De Tweede Ronde. Jaargang 17
(1996)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 182]
| |
Uit: Het eilandGa naar voetnoot*
| |
The Island
| |
[pagina 183]
| |
[Vervolg Nederlands]Zó lokt koraal de duiker: vonk na vonk
leidt hem naar 't karmozijn in de spelonk.
Zó prachtig schiep de Stille Zuidzee haar:
ook zój een golf, voor ieder vaartuig klaar
dat anderer vreugd naar andere stranden draagt
en nimmer treurt zolang men haar dat vraagt.
Zij was gelukkig door zichzelf te geven,
met al de wilde warmte van haar leven.
Niets leerde zij, niets had zij ooit betreurd,
niets had der dingen glorie ooit besmeurd.
Niets vreesde zij, want kwaad bleef ongeweten,
en als zij het ervoer werd het vergeten.
Zoals een vijver door een zuchtje wind
slechts even rimpelt, en zichzelf hervindt
zo werd steeds weer haar stille glans herwonnen
door nooit vermoede, nooit ontdekte bronnen.
Maar als een aardschok 't spiegelend vlak ontkleurt,
de bronnen sluit, 't najadenhol verscheurt
kruipen eerlang waar levend water was
grauwe gedrochten door een slijkmoeras.
Was dát haar voorland? Kon verandering
ook háár bedreigen met ontluistering?
Wie vallen, zijn als werelden die vallen
om heerlijk te herrijzen boven allen.
| |
[Vervolg Engels]Like coral reddening through the darken'd wave,
Which draws the diver to the crimson cave.
Such was this daughter of the southern seas,
Herself a billow in her energies,
To bear the bark of others' happiness,
Nor feel a sorrow till their joy grew less:
Her wild and warm yet faithful bosom knew
No joy like what it gave; her hopes ne'er drew
Aught from experience, that chill touchstone whose
Sad proof reduces all things from their hues:
She fear'd no ill, because she knew it not,
Or what she knew was soon - too soon - forgot:
Her smiles and tears had pass'd, as light winds pass
O'er lakes to ruffle, not destroy, their glass,
Whose depths unsearch'd, and fountains from the hill,
Restore their surface, in itself so still,
Until the earthquake tear the naiad's cave,
Root up the spring, and trample on the wave,
And crush the living waters to a mass,
The amphibious desert of the dank morass!
And must their late be hers? The eternal change
But grasps humanity with quicker range;
And they who fall but fall as worlds will fall,
To rise, if just, a spirit o'er them all.
|
|