Filter. Tijdschrift over Vertalen. Jaargang 18
(2011)– [tijdschrift] Filter. Tijdschrift over Vertalen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| ||||||||||||||
Jan-Jaap Spies
| ||||||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||||||
daarvoor twee redenen aan, waarvan de tweede de interessantste is: ‘Faulkner [is] een veeleisend schrijver’ en ‘[v]erder speelt uiteraard ook een rol dat het grote publiek Faulkner leert kennen door de vertalingen die, hoe goed ze ook mogen zijn, natuurlijk nooit kunnen wedijveren met de oorspronkelijke stijl en zeggingskracht van de originele romans’ (234; cursivering jjs). Deze bewering wordt verder nergens onderbouwd en lijkt een welhaast achteloze echo van een volksmythe. Dat TSATF pas in 1965 voor het eerst in een Nederlandse vertaling verscheen, onder de titel Het geraas en gebral bij uitgeverij Bruna, van de hand van John Vandenbergh, had ongetwijfeld te maken met de vermeende ontoegankelijkheid van het boek. De eerste Nederlandse vertalingen van zijn werk verschenen in 1938, van Light In August en Sartoris. Ondanks het feit dat Faulkner in Nederland niet veel gelezen wordt, zijn er in het afgelopen decennium (2000-2010) toch maar liefst vier nieuwe vertalingen van zijn werk verschenen, tegenover één vertaling in het decennium ervoor, zoals blijkt uit de catalogus van Nederlandse universiteitsbibliotheken (Picarta).Ga naar eindnoot2
Faulkner schreef TSATF nadat zijn vorige roman, Flags in the Dust, door uitgeverij Boni and Live-right was afgewezen. Deze afwijzing beschouwde Faulkner als een opluchting, omdat hij zich nu eindelijk bevrijd voelde van de eisen en verwachtingen van uitgevers.Ga naar eindnoot3 Of dat nu waar is of niet, de materiaalbehandeling vormt een radicale breuk met de realistische traditie. Faulkner doet geen poging de werkelijkheid als een coherente eenheid voor te stellen, maar toont ‘flikkeringen van waarneming en draaikolken van bewustzijn’ (Bleikasten 81; vertaling jjs). Het verhaal van TSATF is moeilijk na te vertellen, zoals ook vaak geldt voor gedichten. TSATF wordt wel eens vergeleken met The Waste Land van Eliot. Je zou haast geneigd zijn te zeggen dat vorm en inhoud, taal en verhaal, in deze roman onscheidbaar zijn. Maar wie die (monistische) visie aanhangt ontkent daarmee impliciet de mogelijkheid tot vertaling. Volgens sommigen is vertalen inderdaad iets wat niet kan, maar feit is dat het wél gebeurt. Ik kom hier later nog op terug, maar doe nu eerst een poging om toch tot een beschrijving te komen van de inhoud. In nogal wat secundaire literatuur over TSATF, of het nu gaat om wetenschappelijk werk of flapteksten, worden vaak grote en apodictische woorden gebruikt als het gaat om de thematiek, zoals ‘de ondergang van het Zuiden’, waarbij overigens ook Faulkner zelf vaak weer als autoriteit wordt aangehaald. Ik beperk me hier tot de onbetwiste feiten, al is het lastig de verleiding te weerstaan om de auteur zelf aan te halen. TSATF bestaat uit vier hoofdstukken of delen, die zich respectievelijk afspelen op 7 april 1928, 2 juni 1910, 6 april 1928 (Goede Vrijdag) en 8 april 1928 (Paaszondag). In de eerste drie delen zijn de broers Benjy, Quentin en Jason van de familie Compson de vertellers. In het vierde deel is een alwetende verteller aan het woord en is Dilsey, de zwarte vrouwelijke bediende, de focalisator. Hier komt het meest de stijl naar voren waarmee Faulkner wordt geassocieerd: lange zinnen met veel hypotactische constructies. In de eerste drie delen is Caddy, de zus van de drie broers, de centrale figuur. Wat het boek vooral bijzonder maakt zijn de eerste twee vertellers: Benjy is drieëndertig, maar heeft de geestelijke leeftijd van een kind van drie. Quentin is student aan Harvard en is geestelijk behoorlijk in de war. In het eerste deel zien, ruiken, horen, voelen en proeven we de wereld dus via de zintuigen van een driejarige, zij het dat deze wel de herinneringen heeft van iemand die al een leven van drieëndertig jaar | ||||||||||||||
