De Tweede Ronde. Jaargang 7
(1986)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 69]
| |
Landschap, rook en brandnetels
| |
[pagina 70]
| |
de holocaust enerzijds, en de ervaringen van de Onafhankelijkheidsoorlog, samen met een sterker wordend besef van het Israëlische landschap anderzijds, werden een belangrijk thema in de poëzie van Amichai en Gilboa. Zo ook het verdriet van het individu. In die jaren zag de Israëlische poëzie zich geconfronteerd met een nogal complexe werkelijkheid. Het waren de eerste jaren van de staat. De Onafhankelijkheidsoorlog was nog maar net over of er kwamen (1949-1951) de grote immigratiegolven van vluchtelingen uit Europa, Azië en Afrika. De idealen van de pioniers, die tot dan toe aan de samenleving en aan de poëzie ten grondslag hadden gelegen, leden zwaar onder de ideële chaos in een land dat ineens een immigratieland geworden was. Het belang van het individu, van de persoonlijke bijdrage aan de samenleving en het volk, ging verloren in een amorfe maatschappelijke werkelijkheid, waar pioniers en vrijwilligers niet langer de hoofdrol speelden. Er ontstond een nieuw ik, tegelijk Israëlisch en universeel, dat zich begon af te tekenen in de poëzie van de groep ‘Likrat’ - de hoofdstroming in de poëzie van de jaren vijftig - en van anderen. Het werd een zeer persoonlijke poëzie, een poëzie die zich bezig hield met het individu en niet met het collectief, de poëzie van dichters zoals David Avidan, Nathan Zach, Moshe Dor, Aryeh Sivan, Israel Pinkas, Moshe Ben-Shaul en Ben-Zion Tomer. Dezen vormden geen eenheid, noch wat thematiek noch wat stijl betreft, en de tegenstellingen illustreren hoe groot de spanning was, en hoe inconsequent de poëtische visie van die jaren: enerzijds de kosmopolitische opvattingen van Zach, die geen bepaalde plaats of maatschappelijke visie voor ogen had, en anderzijds de traumatische breuk tussen het joods-zijn en het Israëlischzijn zoals die in de poëzie van Tomer weerspiegeld wordt. Met de ontwikkeling van de nieuwe, anti-symbolistische poëzie - zoals die in scherpe bewoordingen door Zach eind jaren zestig naar voren gebracht werd in zijn felle kritiek op Shlonski en Alterman - ontstond er een nogal unanieme poëtische opvatting, die in feite tot de dag van vandaag geldt, met als middelpunt het lyrische gedicht dat een kleinere werkelijkheid behelst. Deze poëzie roept om concretisering van de werkelijkheid, beperking van de poëtische analogie, een dialoog met biografische en historische feitelijkheden, dynamische en veranderlijke poëtische vormen, ironie, binnenrijm en niet-mechanisch ritme, het overvloeien van de zin in de volgende regel als retorisch middel. Hiermee werd ook het groene licht gegeven voor prozaïsche taal, zoals duidelijk te zien is in de gedichten | |
[pagina 71]
| |
van Avidan. Samen met de neiging om universele thema's te gebruiken, bleef ook het plaatselijk landschap en de sterke band met de historische taal een belangrijke rol spelen. De geschiedenis van de Israëlische poëzie vanaf de jaren vijftig verschilt niet van die van andere poëzieën. Zodra de revolutionaire golf van taal- en literatuurvernieuwing afnam, en het geestelijke klimaat ‘normaler’ werd, begonnen de bekende dialectische principes zich voor te doen: een bekende, geïnstitutionaliseerde opvatting maakt plaats voor de volgende opvatting. Zo maakte de generatie van Alterman plaats voor die van Zach, die op zijn beurt plaats maakte voor de dichters van de jaren zeventig, de generatie van Asher Reich, Yair Hurvitz, Yona Wallach en Meir Wieseltier. Interessant is dat de laatste stroming de vorige niet verving, maar een vervólg was op de generatie van Zach.
Een overzicht en een anthologie kunnen uiteraard niet alle dichters, noch alle gedichten of poëtische verschijnselen recht doen. Zelfs een diepgaand historisch onderzoek kan dat niet met een poëzie die zo veelzijdig is als de Israëlische poëzie van de afgelopen veertig jaar. Maar ook een kleine bloemlezing, die de lezer met nieuwe, onbekende geuren laat kennismaken, kan bijdragen tot het leesgenot van de Nederlandse poëzielezer - vooral wanneer deze bedenkt dat de oorsprong van de Hebreeuwse poëzie in de bijbel ligt, en het heden in een jong land dat veel veranderingen en omwentelingen ondergaat, en dat zijn oud-nieuwe weg probeert te vinden in een complexe moderne werkelijkheid. |
|