De Tweede Ronde. Jaargang 13
(1992)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 183]
| |
Don Juan
| |
Uit: Canto 1122[regelnummer]
Laat ons nu zwijgen en een wijle rusten.
't Is heerlijk om te horen hoe het lied
Der gondeliers, dat reeds de afstand suste,
Daar tussen maan en water nadervliedt.
't Is heerlijk als aan nevelige kusten
De regenboog zijn schone kleuren biedt;
Heerlijk de avondsterre te zien gloren,
De nachtwind in de bladeren te horen.
| |
[Engels]We'll talk of that anon. 'Tis sweet to hear
At midnight on the blue and moonlit deep
The song and oar of Adria's gondolier,
By distance mellowed, o'er the waters sweep.
'Tis sweet to see the evening star appear;
'Tis sweet to listen as the nightwinds creep
From leaf to leaf. 'Tis sweet to view on high
The rainbow, based on ocean, span the sky.
| |
[pagina 184]
| |
[Nederlands]123[regelnummer]
't Is heerlijk om, vermoeid bij huis gekomen,
De hond te horen blaffen, immer weer;
't Is heerlijk om te worden waargenomen
Door blijde ogen bij die wederkeer.
't Is heerlijk om tevreden weg te dromen
Bij ruisend water; door gekwinkeleer
Gewekt te worden; heerlijk zijn de wijsjes
Van eerste kinderpraat, gelach van meisjes.
124[regelnummer]
Ook heerlijk is de oogst, als purp'ren druiven
Bacchantisch overvloedig zijn geplet;
En heerlijk is de vlucht van stadse fuiven
Naar onbedorven landelijke pret.
De vrek zit heerlijk bij zijn goud te gnuiven,
De jonge vader bij het kinderbed.
Iets heerlijks is ook wraak, vooral voor vrouwen,
Prijsgeld voor zeelui, oproer voor rabauwen.
125[regelnummer]
't Is heerlijk ook te erven, overheerlijk
Te horen van de dood van een verwant
Van hoge leeftijd, die ons al te deerlijk
Heeft laten wachten op zijn geld, contant,
Of op zijn landgoed, evenzeer begeerlijk;
Wij waren tegen ongeduld bestand,
Dus woekeraars staan nu in lange rissen
Te zwaaien met de schuldbekentenissen.
| |
[Engels]'Tis sweet to hear the watchdog's honest bark
Bay deep-mouthed welcome as we draw near home;
'Tis sweet to know there is an eye will mark
Our coming and look brighter when we come.
'Tis sweet to be awakened by the lark
Or lulled by falling waters; sweet the hum
Of bees, the voice of girls, the song of birds,
The lisp of children and their earliest words.
Sweet is the vintage, when the showering grapes
In bacchanal profusion reel to earth,
Purple and gushing. Sweet are our escapes
From civic revelry to rural mirth.
Sweet to the miser are his glittering heaps.
Sweet to the father is his first-bom's birth.
Sweet is revenge, especially to women,
Pillage to soldiers, prize money to seamen.
Sweet is a legacy, and passing sweet
The unexpected death of some old lady
Or gentleman of seventy years complete,
Who've made ‘us youth’ wait too, too long already
For an estate or cash or country-seat,
Still breaking, but with stamina so steady
That all the Israelites are fit to mob its
Next owner for their double-damned post-obits.
| |
[pagina 185]
| |
[Nederlands]126[regelnummer]
't Is heerlijk, hoe dan ook, een krans te winnen
Met bloed of inkt; en heerlijk lange strijd
Uiteindelijk te schikken in der minne;
En soms is 't heerlijk om een flauwiteit
Een hooglopende ruzie te beginnen;
Heerlijk te zwelgen in liefdadigheid;
Een plek uit een persoonlijke legende
Terug te zien, schoon men ons niet meer kende.
127[regelnummer]
Doch heerlijker dan al wat ik verkondde
Is eerste liefde, heftig en vol vuur.