[pagina 45]
| ||||||||||||||
achter de rug heeft. Dus als een golfer zijn caddie roept, gaat Benjy terug naar de tijd dat Caddy, de zus die wegens overspel uit de familie is verbannen, nog bij hem was. Benjy heeft uiteraard geen talige vermogens, maar Faulkner heeft een taal gecreëerd die past bij de cognitieve vermogens van een verstandelijk gehandicapte die wel kan waarnemen, maar geen gevoel heeft voor tijd en causaliteit. Dit maakt de vertellerstekst soms moeilijk te volgen, maar zeer evocatief. In de vertaling van Bartho Kriek begint TSATF zo: Door het hek, tussen de kronkelende bloemplekken, zag ik ze slaan. Ze gingen naar waar de vlag stond en ik liep langs het hek. Luster was aan het zoeken in het gras bij de bloemenboom. Ze haalden de vlag eruit en sloegen weer. Toen zetten ze de vlag terug en liepen naar de tafel, en hij sloeg en die ander sloeg. Toen liepen ze verder, en ik liep langs het hek. Luster kwam bij de bloemenboom vandaan en we liepen langs het hek en zij bleven staan en wij bleven staan en ik keek door het hek terwijl Luster zocht in het gras. Aan dit fragment valt al iets te zien van de binnenwereld en de buitenwereld van Benjy. De reconstructie van die fictionele wereld vraagt misschien veel inspanning van de lezer, maar die wordt ook beloond met een prachtige poëtische taal. Hoewel het perspectief van een idioot misschien afwijkt van wat gangbaar is, levert dit een zeer betrouwbare verteller op, omdat Benjy's waarnemingen en herinneringen ongefilterd, zonder oordeel, worden weergegeven. Dat geldt niet voor het verhaal van Quentin, die zeer welbespraakt is. Waar Benjy geen gevoel voor tijd heeft, kan Quentin niet ophouden aan de tijd te denken. Quentin kan überhaupt niet ophouden met denken, vooral aan de ontmaagding van zijn zus. Steeds weer spelen flarden van herinneringen aan haar door zijn hoofd. De derde verteller, Jason, is een cynicus, die elke vrouw een slet vindt en tegelijkertijd een relatie onderhoudt met een hoer. Het vierde deel wordt verteld vanuit een alwetend perspectief. Hierin wordt de bediende Dilsey geportretteerd als het toonbeeld van menselijkheid. | ||||||||||||||
Vergelijking van de oude en de nieuwe vertalingBij een eerste, oppervlakkige, vergelijking tussen de oude en de nieuwe vertaling springen vier zaken onmiddellijk in het oog, wat mij betreft. Ten eerste natuurlijk de titels: Het geraas en gebral vs. Het geluid en de drift. Dan is er het verschil wat betreft de paratekst: de appendix en de door vertalers toegevoegde teksten als voorwoord en nawoord. Ten derde is het Nederlands van de vertaling uit 1965 enigszins gedateerd. En ten slotte is er het grote verschil in de weergave van de door zwarten gesproken tekst.
Om met het eerste te beginnen: vertaler Bartho Kriek heeft een gewaagde keuze gemaakt door de titel veel minder direct te laten verwijzen naar de beroemde regels uit Macbeth (v. v 24-28): Life's but a walking shadow, a poor player,
That struts and frets his hour upon the stage,
And then is heard no more. It is a tale
Told by an idiot, full of sound and fury,
Signifying nothing.
