Barber van de Pol
Bokkensprongen en trends
Je mag niet door rood en je mag geen knollen voor citroenen verkopen, maar wat is rood bij vertalen, wat zijn daar knollen en citroenen? In het echte leven kun je moeilijk volhouden dat een ongeluk schitterend is. Bij vertalen kan dat wel. Daar is alles beter dan de algemene wetshandhaving. Je volgt de persoonlijke verkeersregels van de oorspronkelijk schrijver, want je neemt hem serieus. Dat is geen overmoed, dat is trouw. Alleen de bange of lauwe vertaler moet op de bon. En de vertaler die hoe ook te veel brokken maakt natuurlijk.
Het is bij het vertalen tussen het noeste werken door een en al grensoverschrijding en vertoon van capriolen die het daglicht heel goed kunnen velen, want capriolen stonden er al, alleen in een andere taal.
‘Je moet vertalen wat er staat hoor,’ zegt een Leidse vriend die Karel van het Reve kennelijk nog steeds mist.
Hè ja, laten we vertalen wat er staat. Het kan niet, maar we doen het, met onze beste instincten. Als je maar weet wat je doet en je aan het eind van het proces als schrijver durft te gedragen en niet als geïmponeerde lezer.
Logisch dat juist de dichters en schrijvers onder de vertalers veel durven. Ze hebben hun eigen literaire geweten en er is geen vertaalpolitie die kan maken dat ze dat geweld aandoen.
Zie wat Benno Barnard (Auden, in Nee, Plato, nee, 2009) en Jan Kuijper (Hadewijch: Liefdesliederen, een hertaling, 2010) doen om geliefde gedichten vormvast weer te geven. Vormvaste poëzie wordt door velen ouderwets gevonden, net als vormvast vertalen van vormvaste poëzie. Maar de beste gedichten, ook nu nog, houden zich op aan de kant van het ritueel, de mystiek en het mysterie. Ze drijven op bezwering, en alleen daarom al zijn de muzikale en formele aspecten een voorwaarde.
Dat honoreer je als vertaler en dat is precies wat Barnard en Kuijper doen. De consequentie is dat er vaak moet worden geduwd en gewrikt tot het er een beetje natuurlijk uitziet, wat niet altijd lukt. Maar laat er dan desnoods wat rijmdwang zichtbaar blijven, en wat kan een enkel anachronisme schelen. Ook alle oorspronkelijke gedichten zijn niet even briljant. En je kunt nog eens lachen.
Je kunt erg lachen om Barnard die in het beroemde, al vaak vertaalde ‘Musée des Beaux Arts’ van Auden iemand die ‘dully walking around’ is, in de struiken laat pissen en nog wel gekkere dingen doet. Of om Kuijper die van een middeleeuwse mystica een halve nymfomane maakt. Niet eens zo gek trouwens bij christelijke bruidslyriek. Kom, de oorspronkelijke tekst staat ernaast. Ik klap om de hoogstandjes en lach om de bokkensprongen en de soms schitterende ongelukken.
Het opwindendst in 2010 is wat Jonathan Safran Foer in Tree of codes deed met The Street of Crocodiles, de Engelse vertaling uit 1963 van het Pools van Bruno Schulz. Het is een zeer aanschouwelijk pleidooi om vooral intensief met lievelingsboeken om te gaan. Denk terug, praat terug, schrijf