De boom der kennis wordt erdoor geschonden,
De sterveling kent daarna rust noch duur.
Niets schoner dan die ambrozijnen zonde
Wordt ons geschonken tot ons laatste uur,
Een zonde als het vuur dat onverholen
Prometheus uit de hemel heeft gestolen.
| |
[Engels]But sweeter than all this, than these, than all
Is first and passionate love. It stands alone,
Like Adam's recollection of his fall.
The tree of knowledge has been plucked; all's known,
And life yields nothing further to recall
Worthy of this ambrosial sin, so shown
No doubt in fable as the unforgiven
Fire which Prometheus filched for us from heaven.
'Tis sweet to win, no matter how, one's laurels
By blood or ink. 'Tis sweet to put an end
To strife; 'tis sometimes sweet to have our quarrels,
Particularly with a tiresome friend.
Sweet is old wine in bottles, ale in barrels.
Dear is the helpless creature we defend
Against the world; and dear the schoolboy spot
We ne'er forget, though there we are forgot.
| |
[pagina 186]
| |
[Nederlands]215[regelnummer]
Niet meer, niet meer, mijn hart, ach nimmer meer
Kunt gij mijn wereld zijn of mijn heelal!
Eertijds mijn middelpunt, nu perifeer
Maakt gij de aard niet meer tot tranendal
Of paradijs: het droombeeld keert niet weer
En gij bent hard en kil als bergkristal.
Gezond verstand heeft uw plaats ingenomen;
De hemel weet hoe dat zo is gekomen.
216[regelnummer]
Geen liefde meer voor mij, ik zweer u: geen
Betovering van meisje, echtvriendin
Ofweeuw zal mij nog knechten als voorheen.
Kortom, 't is tijd dat ik opnieuw begin;
Mijn wereld van verwachting viel uiteen,
't Gebruik van te veel wijn is evenmin
Gezond; als ondeugd van bejaarde heren
Zal ik de hebzucht moeten praktizeren.
217[regelnummer]
Eerzucht was mijn idool, door mij verzaakt
Toen ik alleen Genot en Smart aanbad;
Hun beider invloed heeft mij diep geraakt
Bij alles wat sindsdien heeft plaatsgehad.
Met Broeder Bacon thans de zucht geslaakt
‘Tijd is, Tijd was, Tijd is geweest’: een schat
Is 't goud der jeugd, die ik eertijds beleefde
Toen 't hart naar minnen, 't hoofd naar dichten streefde.
| |
[Engels]No more - no more - Oh! never more, my heart,
Canst thou be my sole world, my universe!
Once all in all, but now a thing apart,
Thou canst not be my blessing or my curse:
The illusion's gone for ever, and thou art
Insensible, I trust, but none the worse,
And in thy stead I've got a deal of judgement,
Though heaven knows how it ever found a lodgment.
My days of love are over; me no more
The charms of maid, wife, and still less of widow
Can make me fool of which they made before,
In short, I must not lead the life I did do;
The credulous hope of mutual minds is o'er,
The copious use of claret is forbid too,
So for a good old-gentlemanly vice,
I think I must take up with avarice
Ambition was my idol, which was broken
Before the shrines of Sorrow and of Pleasure;
And the two last have left me many a token
O'er which reflection may be made at leisure;
Now, like Friar Bacon's brazen head, I've spoken,
‘Time is, Time was, Time's past’: a chymic treasure
Is glittering youth, which I have spent betimes-
My heart in passion and my head on rhymes.
| |
[pagina 187]
| |
[Nederlands]218[regelnummer]
Waartoe dient roem? Wat is het dat ons drijft
Papier te vullen met ons zacht geweld?
Een berg beklimmen die verborgen blijft,
Dat is het, met zijn top in 't wolkenveld.