Hoewel de woorden ‘sound and fury’ uit Macbeth ook niet met ‘geraas en gebral’ zijn vertaald in bestaande Shakespearevertalingen, klinken ze | ||||||||||||||
[pagina 46]
| ||||||||||||||
wel meer door in de oude titel. In zijn verantwoording bij de vertaling legt Bartho Kriek uit dat hij tot zijn titel gekomen is ‘[o]mdat Benjy geluid en drift is, en omdat “drift” een mooie aanwijzing vormt naar de vele freudiaanse elementen in de roman’ (335). Deze keuze is alleszins verdedigbaar, lijkt me, ondanks het feit dat Faulkner zelf beweerde dat hij Freud nooit gelezen had.Ga naar eindnoot4 William Faulkner (1897-1962)
Volgens Zeitlin (219) moet hij zeker op de hoogte zijn geweest van psychoanalytische theorieën, en voor zover het waar is dat hij Freud niet in het origineel heeft gelezen, heeft hij zeker van zijn werk kennis genomen via zijn vriend Conrad Aiken en door het lezen van Joyce. Overigens zitten niet alleen in het Benjydeel sterk freudiaanse elementen: Quentins geobsedeerdheid met zijn | ||||||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||||||
zus en met de tijd vormen evenals zijn doodsdrift zeer sterke verwijzingen naar Freud.
In de vertaling van John Vandenbergh is de appendix die Malcolm Cowley Faulkner gevraagd had te schrijven voor het eerder genoemde The Portable Faulkner vooraan in het boek opgenomen. Hoewel Faulkner met tegenzin aan de appendix over de geschiedenis van de familie Compson begon, was hij er uiteindelijk zelf zo van gecharmeerd dat hij deze als een inleiding bij het boek wilde laten opnemen. John Vandenbergh spoort de lezer aan deze eerst te lezen en ‘meermalen’ te raadplegen. Het voorwoord van Vandenbergh is überhaupt nogal bevoogdend van toon. Naar huidige maatstaven zou de appendix geen deel uit moeten maken van het werk, de appendix stuurt de lezer een bepaalde richting op en het is juist het feit dat TSATF ruimte voor veel interpretaties openlaat wat het werk zijn waarde geeft. Daarnaast bevat de appendix ongerijmdheden: de perenboom uit het verhaal is in de appendix een regenpijp geworden. De vertaling van Bartho Kriek is gebaseerd op de gecorrigeerde editie uit 1984 en is voorzien van een nawoord, een begrippenlijst, een verantwoording en een leeshulp in de vorm van een boekenlegger. Hoewel tegen die leeshulp bezwaren zijn gemaaktGa naar eindnoot5, vind ik deze boekenlegger een zeer gelukkige vondst: wie wil kan hem terzijde leggen, maar lezers die anders misschien af zouden haken omdat ze geen touw aan het verhaal kunnen vastknopen, hebben zo toch enige houvast. Bovendien was het oorspronkelijk Faulkners eigen idee om in het hoofdstuk van Benjy verschillende kleuren inkt te gebruiken om de chronologie mee aan te geven. Omdat dat financieel geen haalbare kaart bleek, heeft Faulkner er samen met zijn uitgever voor gekozen om tijdswisselingen aan te geven in cursief. Overigens valt er ook voor wie de leeshulp raadpleegt nog meer dan voldoende te ontdekken en te verdwalen: hij bevat geen onthullingen.
