De Tweede Ronde. Jaargang 7
(1986)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 189]
| |
Twaalf gedichten
| |
[Spaans]Yo voy soñando caminos
de la tarde. ¡Las colinas
doradas, los verdes pinos,
las polvorientas encinas!...
¿Adónde el camino irá?
Yo voy cantando, viajero
a lo largo del sendero...
- La tarde cayendo está -.
‘En el corazón tenía
la espina de una pasión;
logré arrancármela un dia:
ya no siento el corazón.’
Y todo el campo un momento
se queda, mudo y sombrio,
meditando. Suena el viento
en los álamos del río.
La tarde más se oscurece;
y el camino que serpea
y débilmente blanquea,
se enturbia y desaparece.
Mi cantar vuelve a plañir:
‘Aguda espina dorada,
quién te pudiera sentir
en el corazón clavada.’
| |
[pagina 190]
| |
[Nederlands]De gestalten in het veld onder de hemel!
Twee trage ossen ploegen
op een heuvel, aanvang herfst,
en tussen de zwarte gebogen koppen
onder het zware juk,
hangt een mand van riet en brem,
die de wieg is van een kind;
en achter het span loopt
een man die zich buigt naar de aarde,
en een vrouw die in de geopende voren
het zaad strooit.
Onder een wolk van karmijn en vuur
in het vloeiende en groenige goud
van het Westen, groeien hun schaduwen tot giganten.
| |
[Spaans]¡Las figuras del campo sobre el cielo!
Dos lentos bueyes aran
en un alcor, cuando el otoño empieza,
y entre las negras testas doblegadas
bajo el pesado yugo,
pende un cesto de juncos y retama,
que es la cuna de un niño;
y tras la yunta marcha
un hombre que se inclina hacia la tierra.
y una mujer que en las abiertas zanjas
arroja la semilla.
Bajo una nube de carmín y llama,
en el oro fluido y verdinoso
del poniente, las sombras se agigantan.
| |
Aan José María Palacio(Vertaling Robert Lemm) Palacio, waarde vriend,
kleedt het voorjaar al de takken
van de peppels langs de wegen
en rivieren? Op de dorre hoogte
van de Duero toeft de lente nog,
maar als ze komt: hoe lieflijk, hoe mooi!
Hebben de oude olmen
al nieuwe blaren?
De acacia's zijn vast nog naakt
en besneeuwd de bergkammen.
Hoe schoon verheft zich de Moncayo,Ga naar voetnoot*
wit en roze tegen de hemel van Aragon!
Bloeien er bramen
tussen de grijze rotsen
en witte madeliefjes
tussen het tere gras?
| |
A José María PalacioPalacio, buen amigo,
¿está la primavera
vistiendo ya las ramas de los chopos
del río y los caminos? En la estepa
del alto Duero, primavera tarda.
¡pero es tan bella y dulce cuando llega!...
¿Tienen los viejos olmos
algunas hojas nuevas?
Aún las acacias estarán desnudas
y nevados los montes de las sierras.
¡Oh mole del Moncayo blanca y rosa.
allá, en el cielo de Aragón, tan bella!
¿Hay zarzas florecidas
entre las grises peñas.
y blancas margaritas
entre la fina hierba?
| |
[pagina 191]
| |
[Nederlands]Op die klokketorens
moet de eiber nu zijn neergestreken.
Groene graanvelden zullen er zijn
en muildieren in het bouwland
en mannen die de late akkers zaaien
met de regens van april. Doen de bijen
zich te goed aan de tijm en rozemarijn?
Staan de pruimebomen in bloei?
Zijn er nog viooltjes?
Stropers, de lokvogel voor de patrijs
onder de jas gestoken, laten zich vast
niet onbetuigd. Palacio, goede vriend,
zijn er al nachtegalen aan de oevers?
Met de eerste leliën
en de eerste rozen in de gaarden
beklimt hij op een blauwe avond de Espino,Ga naar voetnoot*
de hoge Espino waar hij vandaan komt...