Want daarvoor spreekt en preekt de mens, en schrijft
En waakt de dichter 's nachts, en doodt de held:
Om, als zij zelf tot stof al zijn vergaan
In standbeeld of portret nog te bestaan.
| |
[Engels]What is the end of fame? 'tis but to fill
A certain portion of uncertain paper:
Some liken it to climbing up a hill,
Whose summit, like all hills, is lost in vapour,
For this men write, speak, preach, and heroes kill,
And bards burn what they call their ‘midnight taper’,
To have, when the original is dust,
A name, a wretched picture and worse bust.
| |
[pagina 188]
| |
Uit: Canto 3
| |
[Engels]Hail, Muse! etcaetera. We left Juan sleeping,
Pillow'd upon a fair and happy breast,
And watch'd by eyes that never yet knew weeping,
And loved by a young heart, too deeply blessed
To feel the poison through her spirit creeping,
Or know who rested there, a foe to rest,
Had soil'd the current of her sinless years,
And turn'd her pure heart's purest blood to tears!
Oh Love! what is it in this world of ours
Which makes it fatal to be loved? Ah why
With cypress branches hast thou wreathed thy bowers,
And made thy best interpreter a sigh?
those who dote on odours pluck the flowers,
and place them on their breast - but place to die -
Thus the frail beings we would fondly cherish
Are laid within our bosoms but to perish.
In her first passion woman loves her lover,
In all the others all she loves is love,
Which grows a habit she ne'er get over,
And fits her loosely like an easy glove,
As you may find, whene'er you like to prove her:
One man alone at first het heart can move:
She then prefers him in the plural number,
Not finding that the additions much encumber.
| |
[pagina 189]
| |
[Nederlands]4[regelnummer]
Of men nu hem of haar de schuld wil geven,
Eén ding staat vast: ieder jong meisje haakt
(Wanneer ze niet in 't klooster wordt gedreven)
Naar een galant bij wie ze liefde smaakt.
Het is de eerste liefde in haar leven
Die haar gevoelig hart het diepste raakt.
Men zegt dat er ook zijn die het met geen doen,
Maar geen die 't heeft gedaan blijft het met één doen.
5[regelnummer]
Het moet een triest en tragisch teken zijn
Van wat ons zwak gemoed aan kwaad kan baren
Dat huwelijk en liefde, zij 't in schijn
Zo één, zich toch maar zelden laten paren.
't Huwelijk uit liefde, als azijn uit wijn,
Is maar een zure drank die met de jaren
De smaak verloor die alles overstijgt,
En een goedkoop keukenaroma krijgt.
6[regelnummer]
Er is in liefde iets dat zoekt te scheiden,
Alsof haar nú haar eigen toekomst haat;
Men kan zich met gevlei een tijd misleiden,
Totdat de harde waarheid daagt, te laat.
De wanhoop is niet langer te vermijden
Wanneer men 't zelfde anders noemen gaat.
Zo heeft een vrouw haar minnaars hartstocht lief,
Maar haar mans passie noemt zij possessief.
| |
[Engels]I know not if the fault be men's or theirs;
But one thing 's pretty sure; a woman planted
(Unless at once she plunge for lifw in prayers)
After a decent time must be gallanted;
Although, no doubt, her first of love affairs
Is that to which her heart is wholly granted;
Yet there are some, they say, who have had none,
But those who have ne'er end with only one.
'T is melancholy, and a fearfull sign
Of human frailty, folly, also crime
That love and marriage rarely can combine,
Although they both are bom in the same clime;
Marriage from love, like vinigar from wine -
A sad, sour, sober beverage - by time
Is sharpen'd from its high celestial flavour,
Down to a very homely household savour.
There's something of antipathy, as 't were,
Between their present and their future state;
A kind of flattery that's hardly fair
Is used until the truth arrives too late
Yet what can people do, except despair?
The same things change their names at such a rate;
For instance, passion in a lover 's glorious,
But in a husband is pronounced uxorious.
| |
[pagina 190]
| |
[Nederlands]7[regelnummer]
Een man denkt soms dat hartstocht hem verzwakt.
