De Tweede Ronde. Jaargang 12

[p. 155]

Venetië
Günter Kunert
(Vertaling W. Hogendoorn)

I

Straaljagerdonder boven de lagune.
Schrik - de bronzen paarden steigerend op het dak
in eeuwige waanzin verstard
de ogen opengesperd en blind
herkennen je niet.
Ga naar de bruggen, jouw levenswerk
is ze stuk voor stuk over te lopen
een keer van deze en een keer van deze kant

Telkens is de wereld anders

Maar vergeet je schaduw niet
zij reikt omlaag tot in 't water
waar onder ondoorzichtig vuilnis
de stroming haar wegspoelt. Geen nog
zingt bij dat wankele varen
een ceremonie doelloos
en te vaak herhaald.

In het hotel om de hoek huist een man
Dostojewski geheten of
is reeds vertrokken of reeds
opnieuw aangekomen.

De oude paleizen
vreet onze contemporaine adem aan
zodat we ze niet kunnen bewonen
hoe teer ook de toeleg.
Verbrokkelen zou onze greep
de steen
en alle meetkundes zouden inzinken

zo geruisloos zo verwacht

Venedig I

Düsendonner über der Lagune.
Auf dem Dach die Bronzegäaule schreckgebäumt
im ewigen Wahnsinn erstarrt
die Augen aufgerissen und blind
erkennen dich nicht.
Zieh zu den Brücken und als dein Lebenswerk
überquere jede
einmal von dieser und einmal von dieser Seite

Jedesmal ist die Welt anders

Aber vergiß deinen Schatten nicht
er reicht bis ins Wasser hinab
wo unter undurchsichtigem Schmutz
die Strömung ihn wegspült. Keiner mehr
singt während der schwankenden Fahrt
eine Zeremonie ohne Ziel
und zu oft wiederholt.

Im Hotel um die Ecke haust ein Mann
namens Dostojewski oder
ist bereits abgereist oder bereits
wieder angekommen.

Die alten Paläste
zerfrißt unser zeitgenössischer Atem
so daß wir sie nicht bewohnen können
trotz inniger Absicht.
Zerbröckeln würde unser Zugriff
den Stein
und alle Geometrien sänken meinander

wie lautlos wie erwartet.

[p. 156]

II

Na de ondergang van Venetië
zullen ze zeggen
(je weet wel wie)
er is nooit een stad
op een lagune geweest

Allemaal fabels

En wie dan Byzantium overviel
dat waren de Duitsers
als vanouds
(Frankische ridders per parachute)
Legenden beschrijven
een verzonnen plaats
Het is een begrip
voor een gekanaliseerd complex
doch na enige tijd
aan de horizon van het vergeten
duiken de koepels van San Marco op
het Dogenpaleis
de piazzetta met de twee zuilen nochtans
en
de gevangenissen raken vol
met mensen die menen
op het Canal Grande gevaren
te hebben.

Venedig II

Nach dem Untergang Venedigs
werden sie sagen
(ihr wißt schon wer)
es hat nie eine Stadt
auf einer Lagune gegeben

Alles Erfindung

Und wer da Byzanz überfiel
das waren die Deutschen
wie von jeher
(Fränkische Ritter am Fallschirm)
Legenden beschreiben
einen erdachten Ort
Es ist ein Begriff
für eine kanalisierte Anlage
doch nach einiger Zeit
am Horizont des Vergessens
tauchen die Kuppeln von San Marco auf
der Dogenpalast

die Piazetta mit den zwei Säulen trotzden
und
die Gefängnisse füllen sich
mit Leuten die glauben
auf dem Canale Grande gefahren
zu sein.

[p. 157]

III

Een zware stroom lucht
door de verouderende bouw.
Verstikkingsziekte
in het witte licht der lamp
van wit glas uit Murano.
Een eiland bij Venetië.
Onder de arcaden van de Piazza San Marco
bijeenzitten met een onzichtbare.
Hij heet Marcel en reeds als knaap
van het eerste deel wilde uit Swann's wereld
hij hierheen.

Maar wat zoeken wij
in deze mooiste salon van Europa
(definitie N. Bonaparte), waar elke tijd
sinds langere tijd in de stilstaande geschiedenis
verdwijnt.
Spoorloos.
Dat wordt per uur verkondigd
van de toren, zo luid dat hoog onder
zijn spits op de galerij
de schepselen Gods ter grootte
van onze pinknagel
de muiltjes opensperren en
de handjes tegen de hoofdjes drukken.
Door klokslagen gefolterd.
Wat zouden zij nu niet geven voor een kamertje
van kurk.

De dichte mengeling van daken, door water
omringd, dat zien zij, terwijl zij
over ons heenzien. Want naar waarheid aanwezig
zijn wij steeds ergens anders.
In plaats van een waspop schermt
de eigen adem het gehoor af. Wij zijn gespitst
op het geruis van ons lijden, dat
ons vreemd voorkomt. Als de tonen
van een in zee verzinkende stad

Venedig III

Ein schwerer Luftzug
durch die alternde Konstruktion.
Qual des Erstickens
im weißen Licht der Lampe
aus weißem Glas aus Murano.
Eine Insel nahe Venedig.
Unter den Arkaden der Piazza San Marco
zusammensitzen mit einem Unsichtbaren.
Er heißt Marcel und schon als Knabe
des ersten Bandes wünschte aus Swanns Welt
er sich her.

Aber was suchen wir
in diesem schönsten Salon Europas
(Definition N. Bonapartes), da jede Zeit
seit langer Zeit in der stillstehenden Historie
verschwindet.
Spurlos.
Das wird stündlich verkündet
vom Turm und so laut, daß hoch unter
seiner Spitze auf der Galerie
die Geschöpfe Gottes von der Größe
unseres kleinen Fingernagels
die Mäulchen aufsperren und
die Händchen an die Köpfchen pressen.
Von Glockenschlägen gefoltert.
Was gäben sie jetzt nicht für eine Kammer
aus Kork.

Das dichte Gemengsel von Dächern, von Wasser
umrundet, das sehen sie, indem sie
über uns wegsehen. Denn wahrhaft anwesend

sind wir immer woanders.
Statt eines wächsernen Pfropfens, schirmt
der eigene Atem das Gehör ab. Wir lauschen
auf das Geräusch unseres Leidens, das
uns fremd vorkommt. Wie die Töne
einer im Meer versinkenden Stadt.

[p. 158]

IV

Het kanaal tussen de gevels
van paleizen
al totaal verbleekt
doodse deuren en vensters
staren naar onvervloeibaar water
overwelfd door drie bruggen
van verschillende hoogte.

Maar alles is verlaten,

Zoals niemand het ooit gezien heeft
behalve de fotograaf.

De perspectieven
vluchtend voor de toeschouwer
naar achter, een niets in

Meetkundige metafoor
die ook voor alle steden van onze tijd
op een moment dat de aandacht ontbreekt
onverwachts is opgegaan.

Venedig IV

Der Kanal zwischen Fassaden
von Palästen
schon ganz und gar verblaßt
Leblose Türen und Fenster
starren auf unverfließbares Wasser
überwölbt von drei Brücken
in unterschiedlicher Höhe.

Aber alles ist menschenleer

Wie niemand es je gesehen
außer dem Fotografen

Die Perspektiven
auf der Flucht vom Betrachter
nach hinten in ein Nichts

Geometrische Metapher
die auch alle Städte unserer Gegenwart
in einem Moment mangelnden Augenmerks
unversehens betroffen hat.