(Baeza, 29 april 1913) | |
[Spaans]Por esos campanarios
ya habrán ido llegando las cigüeñas.
Habrá trigales verdes
y mulas pardas en las sementeras,
y labriegos que siembran los tardíos
con las lluvias de abril. Ya las abejas
libarán del tomillo y el romero.
¿Hay ciruelos en flor? ¿Quedan violetas?
Furtivos cazadores, los reclamos
de la perdiz bajo las capas luengas,
no faltarán. Palacio, buen amigo,
¿tienen ya ruiseñores las riberas?
Con los primeros lirios
y las primeras rosas de las huertas.
en una tarde azul, sube al Espino,
al alto Espino donde está su tierra...
Baeza, 29 de abril de 1913
| |
PortretMijn kinderjaren zijn herinneringen aan een patio in Sevilla
en een klare gaard waar de citroenboom rijpt;
mijn jeugd, twintig jaren op het land van Castilië;
mijn verleden, wat voorvallen die ik vergeten wil.
Geen verleider als Mañara,Ga naar voetnoot* geen BradomínGa naar voetnoot* ben ik geweest
- gij kent mijn nonchalante plunje immers wel -,
maar ik nam de pijl die Cupido mij bestemde
en wie mij ontvangen wilde heb ik bemind.
Door mijn aren vloeien druppels jacobijns bloed,
maar mijn verzen wellen op uit kalme bron;
en meer dan een modieus man die het om zijn leer gaat,
ben ik, in de goede zin van het woord, goed.
Ik eer de schoonheid, maar in de nieuwe school
plukte ik de oude rozen uit de hof van Ronsard;
| |
[pagina 192]
| |
ik versmaad de opschik van de laatste mode
en ik ben geen vogel voor het frivole oor.
Ik veracht de romancen van de holle tenoren
en het koor van krekels dat de maan bezingt.
Onderscheiden blijf ik de stemmen van de echo's
en van de stemmen luister ik maar naar een.
Ben ik klassiek of romantisch? Ik zou 't niet weten.
Mijn vers geef ik graag zoals de kapitein zijn zwaard:
vermaard om de man die het hanteerde,
niet om de kunde van de smid gewaardeerd.
Ik praat met de man die altijd met mij meegaat
- wie alleen praat hoopt eens met God te spreken -;
mijn monoloog is een gesprek met die kameraad
die mij het geheim van de mensenliefde leerde.
Per slot dank ík u niets; gij dankt míj wat ik schreef.
Ik doe mijn werk, met mijn geld betaal ik
het pak dat me kleedt en het huis waar ik woon,
het brood dat me voedt en het bed dat ik beslaap.
En als de dag mocht komen van de laatste reis
en het schip gaat vertrekken dat nooit wederkeert
zult gij mij aan boord vinden met weinig bagage,
bijna naakt, zoals de kinderen van de zee.
| |
RetratoMi infancia son recuerdos de un patio de Sevilla,
y un huerta claro donde madura el limonero:
mi juventud, veinte años en tierra de Castilla:
mi historia, algunos casos-que recordar no quiero.
Ni un seductor Mañara, ni un Bradomin he sido
- ya conocéis mi torpe aliña indumentario -.
mas recibí la flecha que me asignó Cupido,
y amé cuanto ellas puedan tener de hospitalario.
Hay en mis venas gotas de sangre jacobina,
pero mi verso brota de manantial sereno;
y, más que un hombre al uso que sabe su doctrina,
soy, en el buen sentido de la palabra, bueno.
Adoro la hermosura, y en la moderna estética
corté las viejas rosas del huerto de Ronsard;
mas no amo los afeites de la actual cosmética,
ni soy un ave de esas del nuevo gay-trinar.
Desdeño las romanzas de los tenores huecos
y el coro de los grillos que cantan a la luna.
A distinguir me paro las voces de los ecos.
y escucho solamente, entre las voces, una.
