Ze gingen over straat met een grote schoudertas. Vaker kwamen ze aangefietst. Fietsen in een nauwe rok bleek problematisch.
*
Tantes gedijen in schemering. Voor mij traden ze op als het levende bewijs dat de getrouwde staat en het gezin niet de enige manier van leven waren. Wie anders dan de tantes konden verlichting brengen, te beginnen in de vestibule waar ze uit hun jas geholpen werden en het lachen begon. Ze onderscheidden zich in kleren. Waar tante Dicky zijden blouses droeg bij lichtgrijze, katoenen rokken had tante Nel een voorkeur voor wol. Zacht, en door de ruime steek licht doorschijnend. Wol droeg geuren met zich mee. Vroeg erom aangeraakt te worden door de vingertoppen van een jongetje die in elk streeppatroon wegen vindt. De woorden waren tweed, jersey, angora. Later bracht mohair een schokgolf. Welk meisje waagde het mohair te dragen? Tante Nel was ze voorgegaan.
Kleren bepaalden de dagen. Woordloos gingen ze rond.
*
Tante Karin was mijn fluwelen tante. In de Haagse erker verscheen ze niet. Na de verhuizing van het gezin logeerde ik bij haar in Zutphen, waar ze haar leven improviseerde aan de Martinetsingel, in een flessengroene, fluwelen jurk.
Bovenaan een wenteltrap begon haar uitgestrekte huis, dat aan de voorkant uitzag op een vijver. De keuken aan de achterkant grensde aan een middeleeuwse stadspoort, de Drogenapstoren, die overging in de stadsmuur.
Al wat bij haar in huis lag of stond was half af of halverwege. Ze speelde piano en zong met een opeens schrikwekkend schallende stem klassieke liederen, die ze soms onderbrak voor een uitroep als ze missloeg: ‘Nee toch!’. Ze leerde me tekenen, ze tekende mij. Overal stonden opengeslagen fotoboeken tegen de muur.
Hoe tante kan een vrouw zijn? Tegen etenstijd keken we in de ijs en provisiekast wat er was en besloten dat bami met cervelaatworst en een blikje soepgroente voldoende waren voor een kerstmaal. We vonden nog een potje zure augurken.
De volgende ochtend bleken er boterhammen te zijn. Pietsje beschimmeld, maar dat sneed je er af. Koffie was er. Nu nog kopjes. Die stonden overal in de kamer.
‘Welk kopje had jij gisteren.’
Makkelijk, dat met lippenstift was het hare.
's Middags vervolgden we ons kerstproject: het met een roller de deuren knalrood schilderen. Het werd niet voltooid. Een deur bleef half rood tot de volgende Kerst.
Ik sliep er op een grote lege zolder met als kruik de in een handdoek gewikkelde, geglazuurde steen die heel de dag op de kachel had liggen warmen.