toon van de auteur is dus voor Beers een proces dat zich vanzelf voltrekt.
Het niet hebben van een eigen stem, of het zelf opgelegde verbod om ermee te spreken, wreekt zich vooral als een vertaler een slecht boek moet vertalen, vindt Gerd Busse. ‘Als vertaler hoor je geen eigen stem te hebben. Dat is zeker geen pretje als je een slecht geschreven boek moet vertalen, want je wilt de auteur voortdurend in de rede vallen. Maar als het een goed boek is, kun je je lui op de golven van het verhaal laten drijven zonder ook maar een enkele inspanning te moeten doen.’
Er is grote eensgezindheid bij het beantwoorden van deze vraag. Ook Edgar de Bruin vindt een vertaler met een te duidelijke eigen stem geen goede zaak. ‘In wezen vertolk je toch de stem van de auteur, die vaak ook nog eens via zijn personages weer met verschillende stemmen spreekt. Tijdens het lezen maak je net als iedereen, al dan niet bewust, een bepaalde mentale voorstelling van de verteller, van de personages, en als je vervolgens gaat vertalen, zit die voorstelling in je kop. Maar zo'n mentale voorstelling krijgt weer vorm door de tekst, door de handelingen, gedachten, het taalgebruik e.d. van de auteur, de verteller en de personages. In die zin is het kringetje dan vanzelf weer rond. Volgens mij is het een kwestie van intuïtie, van aanvoelen; de manier waarop je een bepaalde stem vormgeeft, welke registers je daarbij kunt en moet hanteren. Het is juist gezond en een verrijking als je meerdere registers leert bespelen, want als iedere auteur hetzelfde zou schrijven, zou dat ook bijzonder saai zijn, en dat geldt ook voor vertalers die steeds op een manier, met dezelfde eigen stem vertalen. En in hoeverre in vertalingen mijn eigen stem nog doorklinkt, weet ik niet, dat mogen anderen bepalen, al ben ik ervan overtuigd dat je er als vertaler toch altijd je stempel op drukt.’
Arthur Langeveld schrijft het volgende: ‘Volgens mij zijn vertalen en zelf schrijven twee verschillende dingen die zich misschien (ik heb daar weinig verstand van) in verschillende delen van de hersenen afspelen. Een vertaler moet een kameleon zijn. Vertalen is een soort mimicry, je moet in de huid van je auteur kunnen kruipen en met zijn stem spreken, voorzover dat mogelijk is in een heel andere taal. Een vertaler moet geen eigen stijl hebben, in het ideale geval, maar die heeft hij natuurlijk toch wel.’
Roel Schuyt haalt een herinnering op aan het vertolken van meerdere stemmen binnen een en hetzelfde boek. ‘Leuk en leerzaam was een hoofdstuk dat in een eerdere versie van Ministerie van pijn van Dubravka Ugrešić stond. Het bevatte een kort overzicht van de Kroatische literatuurgeschiedenis vanaf halverwege de negentiende eeuw, met talrijke fragmenten uit