De Tweede Ronde. Jaargang 7
(1986)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 162]
| |
Vijf gedichten
| |
[pagina 163]
| |
Bunnik - Amstel - Sionvoor Dmitri, voor Luke, voor Guy In het rustige Bunnik, tussen de natte ruwe
berken, zong een lijster een zacht lied
voor de lente en de kalme
Hollanders, vol rust en blond
Heineken-bier, stonden hand in hand als
Daphnis en Chloë van het Noorden.
Later stonden we bij de Amstel van
Amsterdam, en Dmitri, de zoon van Luke
en Guy, van een volk dat niet uitverkoren is noch
geofferd, vertelde mij het verhaal van
Elazar Ben Jaïr en zijn stille
blauwe ogen lichtten ineens op als stond hij
boven op Massada.
Ik hoor hem; mijn botten zingen,
mijn zere botten zingen harder
en vrolijker dan een lijster tussen de natte
ruwe berken, en ze zingen het mooie, heilige
Lied der Hebreeërs:
Toen de Here de gevangenen van Sion deed wederkeren
waren wij als degenen die dromen.
| |
[pagina 164]
| |
FluitEerst fluit de trein. En uit
bossen, bergen, blauwe rook, bleek vuur,
het complexe mozaïek van door pijn vervaagd bestaan
komt je gezicht tevoorschijn en neemt het vorm aan.
Geheime liefde: zo bestudeer ik steeds de plattegrond van
je gezicht als was het het land van mijn heimwee. De geur
van gekneusde eucalyptusbladeren, vergeeld gras,
een stuk helder glas,
waarin zich een wolk en een vliegtuig weerspiegelen. En weer
fluit de trein. Herfstbladeren werpen donkere strepen
van rood en oranje in de diepte en de verte, op je
gezicht, de schaduw van je wimpers. Ik moet
in een nieuw woordenboek de woorden opzoeken voor bossen, bergen, blauwe
rook, bleek vuur, alleen lukt het
de tien broze vingers niet
het plotselinge trillen te bedwingen, steeds weer een bladzijde om te slaan
alsof er geen trein is die fluit in plaats en tijd,
en zich halsstarrig houdt aan zijn kille berekeningen.
| |
[pagina 165]
| |
Als Judith lachtAls Judith lacht
klapt God in zijn handen.
Als Judith huilt -
kust Hij haar ogen.
Een bruine eekhoorn springt op de takken van de wereld
als Judith lacht.
Al zijn nootjes waaien in een storm weg
als Judith huilt.
God zegt tegen haar:
‘Kom, Judith, laten we hinkelen. Judith, laten we
in het vakje van de dood springen, goed?’
Dat zegt Hij en pakt haar hand.
En Judith gaat mee.
| |
Je hebt wel gelijk, weet jeJe hebt wel gelijk, weet je, het hangt er beslist vanaf
van welke kant je de zaak bekijkt. Van hier uit
zie je een palmboom, een huis met rode dakpannen, een oosterse boog
en helemaal geen hoge flats, een soort reservaat
van herinneringen. Vandaag is het 1 december, en buiten
is het zomers weer. Komt er wel
of geen oorlog. Jij
zei, soms heeft een mens genoeg aan een stukje
hemel, meer niet, en daar blaast op zijn ramshoorn
de engel Gabriël. Ik ken geen namen
van engelen, en golfjes van herinneringen in doorzichtige tijd
en het weer is zomers op 1 december. Niet
te geloven. Palmboom, huis met rode dakpannen, oosterse
boog en geen hoge flats. En oorlog, misschien
wel, misschien ook niet. De stem van de tortelduif
klinkt als de ramshoorn. Jij
zei. Slechts een stukje hemel en vol
engelenvleugels. Je hebt
gelijk. Het hangt ervan af van welke kant je de zaak bekijkt.
|
|