Refereinen en andere gedichten uit de XVIe eeuw
(1879-1881)–Jan de Bruyne– Auteursrechtvrijverzameld en afgeschreven door Jan de Bruyne
[pagina 63]
| |
- LVII - [Die hier onwetende altyt syn beste // doet]aant.
Die hier onwetende altyt syn beste // doet,
oft sonder kennisse, goetdunckende, voort vaert,
is te prysene, in sweirels geweste // soet,
boven dien die wetende swoorts veste // goet,
misbruyckt, veracht, den heyligen geest beswaert.
Nochtans om salich te syne, soo de schrift verclaert,
is dit niet genoech; want die hier nae wil leven,
moet wetende syn beste doen, midts tgelooff gepaert
in Christo, welck ons de salicheyt can geven;
want wat niet wt den rechte geloove even
en geschiet, is voer Godt onrecht, quaet oft sonde,
& onwetentheyt, en can niet aencleven
tgeloove, de timmeringe van gronde.
Dus en wordt niemant salich, tot geenen stonde,
noch en is de geschoncken genade weert,
dan die, soot ooyt de schrifture orconde,
die wetende syn best doet geloovich volheert.
| |
[pagina 64]
| |
Sout anders wesen, soo ick can mercken // hier?
Sou ons sgeloofs wetentheyt weynich baten?
Soo mochten oock veel heydensche clercken // schier,
Machometisten, Joden, som van wercken // fier,
soot schynt, die oock Christum noch syns woorts mandaten
niet en kennen, maer met verachtinge haten,
salich worden; dwelck niet mach wesen.
Wie niet en gelooft, seyt Christus, elck macht vaten,
is verdoemt: wat dient dan sulcke daet gepresen?
Die hier syn best doet, duert tgelooff wtgelesen,
wordt alleen een herboren Godts kint genaemt;
die is reyn & van alle qualen genesen;
daer donwetende onreyn cranck blyft befaemt:
de genade Christy, soot recht is en betaemt,
wordt hem alleen toegeschreven expeert.
Dus en wordt niemant salich, dan diet soo raemt:
die wetende syn best doet, geloovich volheert.
Waerom heeft Godt syn woort & leere // jent,
sacramenten & alsulcx voer oogen geleyt?
Dan om datmen van donwetentheyt keere // blent
totter waerheyt, die altyt Godts eere // ment.
| |
[pagina 65]
| |
Daer duer sou gaen, als nieu creatuere bereyt,
sou donwetende, bestdoender der salicheyt,
in tsyne, als dander, hier nae beerven.
Wat? Waer dan Christus geloove, der liefden feyt,
dan een idel niet, datmen wel can derven?
O neen, broeders, neen; Christus leven & sterven
is die contrarie, soomen merckt & siet.
Die wetende syn best doet, bruyckt soete conserven,
daer dander niet dan bitter pyne en bespiet.
Sonder tgeloove en machmen Godt behagen niet.
Hoe sterck hem dypocryt hier tegen weert,
dus wordt alleen salich, naer swaerheyts bediet,
die wetende syn best doet geloovich volheert.
prinche.
Hier om, Prinche, waeckt & syt int weten // cloeck,
namelyc int gene dat u Godt heeft bevolen;
doet u beste, niet inden secreten // hoeck,
als sulcken secktenstichter oft verbeten // roeck,
maer als een christen openbaer onverholen.
| |
[pagina 66]
| |
Siet ghy donwetende falen oft dolen,
duer u wetentheyt wilt hem saen onderrichten;
want sulck meynt hy gaet byde waerheyt ter scholen,
daermen niet en hoort dan leugenen dichten.
In Gods oordeel, wilt u tonge swichten
die ongrondelyc syn, & wy niet en verstaen
dan sententien nae des schrifts verlichten.
Muecht ghy, om beters wille, wel wtspreken saen,
soo wy, in desen, hier oock hebben gedaen:
dwelck ghy, Prinche, wyselyc hebt begeert.
Dus niemant en wordt salich, dan nae schrifts vermaen,
die wetende syn best doet geloovich volheert.
Op de vrage van Brussel oft die mensch mach salich |
|