Teveel aan liefde lijkt hem te generen
(Heel zelden maar); dan toont hij zich geknakt:
't Valt hard steeds weer hetzelfde te begeren.
En toch, 't staat zwart op wit in het contract:
Elk bindt zich tot de ander zal kreperen.
Hoe droef! De partner sterft waaraan je hart
Verpand was en je personeel draagt zwart.
8[regelnummer]
De haardgod is 't door wie elk huis bewaakt wordt,
Toch gaat de ware hartstocht eraan stuk;
Romans verhalen graag hoe 't hof gemaakt wordt,
Maar zijn terughoudend over 't huwelijk.
Elk kirrend echtpaar weet dat het gelaakt wordt;
Schroom past de kus van 't echtelijk geluk.
Ging Laura als Petrarca's vrouw door 't leven,
Dan had hij die sonnetten nooit geschreven.
9[regelnummer]
Elke tragedie eindigt met geweld,
Elk blijspel met dat zij elkander krijgen;
Hoe 't verder gaat wordt liever niet verteld,
Daarover, weet de schrijver, moet hij zwijgen.
Want anders wordt de held tot antiheld,
Waarna 't publiek tot boegeroep zou neigen.
Hij zwicht graag voor de priester en zijn amen,
En zegt geen woord meer over Dood of Dame.
| |
[Engels]Men grow ashamed of being so very fond;
They sometimes also get a little tired
(But that, of course, is rare), and dien despond:
The same things cannot always be admired,
Yet 't is ‘so nominated in the bond,’
That both are tied till one shall have expired.
Sad thought! to lose the spouse that was adorning
Our days, and put one's servants into mourning.
There's doubdess something in domestic doings
Which forms, in fact, true love's antithesis;
Romances paint at full length people's wooings,
But only give a bust of marriages;
For no one cares for matrimonial cooings,
There's nothing wrong in a connubial kiss:
Think you, if Laura had been Petrarch's wife,
He would have written sonnets all his life?
All tragedies are finished by a death,
All comedies are ended by a marriage;
The future states of both ate left to faith,
For authors fear description might disparage
The worlds to come of both, or fall beneath,
And then both worlds would punish their miscarriage;
So leaving each their priest and prayer-book ready,
They say no more of Death or of the Lady.
| |
[pagina 191]
| |
[Nederlands]10[regelnummer]
Er zijn slechts, bij mijn weten, twee poëten
Van hemel, hel en huwelijk; het zijn
Dante en Milton: als die twee zich kweten
Van huwelijksplichten gaf het enkel pijn;
Hun teeltkeus heeft hen levenslang gespeten
(Van grote onmin is 't begin soms klein);
Maar Miltons vrouw stond niet model voor Eva,
Noch schetste Dante Beatrijs naar 't leven.
11[regelnummer]
Men zegt dat Beatrijs bij Dante voor
Geen vrouw stond, maar voer was voor theologen;
Al past mij hier geen oordeel, ik behoor
Tot hen die zeggen: uit de duim gezogen.
Behalve als zo'n commentator door
Betoogtrant overtuigt, wordt men belogen.
Ik denk dat Dantes duistere zang veeleer de
Hogere rekenkunst personifieerde.
12[regelnummer]
Haidée en Juan waren bepaald geen echtpaar;
Dat lag aan hen, mijn kuise lezer: dáár
Past geen verwijt aan mij: u vindt het slecht, maar
Als 't u bezwaarlijk lijkt, is 't úw bezwaar.
Dus wenst u ze getrouwd, dan sluit u, echt waar,
Liever dit boek over mijn zondig paar,
Of u wordt door de afloop zwaar ontregeld;
Lees nooit van liefde door geen wet bezegeld.
| |
[Engels]The only two that in my recollection
Have sung of heaven and hell, or marriage, are
Dante and Milton, and of both the affection
Was hapless in their nuptials, for some bar
Of fault or temper ruin'd the connexion
(Such things, in fact, it don't ask much to mar);
But Dante's Beatrice and Milton's Eve
Were not drawn from their spouses, you conceive.
