De Revisor. Jaargang 10(1983)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 31] [p. 31] Jorge Luis Borges Klaaglied om een park Het doolhof is teloorgegaan. Teloor gingen alle geordende eucalyptusbomen, de markiezen van de zomer en het waken van de onophoudelijke spiegel, ieder spoor op ieder gezicht van een mens herhalend, ieder vergankelijk iets. De zonnewijzer in stilstand, de woekerende kamperfoelie, het prieel, de wufte lijnen van de beelden, de andere kant van de middag, het gekweel, de sleutels, hun poorten en de binnenhoven, de belvédère, de fontein in ledigheid zijn dingen die behoren tot weleer. Weleer? Was er geen begin, zo zal er ook geen eind zijn, is wat ons allen wacht een eindeloze som van lichte dagen en van zwarte nachten, zo zijn wij het verleden dat wij zullen zijn. Wij zijn de tijd, zijn de ondeelbare rivier, Uxmal en Carthago en de weggevaagde muur van de Romein en het teloor gegane park dat boven wordt gebracht in deze verzen. vertaling Barber van de Pol Oorspronkelijke titel ‘Elegia de un parque’; gepubliceerd in La Nación, 18 oktober 1981 Vorige Volgende