wel met het kunstwerk dat hij of zij heeft gemaakt. Uit mijn dankwoord bij het ontvangen van de Aleida Schotprijs (2005): “...zo vraagt er weleens iemand of je [als vertaler] in de huid van de dichter moet kruipen. Nee, ik doe dat niet. En me verbonden voelen in de zin van op hem of haar lijken, dat heb ik ook niet. Als ik Tsvetajeva, Nabokov of Ryzji persoonlijk had gekend, dan weet ik niet hoe dat geweest zou zijn. Wat ik wel weet, is wat ze met hun taal hebben gedaan. En dat probeer ik ook met het Nederlands te doen.’
Edgar de Bruin: ‘Het best ligt mij de stem van Jáchym Topol. Als ik zijn werk vertaal, lijkt het alsof hij naast me zit of dat ik met hem in de kroeg zit en hij me zijn verhaal vertelt. Hij schrijft zoals hij ademt, een schrijver pur sang. Als ik er een verklaring voor tracht te vinden, speelt vast meer dat we elkaar goed kennen, dingen met elkaar gemeen hebben, zoals onze voorliefde voor geschiedenis, en van dezelfde generatie zijn. Topol stuurt ook altijd mij als eerste het manuscript van zijn nieuwe boek toe. We praten daar uitgebreid over en dan komt zo'n boek natuurlijk ook heel dicht bij je te staan. Of ik me met hem het meest identificeer kan ik niet zeggen, maar ik voel hem, geloof ik, wel aan en weet hoe en wat hij wil zeggen. Hij schrijft oprecht, vanuit het hart, en ik beleef dan ook het meeste plezier aan het vertalen van zijn werk, niet alleen omdat het zo rijk is, er zoveel in te ontdekken valt, maar ook omdat zijn stijl je als het ware uitnodigt om vrijheden in de vertaling te veroorloven, heel intuïtief te vertalen, terwijl je bij andere boeken wellicht voorzichtiger zou zijn. Niet voor niets zegt Topol: “Je moet mijn boeken niet vertalen, maar navertellen in je eigen taal.”’
‘Zowel Han Shaogong als Shi Tiesheng,’ antwoordt Mark Leenhouts, ‘beide omdat het beschouwende schrijvers zijn die je in hun werk vaak direct toespreken. Han treedt bewust op de voorgrond in zijn bovengenoemde woordenboekroman, met al zijn twijfels, gissingen en anekdotes over de streektaalwoorden die hij beschrijft. En Shi zei ooit over zichzelf: ik ben niet iemand die zegt: luister, ik vertel je een verhaal, maar probeer eerder een intiem gesprek met de lezer aan te gaan. Leuk om daartussen te zitten.’
Gerd Busse: ‘Op wetenschappelijk gebied is dat zeker de Freud-historicus Han Israëls. Ik ken niemand die in staat is om zelfs de meest ingewikkelde dingen op een zodanig heldere, eenvoudige manier aan de lezer uit te leggen dat hij het zonder omslag kan begrijpen, en tegelijkertijd door zijn fijnzinnig gevoel voor humor de lectuur van zijn boeken (en het vertalen daarvan) tot een feest maakt. Hetzelfde geldt ook, maar dan meer op essayistisch vlak, voor een van de leermeesters van Han Israëls: Karel van het Reve. Het