¿Soy clásico o romántico? No sé. Dejar quisiera
mi verso, como deja el capitán su espada:
famosa por la mano viril que la blandiera,
no por el docto oficio del forjador preciada.
Converso con el hombre que siempre va conmigo
- quien habla solo espera hablar a Dios un día -;
mi soliloquio es plática con este buen amigo
que me enseñó el secreto de la filantropía.
Y al cabo, nada os debo; debéisme cuanto he escrito.
A mi trabajo acudo, con mi dinero pago
el traje que me cubre y la mansión que habito,
el pan que me alimenta y el lecho en donde yago.
Y cuando llegue el dia del último viaje,
y esté al partir la nave que nunca ha de tornar,
me encontraréis a bordo ligero de equipaje,
casi desnudo, como los hijos de la mar.
(Vertaling Peter Verstegen) De klok sloeg twaalf... en het waren
twaalf slagen van spade op aarde...
‘Mijn tijd!’ riep ik uit... De stilte
antwoordde mij: ‘Vrees niet,
als de laatste druppel die trilt in
de waterklok valt, zie jij 't niet.
Nog vele uren slapen
op de oude oever zul jij -
en dan, op een pure ochtend,
ligt je boot aan de overzij.’
Daba el reloj las doce... y eran doer
golpes de azada en tierra...
¡Mi hora! - grité - ... El silencio
me respondió: - No temas:
tú no verás caer la última gota
que en la clepsidra tiembla.
Dormirás muchas horas todavia
sobre ta ocilla vieja,
y encontratás una mañana pura
amarrada tu barca a otra ribera.
| |
[pagina 193]
| |
Uit: ‘Spreuken en deuntjes’(Vertaling Wilfried Adams) | |
[Nederlands]Wees niet verbaasd, lieve vrienden,
dat mijn gezicht vol rimpels staat;
met de mensen leef ik in vrede,
maar ik heb 't met mezelf te kwaad.
| |
[Spaans]No extrañéis, dulces amigos.
que esté mi frente arrugada;
yo vivo en paz con los hombres
y en guerra con mis entrañas.
| |
[Nederlands]Iedere man heeft twee
gevechten te beslechten:
in zijn droom moet hij God bevechten
en, eenmaal wakker, de zee.
| |
[Spaans]Todo hombre tiene dos
batallas que pelear:
en sueños lucha con Dios:
y despierto, con el mar.
| |
[Nederlands]'t Is goed te weten dat glazen
om uit te drinken zijn;
maar waar dorst voor dient, ontgaat ons
en dat doet pas echt pijn.
| |
[Spaans]Bueno es saber que los vasos
nos sirven para beber:
lo malo es que no sabemos
para qué sirve la sed.
| |
[Nederlands]Zijn allerdiepste ik
is niet wat de dichter zoekt,
maar het jij - wezenlijk.
| |
[Spaans]No es el yo fundamental
eso que busca el poeta,
sino el tú esencial.
| |
[Nederlands]Geef dubbele gloed aan je vers,
zodat je 't gewoon kan lezen
én averechts.
| |
[Spaans]Da doble luz a tu verso,
para leido de frente
y al sesgo.
| |
[Nederlands]Nog deze waarheid dan:
zoek het jij dat nooit van jou is
en het ook nooit worden kan.
| |
[Spaans]Dijo otra verdad:
busca el tú que nunca es tuyo
ni puede serlo jamás.
| |
Uit mijn schrijfmapVrij vers, vers dat vrij is...
Bevrijd je liever van het vers
Wanneer het je tot slavernij is.
| |
[Spaans]Verso libre, verso libre...
Líbrate, mejor, del verso
cuando te esclavice.
| |
[Nederlands]Verkies het schrale rijm,
de vage assonantie.
Als het vers niets te zeggen heeft,
kan rijm daaraan niets veranderen.
| |
[Spaans]Prefiere la rima pobre,
la asonancia indefinida.
Cuando nada cuenta el canto.
acaso huelga la rima.
|
|