Some persons say that Dante meant theology
By Beatrice, and not a mistress. I
Although my opinion may require apology,
Deem this a commentator's phantasy,
Unless indeed it was from his own knowledge he
Decided thus, and show'd good reason why:
I think that Dante's more abstruse ecstatics
Meant to personify the mathemetics.
Haidée and Juan were not married, but
The fault was theirs, not mine: it is not fair,
Chaste reader, then, in any way to put
The blame on me, unless you wish they were;
Then if you 'd have them wedded, please to shut
The book which treats of this erroneous pair,
Before the consequences grow too awful;
'T is dangerous to read of loves un lawful.
| |
[pagina 192]
| |
De eilanden van Griekenland
| |
[Engels]The Isles of Greece, the isles of Greece!
Where burning Sappho loved and sung,
Where grew the arts of war and peace,
Where Delos rose, and Phoebus sprung!
Eternal summer gilds them yet,
But all, except their sun, is set.
The Scian and Teian muse,
The hero's harp, the lover's lute,
Have found the fame your shores refuse:
Their place of birth alone is mute
To sounds which echo further wesr
Than your sires' ‘Islands of the Blest.’
| |
[pagina 193]
| |
[Nederlands]3[regelnummer]
De bergen zien op Marathon,
En Marathon ziet uit op zee.
Dat Griekenland weer vrij zijn kon,
Zo nam een uur mijn droom mij mee.
Want staande op het Perzengraf,
Stond slaaf-zijn verre van mij af.
4[regelnummer]
Een koning op een hoge rots
Keek neer op 't eiland Salamis.
Duizenden schepen, dacht hij trots,
Vol krijgsvolk dat het mijne is!
Hij telde ze bij dageraad,
Maar waar waren ze 's avonds laat?
Waar zijn ze toch? En waar bent u,
Mijn land? Op uw stemloze kust
Zijn heldenzangen toonloos nu,
En heldenborsten uitgeblust!
En klinkt uw lier, ooit goddelijk,
In míjn hand niet bespottelijk?
't Zegt íets dat, bij gebrek aan faam,
Gehecht aan dit gekluisterd volk,
Ik mij zo patriottisch schaam,
Zelfs als ik zing, dat ik bewolk.
Wat moet een dichter hiermee aan?
Voor 't volk een blos, voor 't land een traan.
7[regelnummer]
Maar moet die grootse tijd betreurd,
Schaamrood om 't bloed der vaderen?
Doe, aarde, uit uw borst gescheurd,
Een paar Spartanen naderen!
Met drie van die driehonderd mee
Komt er een nieuw Thermopylae!
| |
[Engels]The mountains look on Marathon
And Marathon looks on the sea;
And musing there an hour alone,
I dream'd that Greece might still be free;
For standing on the Persian's grave,
I could not deem myself a slave.
A king sate on the rocky brow
Which looks o'er sea-born Salamis;
And ships, by thousands, lay below,
And men in nations - all were his!
He counted them at break of day,
And when the sun set where were they!
And were are they; and where art thou,
My country; On thy voiceless shore
The heroic lay is tuneless now,
The heroic bosom beats no more!
And must thy lyre, so long divine,
Degenerate into hands like mine?
'T is something, in the dearth of fame,
Though link'd among a fetter'd race,
To feel at least a patriot's shame,
Even as I sing, suffuse my face;
For what is left the poet here;
For Greeks a blush, for Greece a tear.
Must we but weep o'er days more blest?
Must we but blush? Our fathers bled
Earth! render back from out thy breast
A remnant of our Spartan dead!
Of the three hundred grant but three,
To make a new Thermopylae!
| |
[pagina 194]
| |
[Nederlands]8[regelnummer]
Wat, nòg steeds stil? Niks niemendal?
