| |
| |
| |
Zbigniew Herbert
Meneer Cogito
Vertaling: Gerard Rasch
Meneer Cogito observeert zijn gezicht in de spiegel
Wie hebben onze gezichten getekend de pokken zeker
met hun schoonschrijfpen hun ‘o’ aangevend
maar van wie heb ik dan mijn onderkin
van welke gulzigaard als heel mijn ziel echt
naar ascese smachtte waarom staan mijn ogen
zo dicht op elkaar hij niet ik toch tuurde
vanuit het struikgewas naar de oprukkende Wenden
te ver uitstaande oren twee schelpen van vel
vast gekregen van een verre voorzaat die de echo opving
van de dreunende mars van de mammoets door de steppe
het niet bijster hoge voorhoofd denkt erg weinig
- vrouwen goud grond je niet van het paard laten stoten -
de vorst dacht voor hen en de wind joeg over de wegen
hun vingers krabden aan de muren en met een luide kreet
stortten ze opeens in de leegte om terug te keren in mij
terwijl ik in de kunstsalons toch
poeders mixturen zalven kocht
opmaak voor edelmoedigheid
ik legde op mijn ogen marmer Veronees groen
wreef mijn oren in met Mozart
vervolmaakte mijn neusgaten met de geur van oude boeken
voor de spiegel mijn geërfd gezicht
een zak gistend van oude begeerten
van het vlees van middeleeuwse zonden
van de paleolithische honger en angst
de appel valt dicht bij de boom
het lichaam een schakel in de soortenketen
zo verloor ik het toernooi met het gezicht
| |
| |
| |
Bespiegelingen over vader
Zijn gezicht dreigend in de wolk boven het water van de kinderjaren
zo zelden hield hij mijn warme hoofd in zijn hand
gegeven om geloofd te worden schulden niet kwijtscheldend
hij rooide immers bossen en effende paden
hoog droeg hij de lantaarn toen we de nacht ingingen
ik dacht dat ik aan zijn rechterhand plaats zou nemen
en dat we samen licht van duister zouden scheiden
en over onze levenden zouden oordelen
zijn troon voerde een opkoper op zijn kar
en het hypotheekuittreksel de kaart van onze bezittingen
hij werd een tweede keer geboren klein heel broos
met een doorschijnende huid en bijna zonder kraakbeen
hij had zijn lichaam verkleind zodat ik het kon opnemen
op een onbelangrijke plaats is een schaduw onder een steen
hij zelf groeit in mij we eten onze nederlagen
wanneer ze zeggen hoe weinig is er nodig
om je met elkaar te verzoenen
| |
| |
| |
Meneer Cogito denkt na over het lijden
Alle pogingen tot verwijdering
van de zogenaamde kelk des lijdens
onbezonnen acties ten bate van zwerfkatten
men dient zich te schikken
zacht het hoofd te buigen
het lijden te gebruiken met gepaste zachtmoedigheid
maar ook zonder onnodige hoogmoed
boven andermans hoofd te maaien
op de ramen der verzadigden te tikken
het bitter kruidenaftreksel te drinken
uit voorzorg een paar slokken
uit de materie van het lijden
een ding of een persoon te scheppen
| |
| |
| |
| |
| |
Huizen in de buitenwijk
Op najaarsmiddagen zonder zon mag meneer Cogito graag de vuile
buitenwijken bezoeken. Een zuiverder bron van melancholie - zegt
Huizen in de buitenwijk ringen onder de ramen
huiveringen van pleisterwerk
alleen de schoorstenen dromen
bereikt de zoom van het bos
de oever van een groot water
ik zou namen voor jullie willen vinden
jullie met de geur van Indië
het geklater van watervallen vullen
huizen in de buitenwijk met ingevallen slapen
huizen kauwend op een korstje brood
koud als de droom van een verlamde
met trappen die palmen van stof zijn
huizen voortdurend te koop
huizen die nooit in het theater waren
ratten van de huizen in de buitenwijk
breng ze naar de kust van de oceaan
laat ze plaatsnemen in het hete zand
laat ze de tropennacht bekijken
laat een golf ze met een stormachtig applaus belonen
als alleen verspilde levens past
| |
| |
| |
Om de dingen naar buiten te lokken
Om de dingen uit hun koninklijk zwijgen te lokken moet men list of
geweld gebruiken. Het bevroren meer van de deur wordt gebroken onder
onbekookt geklop, het glas dat uit de hand op de stenen vloer valt slaakt
een korte kreet als een breekbare vogel, en het in brand gestoken huis
spreekt met de bespraakte tong van het vuur, de tong van de hijgende
epicus, waarvan bed, koffer, gordijn zwegen.
