Terras. Jaargang 2014 (06-07)
(2014)– [tijdschrift] Terras– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |
[I]de gletsjers duwen alles rond, brengen wanorde in geologische
getuigen, laten schaafwonden achter in rotsgesteente.
helikopterlandingsplaats van de universiteit toont het signaal van haar pulseren, in de
geschiedenis,
waarnaar ik afzak, dawsons vlinders op mijn beide ogen,
dawsons vlinders op mijn mond.
in de noordoostelijk vallende plooiingen rond het meer van bonneville hebben zich van
oudsher
twee elkaar vijandig gezinde universiteiten gevestigd waarvan de constellatie
zich met het ijsschild vervormde.
zoals het toeval het wil, heeft soms de ene, soms de andere de overhand. op een
van die dagen stiefelde dawson de zuidkant van de lone peak op,
en toen hij de hoogte gepasseerd was ontdekte hij een nieuwe boring
boven zijn eigen project dat
sinds het glaciaal van nebraska groot wetenschappelijk nut bewees en hem zelf een
aanzienlijk inkomen
bezorgde.
| |
[pagina 35]
| |
de ijsboorkern is een fraai en raadselachtig artefact.
het woord van de oprichting van de ene ūni valt met het woord van de oprichting der
natuurverschijnselen
samen, en het woord van de tegenoprichting van de andere
ūni valt met het woord van de tegenoprichting der natuurverschijnselen
samen. gedurende lange tijden haast doorzichtig tekent zich de periode van de
oprichtingen
in essentie als onbevroren blijvende
laag af die stinkend loof en trillende muffe vlinders bevat. het grote geheim
dat eeuwig ijs bevat,
is de opbrengst van de boorkern. toen hij bij binnenkomst
de universiteitstattoo in mijn nek zag, moest dawson slikken
en deed flink zijn best zijn overhemd onopvallend dicht te knopen, terwijl zijn pols hevig
tegen zijn slapen
klopte. de natuurwet achter de
verschijnselen aan welks onderzoek al mijn jaren gewijd waren,
ben jij.
| |
[pagina 36]
| |
*** | |
(1)het liggen van elk bodenmeer in het dal, een speciale cover beschermt het
tegen het terugvallen van een druppel in de wolk
die zich in het water spiegelt.
begraven wil niet zeggen, iets met een speciaal aardnabij luchtkussen afdekken als het
afkoelt, maar
iets opslaan in de dop van de aardnoot,
uit de binnenmantel een handjevol aarde pakken dat vlak onder de grasmat
een laatste rustplaats
vindt.
de mol ter aarde bestellen, door hem te laten liggen,
de schuilplaats,
oneindig zorgzaam in oliedoek gewikkeld, de industriële spinnerij
waar ik bij het inwikkelen de seriële klossen
aantref.
de blikken van boven ontgaat wat op het gras onder bomen ligt die elk jaar
weer uitlopen.
vanaf de gassluis lijkt me toegespeeld op de tekst van de afgescheurde, oude, aan elkaar
geknoopte, maar ook in elkaar vervilte stukken twijn
| |
[pagina 37]
| |
in verschillende soorten
en kleuren.
het ABC-wapen in de gesproken taal beschadigt weliswaar
het gepantserde holle voorwerp, maar het belast
de zwenkbare containers
van de bebouwde kom nauwelijks. de dar, in het herfststelsel
van zijn volk,
en de vergaarde aardkern, vinden in de lege en stukke zakken
naast de grasmat een laatste rust.
want we leven,
leven al in het eon van een hubble telescoop die de notie begraven verzinnebeeldt, zien
de vrucht van de aardnoot
zorgzaam in oliedoek gewikkeld,
spruit en getuige van oneindige onschuld.
| |
[pagina 38]
| |
(2)ik loop, in een diep over mijn fronsende voorhoofd getrokken oliepak, langs de fulda.
de invalshoek van de regen wordt almaar lager, binnenkort
wordt de aarde geheel gemist.
ik schud mijn hoofd en zet mijn vuisten in mijn heupen. hoe meer
ik over het verhaal nadenk,
des te meer zegt het gevoel in mijn gemoed me
dat odradek de aarde is,
een mantel van razend water boven 't geheel en al droge zaad
van de aardnoot, een waterkluwen.
op de grond hurkend met natte plukken katoen
draaien mijn pottenbakkende handen met de schijf mee
stuxnet,
stuxnet van de aarde,
alsof ze hem hebben versneld tot 1410, om kort erna weer af te nemen naar een paar
honderd.
hoe groter het draaiende ding, des te verder verwijdert de buitenste lijn zich
waarachter draden en verse
klei zich vermengen.
in de gassluis stapels van pas verwijderde bekistingsplanken, langs twee
| |
[pagina 39]
| |
half gevulde vuilnisbakken
gaat 't,
die draaien brandend, naast twee aardnoten die ronddraaien
op splinternieuwe estrik.
ik betreed de grot waarin een licht tentje staat. in mijn slaapzak
ligt breeduit de hermelijn sojourner truth,
dochter van de pathfinder.
in de afgewreven vezels die je in elke spinnerij ter wereld op de grond aantreft,
in de tekst van de afgescheurde, oude, aan elkaar geknoopte, maar ook
in elkaar vervilte stukken twijn
in verschillende soorten
en kleuren speelt
de hermelijn die ik deel met het dier dat op de binnenkant
van zijn huid vertoeft doordat ik het in mijn armen
wieg.
| |
[pagina 40]
| |
*** | |
[II]het met onverpakt vlees werkende personeel heeft, omhuld door licht en kleur,
het beige praliné in eerste aanleg te wassen. het proces van het winnen
van collageen gaat, als
door zich opblazend zeildoek, door een veelheid van zwijnen in beige praliné.
heer van alle stromen van fijngemaakte huid,
als revolutionaire capitonnering benoem je, darth, je opdracht op de lippen,
fucking lippen onder het wapen van het filtrum,
terwijl het dier in de wei niet met purper of saffraan is ingekleurd.
inversie A,
draag het schematisme van een gezicht, als conditie van verfraaiing,
op de een of andere manier in de vervlochten wortels van de alkanna,
die zich aan ons, met schuchtere blauwe bloem, in de vlaktes van de levant vertoont,
transporteer hem naar het hellicht rotsgesteente voor roussillon, diep
in de lagen van meerkleurig oker.
daar overal moet het schematisme van een gezicht zijn.
daarmee toon je aan wat is, als make-up, opbouw en ordening, van verfraaiing.
inversie B,
de hier te presenteren dierproef wordt vervangen door de herhaalde proef
van de weergave van een plant,
| |
[pagina 41]
| |
van een lichtgroene, niet bloeiende, roos tegen de wand van een english landhuis.
ik draag een beschermmasker van amber, een rombus.
ik heb maar zelden zo heftig gehuild.
inversie Γ,
het afvalproduct van menselijke oorsprong,
collageen van onze huid, is
naar de voorwaarde van zijn eigen bestaan als verfraaiing te dragen, de vervlochten
wortels van de alkanna, hellicht rotsgesteente
voor roussillon.
het met onverpakt vlees werkende personeel wast beige praliné, de kleur
en het licht.
onder de huid gaan, betekent, onder de huid bewegen, in het bindweefsel
van het talige kunstwerk.
|
|