De Tweede Ronde. Jaargang 12
(1991)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 138]
| |
uit: Terze Rime
| |
XIIO quanto per voi meglio si faria
Se quel che 'l Cielo ingegno alto vi diede
Riconosceste con più cortesia.
Si ch'a impiegarlo in quel che più si chiede,
Viniste, disdegnando il mondo frale,
Che quei più inganna, che gli tien più fede;
E, se lodaste pur cosa mortale,
Lasciando quel ch'è sol del senso oggetto,
Lodar quel ch'al giudicio ancor vale;
Lodar d'Adria il felice almo ricetto
Che, benchè sia terreno, ha forma vera
Di Cielo in terra a Dio caro e diletto.
Questa materia del vostro ingegno era,
E non gir poetando vanamente,
Obliando la via del ver primiera;
Senza discorrer poeticamente,
Senza usar l'hiperbolica figura,
Ch'è pur troppo bugiarda apertamente,
| |
[pagina 139]
| |
[Nederlands]Had u de ware kunst kunnen bedrijven
Door ons Venetië, dat wereldwonder,
In lovende gedichten te beschrijven.
De heerseres der zee, groots en bijzonder,
De Maagd die nooit haar reinheid heeft verloren,
Zij doet voor niets en niemand anders onder.
De moederstad waarin u bent geboren,
De plek van, God zij dank, mijn eerste schreden:
Zij dient in uw gedichten uitverkoren.
Doch u bezong het schoon van zustersteden
In verzen, omdat Amor u verblindde,
Waarin ge mij uw liefde hebt beleden.
Maar 't is Venetië die gij beminde,
Dus wil tot lof van haar u nu beperken,
De schoonste stad die men op aard kan vinden.
Venetië, wier woningen en kerken
Onaards, onwerelds op het water dromen,
Is een van 's Hemels mooiste meesterwerken.
Aan die erkenning kunt u niet ontkomen;
Ge toont een goede smaak in uw gedichten,
Maar liefde heeft u slinks het zicht ontnomen.
Uw hart, verzengd door liefdes bliksemschichten,
Omgaf uw geestesoog met dichte nevel,
Zodat uw blik zich op 't verkeerde richtte.
| |
[Italiaans]Si poteva impiegar la vostra cura
In lodando Vinegia singolare,
Meraviglia e stupor de la natura;
Questa dominatrice alta del mare,
Regal Vergine pura inviolata,
Nel mondo senza essempio e senza pare.
Questa da voi doveva esser lodata,
Vostra patria gentile, in cui nasceste,
E dov'anch'io la Dio mercè son nata.
Ma voi le meraviglie raccoglieste
D'altra città; e pure di me stessa
Quel ch'amor cieco vi dettò, diceste.
Ma tanto più Vinegia è bella d'essa
Quanto è più bel del mondo il Paradiso,
La cui beltà fu a Vinegia concessa.
In modo dal mondan tutto diviso
Il Ciel Vinegia sopra l'acque pose
Per sopranatural celeste aviso.
Questo al vostro giudicio non s'ascose,
Che de le cose più eccellenti ha gusto,
Ma poi la benda a gli occhi amor vi pose.
Dal costui foco il vostro cor combusto
Vi mandò a gli occhi de la mente il fumo
Che vi fece veder falso et non giusto.
| |
[pagina 140]
| |
[Nederlands]Toch wekt uw lofgezang bij mij geen wrevel,
Integendeel, het kan me amuseren,
Dat in zo schone taal verwoord geprevel;
Maar desondanks moet ik mij distantiëren:
Uw lof op mij lijkt me zo overdreven
Dat ik, hoewel gevleid, hem moet negeren.
Maar zo ge mij per se die eer wilt geven,
Waarom dan niet mijn moederstad bezongen,
Op haar een stage lofzang aangeheven?
Waarom verspilt u werk van pen en longen,
Terwijl u toch de plaats niet hebt geprezen
Waar rust en vreugd steeds mijn verdriet verdrongen?
Zij die de kaart des Hemels konden lezen
Zagen de Zon op vele plaatsen schijnen;
Toch wordt het oosten steeds veel eer bewezen,
Want uit die bron pleegt Phoebus te verschijnen
Om met zijn licht de mensheid te vertroosten
En 't duister van de nacht te doen verdwijnen.
Steeds als ik, zoals nu, elders verpoosde,
Al mag 'k me met de Zon niet vergelijken,
Was ons Venetië voor mij het oosten.
En daar u naar mijn gunsten wilde reiken,
Had u Venetië slechts hoeven loven
Om mij uit heimwee snel te doen bezwijken.
| |
[Italiaans]Ned io di me tai menzogne presumo
Quai voi spiegaste ben con tai maniere
Che dal modo del dir diletto assumo;
Ma non perciò conosco per non vere
Le trascendenti lodi che mi date,
Si che mi son con noia di piacere.