| |
Caligula
Bij het leven van oude kronieken, poëmata en levensbeschrijvingen
ondergaat meneer Cogito vaak de fysieke aanwezigheid van lang geleden
Caligula zegt:
onder alle burgers van Rome
was er maar één van wie ik hield:
toen het de Senaat binnenkwam
glom de smetteloze toga van zijn vacht
onbevlekt tussen al die purperomzoomde laffe moordenaars
Incitatus had vele goede eigenschappen
zijn natuur was stoïcijns
ik denk dat hij 's nachts in de stal de filosofen las
ik hield zoveel van hem dat ik op een dag besloot hem te kruisigen
maar zijn edele anatomie verzette zich daartegen
| |
| |
het ambt van consul aanvaardde hij onverschillig
hij gebruikte zijn macht het best
gebruikte hem dus helemaal niet
het lukte me niet hem tot een blijvende liefdesverbintenis
met mijn beminde vrouw Caesonia te bewegen
helaas ontstond er dus geen lijn van centaurenkeizers
daarom ging Rome ten onder
ik besloot hem tot god te benoemen
maar op de negende dag voor de calendae van februari
verijdelden Chaerea Cornelius Sabinus en andere dwazen deze vrome voornemens
het nieuws van mijn dood nam hij rustig op
ze gooiden hem uit het paleis en veroordeelden hem tot ballingschap
die slag droeg hij waardig
hij stierf zonder nakomelingen
geslacht door een dikhuidige slager uit de stad Antium
over het postume lot van zijn vlees
| |
| |
| |
Akeldama
De priesters zitten met een probleem
op de grens van ethiek en boekhouden
wat te doen met de zilverlingen
die Judas hun voor de voeten wierp
de chroniqueurs zouden het
onder de legendes noteren
het gaat niet aan het bedrag
op te voeren als onverwacht ingekomen
het is gevaarlijk het in te brengen in de schatkamer
het zou het zilver kunnen besmetten
er een kandelaar voor de tempel mee te bekostigen
of alles weg te geven aan de armen
besluiten ze pottenbakkersgrond te kopen
en daar een begraafplaats
aan te leggen voor pelgrims
terug te geven aan de dood
buldert door de eeuwen heen
| |
| |
| |
Meneer Cogito - bespiegelingen over de verlossing
Hij hoort zijn zoon niet meer te sturen
de doorstoken handen van zijn zoon
door bloed zich verbroederen
hij hoort zijn zoon niet meer te sturen
laat hij liever koning blijven
in zijn barokpaleis van marmeren wolken
op zijn troon van afgrijzen
met de scepter van de dood
| |
| |
| |
Meneer Cogito over de rechte houding
1
in de stad is een epidemie uitgebroken
van het instinct tot zelfbehoud
is in een vlooienmarkt veranderd
hoe ze geen senaat kan zijn
willen zich niet verdedigen
wachten lijdzaam op de vijand
schrijven huldigende toespraken
leren hun kinderen liegen
ze hebben de poorten geopend
waardoor nu een zandcolonne
verder wordt er als altijd
| |
| |
| |
2
zou zich in deze situatie
zijn familie overzee sturen
hij wacht derhalve als de anderen
ijsberend door zijn slapeloze kamer
de adviezen van de stoici ten spijt
zou hij een diamanten lichaam
en vleugels willen hebben
hoe de zon van de Republiek
hem is weinig overgebleven
| |
| |
in slaap te worden geworgd
hij zou zich tot het einde toe
| |
| |
| |
De opdracht van meneer Cogito
Ga waarheen die anderen gingen naar de donkere grens
om het gulden vlies je laatste beloning te halen
ga rechtop te midden van hen die op de knieën
van hen die zich hebben afgewend en hen die zijn verpletterd
je bent niet gespaard om te leven
je hebt weinig tijd je moet getuigen
toon moed wanneer de rede tekortschiet toon moed
in de laatste afrekening is dat het enige wat telt
en laat je machteloze Toorn zijn als de zee ween en weer
wanneer je de stem der vernederden en geslagenen hoort
laat je altijd vergezellen door je zuster Verachting
voor verklikkers beulen lafaards - zij zullen winnen
op je begrafenis komen en opgelucht hun kluitje gooien
en een kever zal je gladgestreken leven schrijven
en vergeef niet want voorwaar niet jij hebt de macht
te vergeven in naam van hen die met de dag werden verraden
hoed je echter voor onnodige trots
bekijk je narrengezicht in de spiegel
herhaal: ik ben geroepen - waren er geen beteren
hoed je voor koudheid van hart houd van de ochtendbron
de vogel met de onbekende naam de wintereik
het licht op de muur de pracht van de hemel
ze hebben je warme adem niet nodig
ze zijn er om te zeggen: niemand zal je troosten
waak - sta op bij het eerste lichtsignaal op de berg - en ga
zolang het bloed in je borst je duistere ster beweegt
| |
| |
zeg 's mensen oude toverspreuken op zijn sprookjes en legenden
want zo zul je het goed verwerven dat je nooit zult verwerven
zeg de grote woorden op herhaal ze hardnekkig
als zij die door de woestijn trokken en omkwamen in het zand
men zal je daarvoor belonen met wat binnen handbereik is
met de gesel van de lach doding op de vuilnishoop
ga want alleen zo word je opgenomen in de koude schedelkring
in de kring van je voorvaderen: Gilgamesj Hector Roland
de verdedigers van het koninkrijk zonder grenzen en de stad van de as
|
|