Refereinen en andere gedichten uit de XVIe eeuw
(1879-1881)–Jan de Bruyne– Auteursrechtvrijverzameld en afgeschreven door Jan de Bruyne
[pagina 15]
| |
- XCII - [Gelyc Godt liet diversche partyen]aant.
Gelyc Godt liet diversche partyen
int lant van belooften, die met lyen
diesraelsche waeren persequerende,
om dat sy soo souden leeren stryen,
& haer met strydt souden syn exerserende;
diesgelyck is ons hier temterende
tvlees, de weirelt, & den vyant duer nyt;
waer tegen elck hem moet syn verwerende,
die victorie begeert naer desen tyt.
Dus, o menschen, die hier bestreden syt
van dese voernoemde oft dier gelycke,
stryt vromelyc, soo en crychdy geen verwyt,
& perfevereert, & slaet Godt geen swycke;
ghy crycht victorie & deeuwich rycke;
want soo ons devangelisten vercleiren
& diversche leeraers autentycke:
die wilt glorieren // moet persevereren.
| |
[pagina 16]
| |
Wettich elck stryen & persevereren moet
tegen alle temtacie, die stryt aendoet.
Soo, wie naemaels wilt victorie verwerven,
met oprecht geloove & vast betrouwen goet,
moet elck in vieriger lieffde leven & sterven;
met persevereren sal sulcke beerven
Godts rycke; syn heyligen hebbent hier duer ontfaen.
Wie contrarie doet, tis syn bederven,
als Sawel, Judas, Lucifer, die weken saen;
maer die stryende volstandig op Godt staen,
als Sidrach, Misach & Abdenago cloeckmoedich,
& als de Machabeen, sonder affgaen,
met geloove, betrouwen & lieffde gloedich,
totten eynde persevererende bloedich,
en Eleasar, wie cost haer veroveren?
duer tpersevereren, was haer Godt behoedich:
die wilt glorieren // moet persevereren.
En vreest niet, maer betrout, spreckt Godt almachtich:
ic ben met u, en wyckt niet, stryt manachtich:
die u bestryen zullen worden beschaemt.
Duer tpersevereren, verwandt Davidt crachtich
| |
[pagina 17]
| |
Goliath; Joseph bleef hier duer ongeblaemt;
desgelycx oock Susanna, die eerbaer bleef befaemt.
Dappostelen waren de weirelt verwinnelyck;
duer tvast betrouwen, hebben sy, soot betaemt,
vromelyck gestreden duer lieffde minnelyck;
verheven syn sy seraphinnelyck,
duer tpersevereren, vroech & spade,
en hebben van Godt ontfangen minnelyck
des levens croone, duer syn genade.
Soo sal oock een ieghelyc, tsy van wat sade,
die duechdelyc leven naer Godts begeeren;
maer die haest verflaut, crycht jammerlycke schade:
die wilt glorieren // moet persevereren.
prinche.
Prinche Christus, ons wys beradere,
heeft ons verlost duer syn goede adere,
vernielende inden stryt thels serpent.
Weirelt, doot, sonde, verwant hy te gadere,
victorieuselyc & al thels torment.
| |
[pagina 18]
| |
Tpersevereren was dexpedient
dat ons gevryt heeft van sinertige qualen;
dus leyt smenschen victorie, meest ooc present,
uit persevereren princepale,
van dwettich stryen tot int finale;
want wie Godt syn ryc belooft, is altyt tverstant;
persevereren sy, soo ic voer verhale.
Hier sonder en is geen victorie vaeliant.
Paulus seyt: my is de croone triomphant
bewaert, & al die haer niet en refuseren;
maer elck moet tot deynde persevereren, want:
die wilt glorieren // moet persevereren.
Coronat opus. |
|