De Tweede Ronde. Jaargang 7
(1986)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 168]
| |
Twee gedichten
| |
[pagina 169]
| |
daar slaakt een verplette mond een leedkreet en verstomt
een schreeuw als een graf dat eeuwig een graf wil blijven
en met zijn stemloze stem een melodie laat weerklinken
tot in de eeuwigheid.
Deze heilloze stemmen
zijn als de paradijselijke melodie die niemand gehoord heeft.
De lering die ons tot in de afgrond vernederd heeft,
het hart dat met heel ziin macht een klankwaaier uitbracht
hebben ons hierheen gebracht:
de muziek was dezelfde muziek.
| |
Uitwissende muziekEen mens wandelt met de avondwind
langs een laan en door een straat,
zijn gezicht naar de zee gekeerd en zijn hoofd vrij
van zorgen, schuldeisers, geen ziekte
verstoort de muziek in hem
en hij dankt in zijn hart: het is goed,
als het geruis van bladeren zijn eigen zachte geraas raakt.
Maar een mens wandelt met de avondwind
door een straat, langs een laan,
er rinkelt en klopt iets in hem en hij gaat
als een corridor open voor zorgen, schuldeisers,
een ziekte versnelt in hem de pas als het geruis
van bladeren over hem neerdaalt als een dissonantie
die hem zegt: het is slecht.
Een mens wandelt met de avondwind
langs een straat en door een laan.
De speurtochten van een vogel, de hemelbaan
en het geraas van de zee wegen teder
op zijn bruisende contouren met de komst
van kennis, en de melodie wist
het goede en het slechte in hem uit.
|
|