De Tweede Ronde. Jaargang 10
(1989)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 174]
| |
Shall I die? Shall I fly?
| |
[Engels]1
Shall I die? Shall I fly
Lovers' baits and deceits,
sorrow breeding?
Shall I fend? Shall I send?
Shall I shew, and not rue
my proceeding?
In all duty her beauty
Binds me her servant for ever.
If she scorn, I mourn,
I retire to despair, joying never.
2
Yet I must vent my lust
And explain inward pain
by my love breeding.
If she smiles, she exiles
All my moan; if she frown,
all my hopes deceiving -
Suspicious doubt, O keep out,
For thou art my tormentor.
Fly away, pack away;
I will love, for hope bids me venter.
3
'Twere abuse to accuse
My fair love, ere I prove
her affection.
Therefore try! Her reply
Gives thee joy - or annoy,
or affliction.
Yet howe'er, I will bear
Her pleasure with patience, for beauty
Sure [will] not seem to blot
Her deserts, wronging him doth her duty.
| |
[pagina 175]
| |
4
Zonder toom is de droom -
doch daarbij spinnen wij
nimmer zijde -
'k Sprak met haar, 'k liep met haar,
mijn zoet lief, hartedief,
door de weiden.
Tot wij bei, zij aan zij,
ons in 't soepele gras nedervlijden
en mijn mond vond haar mond
en wij lagen omstrengeld en vrijden.
5
't Windje zoel, vol gevoel,
altemet speelde met
't vloeiend goud van haar lokken,
en ik zag 't; al die pracht
heeft mijn hoofd als verdoofd
en mijn zinnen doen schokken.
'k Was ontroerd, ja vervoerd
door die tover uit hogere sferen.
Liefde bindt en verblindt
en doet schoonheid verdwaasd aduleren.
6
Wars van 't haar welft haar klaar
voorhoofd hoog; wenkbrauwboog
zo geheel zonder rimpel,
met daaronder het wonder
van die pertige ster,
al dat preuts ooggepimpel.
Als zij lacht, maakt de macht
van haar schoonheid mij dol; 'k ben verloren,
in haar blik duizel ik
en begeer haar nog meer dan tevoren.
| |
[Engels]4
In a dream it did seem -
But alas, dreams do pass
as do shadows -
I did walk, I did talk
With my love, with my dove,
trough fair meadows.
Still we passed till at last
We sat to repose us for our pleasure.
Being set, lips met,
Arms twined, and did bind my heart's treasur
5
Gentle wind sport did find
Want only to make fly
her gold tresses.
As they shook I did look,
But her fair did impair
all my senses.
As amazed, I gazed
On more than a mortal complexion.
[Them] that love can prove
Such force in beauty's inflection.
6
Next her hair, forehead fair.
Smooth and high; next doth lie,
without wrinkle,
Her fair bows; under those,
Star-like eyes win love's prize
when they twinkle.
In her cheeks who seeks
Shall find there displayed beauty's banner;
Oh admiring desiring
Breeds, as I look still upon her.
| |
[pagina 176]
| |
7
Mondje rood, speelgenoot,
honingzoet, 't is zo goed
om te zoenen.
Haar verweer noopt nog meer.
om in 't minnen 't gewin
te klaroenen.
Zie haar kin, 'k vind daarin
zoveel zuivere schoonheid en gratie,
ook haar nek zonder vlek;
heel haar lichaam verdient admiratie.
8
Hoe volmaakt is zij naakt,
doch 't juweel blijft als deel
nog verholen.
Niets dan zoet smaak je. Doe 't,
ja dóe dat, tot haar schat
is gestolen.
Vlekkeloos, weergaloos
zoals nooit mensenoog mocht aanschouwen,
gaaf en net, zonder smet,
zij vorstin en de schoonste der vrouwen.
9
In mijn droom zonder schroom
heb ik pret, 'k zwelg er met
volle teugen.
Doch de dag maakt het, ach,
allemaal weer banaal
en tot leugen.
Juist daarom vecht ik om
deze vrouw al heel gauw plat te leggen.
Uitstel leidt steeds tot spijt,
zoals elkeen wel heeft horen zeggen.
| |
[Engels]8
A pretty bare, past compare,
Parts those plots which besots
still asunder.
It is meet naught but sweet
Should come near that so rare
'tis a wonder.
No mishape, no scape
Inferior to nature's perfection;
No blot, no spot:
She's beauty's queen in election.
9
Whilst I dreamt, I, exempt
[From] all care, seemed to share
pleasures in plenty;
But awake, care take -
For I find to my mind
pleasures scanty.
Therefore I will try
To compass my heart's chief contenting.
To delay, some say,
In such a case causeth repenting.
7
Thin lips red, fancy's fed
With all sweets when he meets,
and is granted
There to trade, and is made
Happy, sure, to endure
still undaunted.
Pretty chin doth win
Of all [the world] commendations;
Fairest neck, no speck;
All her parts merit high admirations.
|
|