De Tweede Ronde. Jaargang 18
(1997)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 157]
| |
Vijf gedichten
| |
Les facturesCe matin, le facteur
m'apporte, par recommandé, quatre factures.
Je paierai l'impôt sur ma naissance,
qui est un demi-luxe: j'en conviens.
Je paierai aussi celle qui couvre
le choix de ma biographie:
après tout, j'aurais dû
laisser la place à quelqu'un d'autre
et me choisir une plus belle époque.
La troisième facture me fait mal:
tout un litre de sang par poème,
moi qui refuse d'en être l'auteur!
Et je déchire la dernière:
mes funérailles, je les veux gratuites.
Le mille-pattes, le glaïeul,
le silex gris et la rosée
s'en chargeront.
| |
[pagina 158]
| |
Portret van de schrijver als keverIk heb zo'n twintig, vijfentwintig keer geleefd,
en van die levens die, daar ben ik zeker van,
de burgerman volstrekt niet zouden aanstaan,
heeft eentje mij
tot nadenken gestemd.
Ik was gedurende die tijd een kever.
Ik kroop in het wilde weg rond op een bloemblad,
op een ruw voorwerp, op
de blote arm van een zeer rosse vrouw.
Zo nu en dan belandde ik in een beek.
Onmetelijk leek mij de wereld,
waarin ik duizend zoete geuren trof.
Het duizelde mij deerlijk.
Een kind heeft me gevangen: ik was blij.
Maar weldra rukte het mijn vleugels los.
Mijn leven als insect was, denk ik zo,
met zucht noch mijmering,
het minst nadelig.
| |
Portrait de l'auteur en hannetonParmi les vingt ou vingt-cinq vies que j'ai vécues
et qui, j'en suis certain, ne sauraient présenter
le moindre attrait pour les bons citoyens,
il en est une
qui m'a laissé rêveur.
J'étais ces années-là un hanneton.
Je rampais au hasard sur un pétale,
sur un objet rugueux,
sur le bras nu d'une femme très rousse.
Quelquefois je tombais dans un ruisseau.
Je ne mesurais pas le monde,
auquel je découvrais mille parfums.
J'étais lourd de vertiges.
Un enfant m'a saisi: j'en fus heureux.
Bientôt pourtant il m'arrachait les ailes.
Ma vie d'insecte a été, je crois bien,
sans soupir ni pensée,
la moins nuisible.
| |
[pagina 159]
| |
Portret van de schrijver als okapiStel dat men mij een tweede leven toebedeelt
en dat ik zelf mag kiezen.
Ik zou dan, zonder iemand in de weg te staan,
okapi kunnen worden, zo'n mak beest
dat wat van een giraf en van een zebra heeft.
Ik zou, in Afrika,
van bomen blaadjes grazen
en ik zou bang zijn voor libellen.
Ik ging tot aan de plas
wanneer het heet was.
Ik sliep, ik was verschrikkelijk gelukkig,
zonder de plicht
de zin van het geluk te bestuderen.
Ik zeg u dit:
ik zou geen vijand van de mensheid zijn
en ook niet echt haar vriend.
Dat tweede leven zou gespeend zijn van het gebrek
van het bewustzijn, van de rede.
Als ik de andere okapi's maar beviel.
| |
Portrait de l'auteur en okapiSupposez qu'on m'accorde unse seconde vie,
en me laissant le choix.
Je pourrais devenir, sans déranger personne,
un okapi, cet animal très doux
qui tient de la girafe et du zèbre, à peu près.
Je brouterais des feuilles
sous un arbre, en Afrique,
et j'aurais peur des libellules.
J'irais jusqu'à l'étang
aux heures chaudes.
Je dormirais, je serais très heureux,
sans le devoir
de me pencher sur le sens du bonheur.
Que je vous dise:
je ne serais ni l'ennemi de l'homme
ni vraiment son ami.
Cette seconde vie n'aurait pas le défaut
de la raison, de la conscience.
Il suffirait de plaire aux autres okapis.
| |
[pagina 160]
| |
De werktuigen‘Moersleutel’, ‘sikkel’,
‘breekijzer’, ‘schildersmes’ of ‘stuurstang’,
lang heb ik woorden aangezien voor instrumenten
en ze gerespecteerd als trouw huispersoneel.
Maar later zag ik in dat ze beschikten over
een eigen leven: trotse, soevereine wezens,
bestendiger dan ik,
en ik ontwikkelde zoiets als jaloezie
jegens vele van hen: ik vond ze raadselachtig,
aantrekkelijk en muzikaal.
Sindsdien zijn onze rollen omgekeerd:
ík ben het schoonmaakmiddel en de stetoscoop,
de blokschaaf en de spijker,
de stortkoker, de pleister
van de Taal, mijn meester:
een dichter, als een hond geketend
aan ieder van zijn woorden.
| |
Les instruments‘Vilebrequin’, ‘faucille’,
‘guidon’, ‘truelle’ ou ‘pince-monseigneur’,
pendant vingt ans j'ai cru que j'employais les mots,
et je les respectais en loyaux domestiques.
Plus tard, je me suis dit qu'ils avaient un destin
par eux-mêmes: des êtres fiers, indépendants,
Plus durables que moi,
et j'ai conçu comme une jalousie
pour un nombre d'entre eux: j'y voyais du mystère,
de la musique et de la grâce.
Les rôles sont désormais invertis:
c'est moi qui suis le stétoscope, le rabot,
le sparadrap, le clou,
le détergent, le vide-ordures
de mon maître, le Verbe:
un poète attaché comme un chien
à chacun de ses mots.
| |
[pagina 161]
| |
VerrijzenisVijf of zes dagen na mijn dood
vond men dat ik het zou verdienen
op aarde terug te keren.
Dat lijkt mij maar een zot idee,
maar ik wil niemand op zijn tenen trappen.
Om mijn verdiensten
als helder en oprecht poëet
werd mij de keus gelaten:
‘Wie wilt u zijn?
Boccaccio, Lord Byron,
Victor Hugo, Vergilius, Apollinaire?’
Ik ging er niet op in.
Men deed een hoger bod: ‘Wees dan
Leonardo da Vinci, Vermeer, Chardin,
of Paganini.’ Ik bewaarde het zwijgen.
‘We worden het wel eens als uw genegenheid
zou uitgaan naar Colbert, naar Richelieu,
naar Filips II of naar Napoleon.’
Pas toen zei ik: ‘U zou mij eer bewijzen
als u mij dáárnaar toe zond,
tussen rivier en lucht, op een loodrechte rots,
loeiend en sterren etend,
in de hoedanigheid van apebroodboom.’
| |
RésurrectionCinq ou six jours après ma mort,
on a jugé que je mérite
de revenir sur terre.
L'idée me paraît saugrenue,
mais je ne veux désobliger personne.
Vu mes services
de poète lucide et franc,
on m'a laissé le choix:
‘Voulez-vous être
Boccace, Lord Byron,
Victor Hugo, Virgile, Apollinaire?’
Je n'ai pas répondu.
On a surenchéri: ‘Soyez
Léonard de Vinci, Vermeer, Chardin,
Paganini.’ J'ai gardé le silence.
‘Nous nous arrangerons si votre sympathie
allait à Richelieu ou à Colbert,
à Bonaparte ou à Philippe II.’
Je dis enfin: ‘Vous me feriez honneur
en m'envoyant là-bas,
entre fleuve et azur, sur un rocher à pic,
mugissant et mangeur d'étoiles,
en qualité de baobab.’
|
|