Maar nee! Gemurmel uit de dood
Ruist als een verre waterval
En antwoordt: ‘Laat één tijdgenoot,
Opstaan, slechts één - wij zijn weerom!’
Maar al wie leeft, die houdt zich stom.
9[regelnummer]
Vergeefs - speel maar een ander lied
Bij bekers Samos-wijn. Ontkurk!
Zorg dat u Scio's bloed vergiet,
en laat de strijd maar aan de Turk!
Hoor, zulk verachtelijk bravoer
Beantwoordt elke drinkebroer.
10[regelnummer]
De Pyrrhus-dans is niet passé;
Waar is de Pyrrhus-falanx dan?
Waarom vergeet u van die twee
De meest gepaste voor een man?
U kreeg van Cadmus 't alfabet;
Heeft hij dat slaven voorgezet?
11[regelnummer]
Zorg dat u Samos-wijn vergiet!
Het voorgaande was geen succes.
Anacreon zong zó zijn lied.
Wel diende hij Polycrates,
Maar toen was iedere despoot
Tenminste onze landgenoot.
12[regelnummer]
De Chersonesische tiran
Was vrijheids meest geduchte vriend.
Miltiades was deze man.
O dat het heden ons toch dient
Met nog een dergelijke despoot,
Die ons zo stevig samensloot!
| |
[Engels]What, silent still? and silent all?
Ah! no; the voices of the dead
Sound like a distant torrent's fall,
And answer, ‘Let one living head,
But one arise, we come, we come!’
'T is but the living who are dumb.
In vain - in vain: strike other chords;
Fill high the cup with Samian wine!
Leave battles to the Turkish hordes,
And shed the blood of Scio's vine!
Hark! rising to the ignoble call
How answers each bold Bacchanal!
You have the Pyrrhic dance as yet;
Where is the Pyrrhic phalanx gone?
Of two such lessons, why forget
The nobler and the manlier one?
You have the leners Cadmus gave
Think ye he meant them for a slave?
Fill high the bowl with Samian wine!
We will not think of themes like these!
It made Anacreon's song divine:
He served but served Polycrates,
A tyrant; but our masters then
Were still, at least, our countrymen.
The tyrant of the Chersonese
Was freedom's best and bravest friend;
That tyrant was Miltiades!
Oh! that the present hour would lend
Another despot of die kind!
Such chains as his were sure to bind.
| |
[pagina 195]
| |
[Nederlands]13[regelnummer]
Schenk vol de kelk met Samos-wijn!
Op Parga's kust en Suli's rots
Bestaat de nazaat van de lijn
Van Dorische oermoedertrots.
Misschien dat daar wordt uitgebroed
Wat zaad met Heracleïsch bloed.
14[regelnummer]
Geef vrijheid niet de Frank in pacht;
Hun koning is een sjacheraar.
In eigen zwaard en troepenmacht
Schuilt hoop op moed, uitsluitend daar.
Maar Turks geweld, Latijns bedrog
Doorbreekt uw schild, hoe breed ook, tòch.
Schenk vol de kelk met Samos-wijn!
De meisjes dansen rond de boom.
Ik zie hun zwarte ogenschijn,
Maar houd mijn tranen niet in toom,
Want elke maagd, zo mooi van borst,
Lest later van een slaafde dorst.
16[regelnummer]
Zet op Kaap Sounion mij neer,
Dat slechts de zee en ik verstaan
Ons wederzijds gemurmureer.
Daar sterf ik zingend als een zwaan.
Nooit wordt een land van slaven mijn -
Gooi stuk die beker Samos-wijn
| |
[Engels]Fill high the bowl with Samian wine!
On Suli's rock, and Parga's shore,
Exists the remnant of a line
Such as the Doric mothers bore;
And there, perhaps, some seed is sown,
The Heracleidan blood might own.
Trust not for freedom to the Franks -
They have a king who buys and sells;
In native swords, and native ranks,
The only hope of courage dwells:
But Turkish force, and Latin fraud,
Would break your shield, however broad.