Ma, se pur tal di me concetto fate,
Perch'al nido ov'io nacqui non si pensa
Da voi, e 'n ciò perch'ognor nol lodate?
Perch'ad altr'opra il pensier si dispensa,
Se per voi deve un loco esser lodato
Che dia al mio spirto posa et ricompensa?
Ricercando del Ciel per ogni lato
Se ben discorre in molte parti il Sole;
Però vien l'oriente più stimato,
Perché quasi dal fonte Febo suole
Quindi spiegar il suo divino raggio,
Quando a aprir a i mortali il giorno vuole.
Così anch'io 'n questo, e in ogni altro viaggio,
Senza col Sol però paragonarmi,
Per mio oriente alma Venetia haggio.
Questa, se in piacer v'era dilettarmi,
Dovevate lodar; e con tal modo
Al mio usato soggiorno richiamarmi.
| |
[pagina 141]
| |
[Nederlands]Ik mis mijn stad, maar blijf gestaag geloven
Dat ik hier, ver van haar, mijn eigen eer dien
Als ik uw vuur voor mij voorgoed kan doven.
Maar hoe 't ook zij, u zult mij niet gauw weerzien.
| |
[Italiaans]Lunge da lei di nullo altro ben godo,
Se non ch'io spero che la mia vendetta
Dal mio vi scioglia, o leghi a l'altrui nodo.
Ma come sia, non ritornerò in fretta.
| |
XIIIGeen woorden meer maar daden, op ten strijde,
Al zou 'k het met de dood moeten bekopen,
Van deze kwelling wil ik mij bevrijden.
Uitdaging tot duel kan men dit dopen,
Hoewel ik uitgelokt werd door jouw snauwen;
Maar waarom mij tot muggeziften nopen?
Zo jij het wilt, zal ik mij graag beschouwen
Als uitgedaagd; anders aan mij de ere,
Maar op mijn voornemen kun je vertrouwen.
Jij kiest de wapens om te duelleren,
Ik kies het strijdtoneel voor onze vete;
Zo nodig mag jij beide selecteren.
Besef het kwaad dat ik je heb verweten:
Hoe trouweloos je was in liefdes plichten
En hoe verraderlijk in het vergeten.
| |
XIIINon più parole, ai fetti, in campo, a l'armi,
Ch'io voglio, risoluta di morire,
Da si grave molestia liberarmi.
Non so se 'l mio, cartel si debba dire,
In quanto do risposta provocata;
Ma perchè in rissa de' nomi venire?
Se vuoi, da te mi chiamo disfidata,
E se non, ti disfido; in ogni via
La prendo, e ogni occasion m'è grata.
Il campo o l'armi a te e legger stia,
Ch'io prenderò quel che tu lascerai;
Anzi pur ambo nel tuo arbitrio sia.
Tosto son certa che t'accorgerai
Quanto ingrato et di fede mancatore
Fosti; e quanto tradito a torto m'hai.
| |
[pagina 142]
| |
[Nederlands]En als mijn toorn voor Liefde niet wil zwichten,
Dan zal ik met mijn eigen blote handen
Je hart, nog kloppend, uit je borstkas lichten.
Je valse tong, die tot je grote schande
Mij zwartgemaakt heeft, wat mij heeft verdroten,
Ontruk ik je, gerafeld door je tanden.
Dan heb ik, hoe wanhopig ook, genoten,
Als 't leven mij door schrik niet is ontgleden,
Van 't bloed dat ik uit wraaklust heb vergoten.
En, door de moord op jou innig tevreden,
Zal 'k met hetzelfde mes mijn borst doorsteken,
Daar ik geen toekomst zie, doch slechts verleden.
Maar nu ik plannen maak om mij te wreken,
Loop jij, mijn slechte lief, het strijdperk binnen
Met wapens die jou zeer doeltreffend leken.
Kies je als slagveld, om de strijd te winnen,
De stille kamer waar wij elkaar zagen
Voor 't bitterzoet genieten van de minne?
Daar staat het brede bed waarin wij lagen,
Waarin ik jou ontving, waarin de sporen
Van hecht versmolten lijven nauw vervagen.
Geen rust meer, geen genot meer als tevoren
Vind ik nog in dat bed, bij dag, bij nachte;
In tranenstroom raak ik geheel verloren.
| |
[Italiaans]E, se non cede l'ira al troppo Amore,
Con queste proprie mani, arditamente,
Ti trarrò fuor del petto il vivo core.
La falsa lingua, ch'in mio danno mente,
Sterperò da radici, pria ben morsa
Dentro 'l palato dal suo proprio dente.
E, se mia vita in ciò non fia soccorsa,
Pur disperata prenderò in diletto
D'esser al sangue in vendetta ricorsa.
