Ton Naaijkens
Een paar aantekeningen bij vier Falb-gedichten
Het land dat Daniel Falb in deze vier gedichten verkent en afgraaft is voorwerelds, uit te storten over iemands dode lichaam of uit te smeren op het gezicht van een vrouw. Aarde kan ons bedekken, aarde heeft ons bedekt. Het gletsjer-gedicht, deel van een kleine cyclus, was aanvankelijk geïnspireerd door de Cremaster-videofilms van Matthew Barney, maar Falb - schreef hij me - knapte er gaandeweg steeds meer op af: ‘Deze tekst is er maar losjes mee verbonden, namelijk: via het idee van een historische tussenkomst door (de-)glacialisatie.’ Hij schreef me ook dat de Dawson uit het gedicht niet heeft bestaan. Het prehistorische meer Bonneville stamt uit de ijstijd, en Lone Peak is een bergtop daar in de buurt, vlakbij het tegenwoordige Salt Lake City.
Ook in de twee genummerde teksten, die bij elkaar horen, worden geologische begrippen - als mantel of binnenmantel - ingezet, maar hier gaat het vooral over begraven en begraven worden: over de eeuwige kringloop waarin naar een bijbels woord wat stof is tot stof zal wederkeren. Odradek is het befaamde ding of wezen dat opduikt in Kafka's verhaal Die Sorgen des Hausvaters, en daaruit wordt in het gedicht ook geciteerd. Odradek heeft naar verluidt veel weg van een spinklos. Iets dat al evenzeer roteert is Stuxnet: de naam van de schadelijke computerworm waarmee in 2010 de Iraanse ultracentrifuges, bedoeld om uranium te verrijken, op hol werden gejaagd. Niet alleen mensen lijken in dit gedicht te worden begraven, maar ook hun hoogwaardigste producten: technologische topprestaties als de Pathfinder, die op Mars landde, of de Hubble-telescoop, waarmee indrukwekkende astronomische waarnemingen kunnen worden gedaan.
De derde tekst is onderdeel van een cyclus over cosmetica. Hij is verrassend genoeg geïnspireerd door een geschrift van een kerkvader: Tertullianus, De Cultu Feminarum (On Female Fashion): ‘Meer in het bijzonder door het idee dat je - omdat cosmetische producten gemaakt zijn van planten, van algen, van aarde, zoals de kerkvader fraai opmerkt - letterlijk de hele aarde op je gezicht hebt als je ze gebruikt.’ Aldus Falb, die vervolgens speelt met dat motief. En ook hier worden de kleuren uit de aarde opgediept: amber, oker, groenlicht rotsgesteente maken het gedicht als het ware op.