Refereinen en andere gedichten uit de XVIe eeuw
(1879-1881)–Jan de Bruyne– Auteursrechtvrijverzameld en afgeschreven door Jan de Bruyne
[pagina 101]
| |
- CXII - [Tis al niet sonder Godt, wiens loff moet vermeeren]aant.
Tis al niet sonder Godt, wiens loff moet vermeeren
van eeuwicheyt tot eeuwicheyt, boven maten.
Sweirels voorstel is niet dan vol drucklycx verseeren:
hoe schoone, hoe rycke, hoe edel van staten;
vroomheyt, sterckheyt, wysheyt, ten mach al niet baten,
daer hem de menschen hier mede verhoogen
als sy vercrygen sweirels goet, sonder laten
haer valsche practycken, niet onbedrogen
om haer even naesten, ist dat sy poogen
die te bedriegene met listiger saken.
Tis al niet, daermen duer wordt van Godt getogen
hier ter weirelt, veel samblancien maken
groot goet, gelt, lant, sant, by een wilt staken,
om dat te gebruycken in ydelheyt, met spot.
Wilt nu hier seggen, die naer deeuwige waken:
sweirels semblant is als dryfsant: niet sonder Godt.
| |
[pagina 102]
| |
Segt, arm, onwyse, verdoolde menschen,
wat laet ghy u duncken wie dat ghy syt,
dat ghy u selven in wellusten wilt wenschen
u vlees, dwelck vergaet in soo corten tyt?
Ghy en syt maer opden wech als pelgrims bevrydt,
& als een verdreven schipken hier int beswaren;
maer Godt, die den synen hier inde werelt wydt
voer alle tempesten der boosheit wilt sparen.
Aldus, ghy menschen, wilt laten varen
sweirels samblant & svlees wellust versmaden;
soo suldy eeuwich, met die christen scharen,
hier opder eerden inder gerechticheyt baden;
& bekent u schuldich leven, vol alder misdaden,
voer Godt, den Heer, die u helpt wt sonden verrodt,
hy die de salicheyt is, can ons ontladen:
sweirels samblant is als dryfsant: niet sonder Godt.
Als hooy wordt den mens overal geleken,
& als een bloem des velts sietmense verdryven.
Dat schoon voer de werelt is, dats vol gebreken
voer Godt den Heere, die de meeste moet blyven.
| |
[pagina 103]
| |
Boven al, nochtans sietmen tgeloove verstyven
doer sweirels samblant der hoogmoediger clercken,
die haer selven veel verdiensten toeschryven,
daer Godt over verdruckt wordt in sweirels percken.
Diet nochtans al voldaen heeft, schout eygen wercken
& spreckt met David, die tonser memorie
seggende is om ons gelooff te verstercken:
niet ons, Heere, niet ons; uwen naem sy de glorie
& eeuwicheyt, onser sielen seborie!
van onser herten den geloovigen tlot!
Dus segt elck voer warachtige historie:
sweirels samblant is als dryfsant: niet sonder Godt,
prinche.
Princhelycke Godt, Vader almachtich,
die daer een heer is over sweirels regiment,
wilt elck verleenen in gracie crachtich,
dat sy wandelen op uwen wech bekent.
Keysers, coningen, hertogen, prinsen present,
als wy gedaen hebben, dwelck wesen moet,
soo moeten wy seggen als onnut knecht verblent:
weest mynder genadich duer u verdiensten goet!
| |
[pagina 104]
| |
dan sullen wy drincken wt der fonteynen soet
des levens, wt syn syde; willet onthouwen,
doer syn vergieten mildelyk dierbaer bloet.
Laet ons hem dancken met liefden sonder flouwen;
in dit leven elck op syn woort moet bouwen,
seggende: lofsalige Vader! voer dleste slot,
vermalendyt is die op menschen betrouwen:
sweirels samblant is als dryfsant: niet sonder Godt.
Het Lavender blomken
|
|