Poi col coltel medesmo il proprio petto,
De la tua occision satia e contenta,
Forse aprirò pentita de l'effetto.
Hor, mentre son al vendicarmi intenta,
Entra in steccato, amante empio e rubello,
E qualunque armi vuoi tosto appresenta.
Vuoi per campo il segreto albergo, quello
Che de l'amare mie dolcezze tante
Mi fu ministro insidioso e fello?
Hor mi si para il mio letto davante
Ov'in grembo t'accolsi, e ch'ancor l'orme
Serba de i corpi in sen l'un l'altro stante.
Per me in lui non si gode e non si dorme,
Ma 'l lagrimar de la notte e del giorno
Vien, che in fiume di pianto mi trasforme.
| |
[pagina 143]
| |
[Nederlands]Diezelfde kamer, waar ik jou verwachtte,
Het liefdesnestje van mijn zoetste dromen,
Waar ik nu kreten slaak en jammerklachten,
Die kies je uit om tot de strijd te komen,
Opdat je roep ontrouw te zijn, perfide,
Hier stil gesmoord, niet verder wordt vernomen.
Het blanke wapen dat je mij komt bieden
Neem ik graag van je aan te mijnen nutte,
Mits het trefzeker is, sterk en solide.
Geen harnas mag de blote borst beschutten,
Opdat zij, open voor fatale wonden,
De waarden toont die het karakter stutten.
Geen ander mag zich mengen in de ronde
Van deze strijd, die met gesloten deuren
En zonder secondant wordt aangebonden.
Dat is gewoonte, wil men zonder treuren,
Als koene ridders die voldoening schenken,
De smetten wissen die de eer besmeuren:
Om, als geen eind wil komen aan het krenken
En men de weg naar vrede niet kan vinden,
Zich beurt'lings aan elkanders bloed te drenken.
Op die manier wil ik de strijd aanbinden
En aan mijn diepst verlangen uiting geven
Naar wrange wraak op wie ik ooit beminde.
| |
[Italiaans]Ma pur questo medesimo soggiorno,
Che fu de le mie gioie amato nido,
Dov'hor sola in tormento e duol soggiorno,
Per campo eleggi, accioch'altrove il grido
Non giunga, ma qui teco resti smorto,
Del tuo inganno ver me, crudele infido.
Quell'arme, che da te mi sarà porto,
Prenderò volentier, ma più se molto
Da offender sia ben saldo e corto.
Dal petto ignudo ogni arnese sia tolto,
Al fin ch'ei disarmato a la ferita
Possa 'l valor mostrar dentro a se accolto.
Altri non s'impedisca in questa lita,
Ma da noi soli due, ad uscio chiuso,
Rimosso ogni padrin sia diffinita.
Quest'è d'arditi cavalier buon uso,
Ch'attendon senza strepito a purgarsi,
Se si senton l'honor di macchie infuso:
Così o vengon soli ad accordarsi,
O, se strada non trovano di pace,
Pon del sangue a vicenda satiarsi.
Di tal modo combatter a me piace,
E d'acerba vendetta, ne son certa,
Questa maniera serve e sodisface.
| |
[pagina 144]
| |
[Nederlands]Maar stel jij voor: laat ons elkaar vergeven,
De wapens strekken en de strijd beslechten
In bed, waar mijn aversie snel zal sneven,
Moet ik dan doorgaan met je te bevechten?
Wie tracht de regels van het spel te schenden
Verdient de naam van lafaard, en met rechte.
Als jij je met dit plan tot mij zou wenden,
Zou ik niet angstig zijn voor de gevolgen
Van wat ik als oprecht en juist erkende.
Wellicht zou ik tot in het bed je volgen,
Maar buigen zou ik niet tijdens dat treffen,
Al toonde jij je ook nog zo verbolgen.
Mijn doel is het jouw smaad te overtreffen:
Terwijl jij mij vol vuur wilt ondermijnen,
Zou ik mij vlammend boven je verheffen,
En met je sterven, aan dezelfde pijnen.
| |
[Italiaans]Ma se da te mi sia la pace offerta?
Se la via prendi, l'armi poste in terra,
A le risse d'amor del letto aperta,
Debbo continuar teco anco in guerra?
Poi che, chi non perdona altrui richiesto,
Con nota di viltà trascorre, e erra.
Quando tu meco pur venissi a questo,
Per aventura io non mi partirei
Da quel, ch'è convenevole e honesto.
Forse nel letto ancor ti seguirei
E quivi teco guerreggiando stesa
In alcun modo non ti cederei.
Per soverchiar la tua si indegna offesa
Ti verrei sopra, e nel contrasto ardita,
Scaldandoti ancor tu ne la difesa,
Teco morrei, d'egual colpo ferita.
|
|