Dat de taal van Vandenbergh vaak gedateerd aandoet is waarschijnlijk onvermijdelijk, maar ronduit storend is de weergave van het Engels dat zwarten spreken. Een paar voorbeelden: ‘Stap in nou en zit stil tot je ma komp.’ zei Dilsey. Ze duwde me in het rijtuig. T.P. hield de teugels. ‘Ik mot zegge dat 'k d'r niks niet van begrijp dat Jason geen nieuwe surrey koop.’ zei Dilsey. ‘Dit ding valt vendaag of morrege nog es onder jullie in mekaar. Mot je die wielen zien.’ (Faulkner 1965: 42) En even verderop: ‘Je weet net zo goed as ik dat Roskus zoveel last van z'n remetiek hep dat ie niet meer ken doen as ie mot, miss Carrelien.’ zei Dilsey. ‘Kom nou maar en stap in. T.P. ken je net zo goed rijje as Roskus.’ Vandenbergh heeft zich voor het weergeven van de taal van zwarten uit het Zuiden bediend van een regionale variant van het Nederlands, waardoor je regelmatig het gevoel bekruipt dat je een streekroman aan het lezen bent. Nu zijn Faulkners romans wel sterk streekgebonden, maar zeker geen streekromans in de klassieke betekenis van het woord.Ga naar eindnoot6 Het gebruik van een Nederlandse streektaal voor het weergeven van een Amerikaanse streektaal heeft iets potsierlijks. Wat Gerard Reve over het schrijven van spreektaal zegt geldt in extenso ook voor vertalen: ‘De spreektaal in de dialoog blijft voor menig auteur levenslang een probleem. Hoe moet hij bijvoorbeeld ongeletterdheid, domheid of een lage | ||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||
maatschappelijk niveau van de spreker typeren? Niet, liever nooit, door het platte praten van die persoon zogeheten “fonetisch” weder te willen geven’ (36).Ga naar eindnoot7 In zijn verantwoording geeft ook Bartho Kriek aan te hebben geworsteld met de ‘de fonetische weergave door Faulkner van het Amerikaans zoals gesproken door de zwarten’.Ga naar eindnoot8 Hij heeft er uiteindelijk voor gekozen om dit weer te geven met de taal van ondertitels. Het spreektalige wordt daarmee goed getroffen en is nooit storend. In de vergelijking met het origineel valt wel op dat het onderscheid tussen de spreekwijzen van personages minder geprononceerd wordt en dat ook de verschillen tussen de spreekwijzen van dezelfde personages in de afzonderlijke delen minder groot worden. Dit verlies lijkt me onvermijdelijk als je niet je toevlucht tot een Nederlands dialect wil nemen. Overigens maakt Kriek naast de ondertiteltaal ook gebruik van grammaticale fouten om de klasse van de spreker aan te geven.
De verschillen tussen de vertalingen zitten vooral in de details en zijn naar mijn idee niet terug te voeren op een fundamenteel andere vertaal opvatting.Ga naar eindnoot9 Om een indruk te geven van de verschillen, hier Vandenberghs vertaling van de eerste alinea, die eerder werd geciteerd in de vertaling van Kriek: Door de heg, tussen de omkrullende bloemen door, kon ik ze zien slaan. Ze kwamen naar waar de vlag was en ik liep langs de heg. Luster was aan het zoeken in het gras bij de bloemboom. Ze namen de vlag weg en ze sloegen. Toen zetten ze de vlag weer neer en ze gingen naar de tafel en hij sloeg en de ander sloeg. Toen liepen ze verder en ik liep langs de heg. Luster liep weg bij de bloemboom en we gingen langs de heg en zij bleven staan en wij bleven staan en ik keek door de heg terwijl Luster in het gras zocht. Groter zijn de verschillen waar het gaat om exotische kenmerken als het dialect. In de details zijn de veranderingen bijna altijd verbeteringen. Zo is een ‘jaybird’ in de vertaling van Bartho Kriek nu een ‘blauwe gaai’ en geen ‘Vlaamse gaai’ meer. Belangrijker is dat Kriek met meer respect voor de brontekst te werk gaat. Zo ‘ver betert’ Vandenbergh in zijn vertaling ‘reducto absurdum’ naar ‘reductio absurdum’. Het lijkt mij aannemelijk dat Faulkner deze fout bewust heeft laten maken door Quentins vader en de verbetering door Vandenbergh lijkt me daarom niet op zijn plaats. Hetzelfde geldt voor het streepje in ‘excruciating-ly’: dat heeft Vandenbergh wegvertaald, terwijl Kriek het ziet als een teken van de dronkenschap van de vader van Quentin. Ook vertaalt Kriek vaker concordant dan Vandenbergh. Zo zijn er nog talloze verbeteringen, maar omdat het gaat om geïsoleerde gevallen, laat ik het bij deze paar voorbeelden. Een klein minpuntje dan toch aan de nieuwe vertaling: in het nawoord wordt toch weer een poging gedaan om TSATF te duiden, die op zich redelijk feitelijk is, maar waarin toch ook weer de woorden ‘de neergang van het Zuiden’ en ‘ondergang’ voorkomen. Maar verder staat niets de lezer in de weg om zich door deze roman in vertaling mee te laten voeren.
William Faulkner. Het geluid en de drift. Vertaald door Bartho Kriek. Amsterdam: Atlas, 2010. | ||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||
Bibliografie
|
|