c'est qu'il a perdu soudain le sens
et le goût du large devant ce mur de chair,
de poils et de plumes: cailles, perdrix
et ce grand lièvre roux qui court encore
à l'envers dans un pâturage immobile.
Il regarde, regarde et ne voit rien
que cela: l'image d'un monde enfui
où il avait les meilleures cartes dans son jeu
quand le gisant de pierre n'était qu'un paisible
ronfleur dans l'herbe sur son fusil de bois.
| |
| |
| |
Stilleven met vogels
(Pieter Rijsbrack)
Maar daar liggen ze op de grond, de stunters zonder touw,
de zijden luchtontwerpers, met verlaten hart
te midden van rode of melkwitte vruchten, blaadjes
die dof en reeds verschrompeld zijn;
op de grond, ja, of hangend aan de onzichtbare balk
in 't oog van de schilder die sterven gaat en die
zich onvermoeibaar van het massagraf afkeert
om in een hoekje van het doek te strelen langs
zijn kleine Eden: een dorpje, sluimerend
in de zoelte van de dageraad, en niets beweegt,
noch de trotse cipres, noch de toren zonder klokken,
niemand die kan wijzen op de schok van de zwarte
wolken en de hemel die vastzit in de takken.
| |
Nature morte avec des oiseaux
(Pieter Rijsbrack)
Mais les voici par terre les cascadeurs sans fil,
les soyeux architectes des nues, le coeur en plan
au milieu des fruits rouges ou laiteux, des feuilles
éteintes et déjà racornies;
par terre, oui, ou pendus à la poutre invisible
dans l'oeil du peintre qui va mourir et qui
se détourne inlassablement du charnier
pour caresser dans un coin du tableau
son petit Éden: un village assoupi
dans la tiédeur de l'aube, et rien ne bouge,
ni le fier cyprès ni le campanile sans cloches,
personne pour montrer l'ébranlement des noirs
nuages et le ciel empêtré dans le branches.
| |
| |
| |
De papegaai
(Jan Fijt)
Het is wel duidelijk wie ook hier de grootste mond heeft:
het leven - niet de papegaai, gered bij wat voor een
zondvloed, en die een twijg zoekt en verbaasd bemerkt
dat de oude wereld hem trotseert - het leven
dat tussen al het leed zijn laatste gala geeft,
de schone gave die wij, blinden, krijgen,
altijd elders en verder zoekend naar haar bezieling
en haar kleuren, ons ruïnerend achter
de horizon, daar, aan 't einde der zee, waar boten
ten onder gaan; hier is zij, weelderig
en naakt overgeleverd aan 't wilde verlangen
om haar heel lang te kussen op haar mond
wanneer bereids de spijt ons grijpt tot in de ogen.
| |
Le perroquet
(Jan Fijt)
C'est encore elle ici qui parle le plus fort,
la vie - et non le perroquet sauvé de quel
déluge et qui cherche un rameau et s'étonne
que le vieux monde lui résiste - elle
qui donne son dernier gala parmi les plaies,
la belle offerte aux aveugles que nous sommes,
toujours quêtant ailleurs plus loin son souffle
et ses couleurs et nous perdant derrière
l'horizon, là, au bout de la mer où sombrent
les bateaux; elle que voici opulente
et livrée nue au furieux désir
de la baiser longuement sur la bouche
quand déjà le regret nous poisse jusqu'aux yeux.
|
-
voetnoot*
-
Guy Goffette debuteerde in 1983 met Solo d'ombres. De hier vertaalde drie gedichten uit het reeksje ‘Parties de chasse en Hollande (D'après des natures mortes)’ zijn afkomstig uit de bundel Le Pêcheur d'eau, die in 1995 verscheen bij Gallimard.
|