hoeft niet gespeculeerd te worden: ‘all das sind Begegnungen, auch hier bin ich mit meinem Dasein zur Sprache gegangen’ schreef hij ooit. Dat de in 1983 bij Suhrkamp verschenen Gesammelte Werke in fünf Bänden naast drie delen poëzie, proza en poëtologische teksten ook twee dikke delen met vertalingen (bijna uitsluitend poëzie) omvatten, was overeenkomstig Celans eigen uitgesproken wens. De vijf delen zijn, behalve een voorbeeldig verzameld werk, ook het belangrijkste primaire ‘bewijsmateriaal’ voor Leonard Moore Olschner, die in zijn studie de nauwe samenhang tussen poëzie, poëtica en poëzievertalingen wil aantonen.
De met vertalingen en de daaraan ten grondslag liggende originelen gevulde delen 4 en 5 van de Gesammelte Werke bevatten Celans vertalingen uit zeven talen van poëzie van veertig dichters, van wie ik er een aantal noem om duidelijk te maken dat de verzamelde poëzievertalingen van één persoon, die voor zijn vijftigste overleed, een aantrekkelijke bloemlezing vormen uit de belangrijkste poëzie van de afgelopen eeuwen. Uit het Frans vertaalde Celan onder anderen Michaux, Du Bouchet, Supervielle, Char, Rimbaud, Valéry, Breton, Apollinaire, Artaud, De Nerval, Eluard, Mallarmé, Baudelaire, Daive, uit het Russisch o.a. Blok, Chlebnikov, Jesenin en Mandelsjtam, uit het Engels respectievelijk Amerikaans Shakespeare, Marianne Moore, Emily Dickinson, Robert Frost en John Donne en anderen, verder Ungaretti uit het Italiaans, Pessoa uit het Portugees, David Rokeah uit het Hebreeuws en onder meer Tudor Arghezi uit het Roemeens. In Olschners boek komen vrijwel alle door Celan vertaalde dichters op de een of andere manier aan de orde, (deel)hoofdstukken wijdt de auteur onder andere aan vertalingen van Valéry, Rimbaud, Mandelsjtam, Dickinson en Shakespeare. Analyseren betekent voor Olschner: het origineel ontleden, begrijpen en interpreteren, vervolgens de vertaling ontleden, begrijpen en interpreteren, en dan bekijken hoeveel die vertaling en het origineel nog met elkaar te maken hebben, wat er op weg van origineel naar Celans Duits is gebeurd.
Olschner begint met een vertaaltheoretische inleiding, die, wat nauwelijks verbazing wekt, niet leidt tot het koppelen van Celan aan een bepaalde vertaaltheorie. Daar is bij Olschner ook nauwelijks behoefte aan: volgens hem vervallen alle vertaaltheoretische eisen als de vertaler zelf dichter is. Hij komt via op zichzelf niet oninteressante omwegen langs allerlei citaten tot de conclusie dat Celan, die zich over het vertalen in zijn algemeenheid nooit expliciet heeft geuit, een eigen plaats inneemt onder de duitstalige vertalers. Interessanter is in dat eerste hoofdstuk een exemplarische analyse van Celans vertaling van een symbolistisch gedicht van de Rus Konstantin Sloetsjevskij (het enige dat Celan van hem vertaalde). In die analyse komen veel aspecten van Celans manier van vertalen aan de orde. Hoewel ze ontaardt in een wat curieus schema van ‘equivalentielijnen’ verheldert de analyse toch veel, vooral ook hoe dicht de vertaling, ondanks haar ogenschijnlijke vrijheid, bij het origineel staat. In de rest van het boek is Olschner voortdurend op zoek naar die ‘Verbindlichkeit’, de verplichting van de vertaling aan het origineel. Een andere rode draad door het boek is Olschners vragen naar het waarom van Celans keuze voor een bepaalde dichter of bepaalde gedichten.
Na een hoofdstuk over de biografische achtergrond van Celans veeltaligheid, dat tegelijkertijd een goed overzicht geeft over de in de laatste jaren her en der verspreid verschenen publikaties over Celans Roemeense tijd, komt Olschner toe aan de beschrijving van de ‘Metamorphosen ins Eigene’, zoals hij het derde en eigenlijk belangwekkendste hoofdstuk van zijn boek noemt.
De begrippen waartoe Olschner Celans vertaal-‘techniek’ herleidt, zijn nogal algemeen en veelomvattend. Onder ‘emfase’ bijvoorbeeld vat hij het volgende samen: cursiefzettingen, veranderende enjambementen en woordafbrekingen (die overigens bijna alleen in de Franse en Italiaanse vertalingen blijken voor te komen), radicale woordomzettingen, het gebruik