De Tweede Ronde. Jaargang 7
(1986)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 174]
| |
Vertaalde poëzie
Vrouw met lauwerkrans, muurschildering (Pompeii)
In een zeer korte periode, van plm 40 v. Chr. tot plm. 10 na Chr., politiek gedomineerd door keizer Augustus, zijn in verschillende genres literaire werken geschreven die als evenzoveel hoogtepunten van de Latijnse literatuur gelden. Binnen deze periode zijn het met name de jaren twintig die een grote creativiteit te zien geven. Dan schrijft Vergilius zijn Aeneïs, publiceert Horatius zijn oden en debuteren Propertius en Tibullus als dichters van liefdeselegieën. In hetzelfde decennium werkt Livius aan zijn Geschiedenis van de Romeinse republiek. Iets jonger is Ovidius, die in zijn Autobiografie vertelt dat hij de genoemde dichters nog heeft gekend. | |
[pagina 175]
| |
Drie Carmina
| |
LXX
Nvlli se dicit mulier mea nubere malle
quam mihi, non si se Iuppiter ipse petat.
dicit: sed mulier cupido quod dicit amanti,
in uento et rapida scribere oportet aqua.
(Vertaling Peter Verstegen) | |
85Haat en liefde voel ik, en waarom weet ik niet: het gebeurt me.
't Gaat niet uit van mezelf; 't is iets dat me verscheurt!
| |
LXXXV
Odi et amo. quare id faciam, fortasse requiris
nescio, sed fieri sentio et excrucior.
(Vertaling W. Hogendoorn) | |
101Gereisd langs stromen ver en afgelegen wegen,
Broeder, kom ik bij jouw ellendig graf,
Om je als laatste eer de dodengift te geven,
Vruchteloos sprekend tot je stomme as,
Naardien, ach arme broer, het lot dat geeft en neemt,
Jou onrechtvaardig aan mij heeft ontvreemd.
Middelerwijl wat ik naar oud gebruik aan gaven
Als dodenoffer droef hier bij je stel,
Aanvaard dat, gans besproeid met broederlijke tranen,
En broeder, voor altoos, gegroet, vaarwel.
| |
CI
Mvltas per gentes et multa per aequora uectus
aduenio has miseras, frater, ad inferias,
ut te postremo donarem munere mortis
et mutam nequiquam alloquerer cinerem.
5[regelnummer]
quandoquidem fortuna mihi tete abstulit ipsum,
heu miser indigne frater adempte mihi,
nunc tamen interea haec, prisco quae more parentum
tradita sunt tristi munere ad inferias,
accipe fraterno multum manantia fletu,
10[regelnummer]
atque in perpetuum, frater, aue atque uale.
|
|