Fill high the bowl with Samian wine!
Our virgins dance beneath the shade
I see their glorious black eyes shine;
But gazing on each glowing maid,
My own the burning tear-drop laves,
To think such breasts must suckle slaves.
Place me on Sunium's marble steep,
Where nothing, save the waves and I,
May hear our mutual murmurs sweep;
There, swan-like, let me sing and die:
A land of slaves shall ne'er be mine -
Dash down yon cup of Samian wine!
| |
[pagina 196]
| |
Uit: Canto 9
| |
[Engels]What a strange thing is man! and what a stranger
Is woman! What a whirlwind is her head,
And what a whirlpool full of depth and danger
Is all the rest about her! Whether wed,
Or widow, maid, or mother, she can change her
Mind like the wind: whatever she has said
Or done, is light to what she 'll say or do;
The oldest thing on record, and yet new!
Her majesty look'd down, the youth look'd up
And so they fell in love; she with his face,
His grace, his God-knows-what: for Cupid's cup
With the first draught intoxicates apace,
A quintessential laudanum or ‘black drop,’
Which makes one drunk at once, without the base
Expedient of full bumpers; for the eye
In love drinks all life's fountains (save tears) dry.
He, on the other hand, if not in love,
Fell into that no less imperious passion,
Self-love which, when some sort of thing above
Ourselves, a singer, dancer, much in fashion,
Or duchess, princess, empress, ‘deigns to prove’
('T is Pope's phrase) a great longing, though a rash one,
For one especial person out of many,
Makes us believe ourselves as good as any.
| |
[pagina 197]
| |
[Nederlands]74[regelnummer]
Naast vele soorten liefde - de platonische,
Die van de sentimenten, die van God,
En die van echtparen (hier rijmt ‘ironische’;
De oude sleepboot rijm trekt verzen vlot
Tegen de rede in, want het eufonische
Wordt door de rede telkens weer beknot) -
Naast al wat zich als liefde wil verbloemen
Is er 't verschijnsel dat wij zinnen noemen -
75[regelnummer]
Beroering en ontroering binnenin
Ons lichaam, dat dan uit zijn kooi wil treden
En zich vermengen wil met een godin -
Want dat is elke vrouw, door ons aanbeden.
Wat is het mooi, dat allereerst begin,
Die koorts die aan het naderhand geleden
Verlies voorafgaat - vreemde toverij!
Merkwaardig toch, zo'n ziel bekleed met klei!
77[regelnummer]
Maar kom, geen analyse. Aan het hof
Ging het als volgt: de Keizerin bekoord,
Juan vereerd dat zij hem liefhad, of
Begeerde. Wat is hier het juiste woord?
De twee zijn zo vermengd met 's mensens stof
Dat aan het ene denkt wie 't andere hoort.
In dezen was de Heerseres der Russen
Niet beter dan haar ordinairste zussen.
| |
[Engels]Besides Platonic love, besides the love
Of God, the love of sentiment, the loving
Of faithfull pairs (I needs must rhyme with dove,
That good old steam-boat, which keeps verses moving
'Gainst reason - Reason ne'er was hand-and-glove
With rhyme, but always leant less to improving
The sound than sense) besides all these pretences
To love, there are those things which words name senses;
Those movements, those improvements in our bodies
Which make all bodies anxious to get out
Of their own sand-pits, to mix with a goddess,
For such all women are at first no doubt.
How beautiful that moment! and how odd is
That fever which precedes the languid rout
Of our sensations! What a curious way
The whole thing is of clothing souls in clay!
Well, we won't analyse - our story must
Tell for itself: The sovereign was smitten,
Juan much flatter'd by her love or lust;
I cannot stop to alter words once written,
And the two are so mix'd with human dust,
That he who names one, both perchance may hit on:
But in such matters Russia's mighty empress
Behaved no better than a common sempstress.
|
|