Nieuwsbrief
2 mei 2019
Nieuws van de DBNL - mei 2019
Nieuwe titels van mei
Hij ontwierp zijn eigen huis en de weg van Den Haag naar Scheveningen, doorkruiste al op jonge leeftijd heel Europa als diplomaat, speelde luit, componeerde muziek en wordt ook nog eens gerekend tot de grootste Nederlandse auteurs uit de Gouden Eeuw: Constantijn Huygens (1596-1687) was een multitalent. De DBNL brengt deze maand enkele edities van zijn werk online: van zijn Latijnse gedichten, zijn Nederlandse gedichten en van het gedicht Hofwijck, over zijn huis in Voorburg.
De dichtbundel Maart-April van de Antwerpse dichteres Alice Nahon (1896-1933) verscheen in 1936, drie jaar na de dood van de jonge vrouw. Nahon wist in haar korte leven 250.000 dichtbundels te verkopen en groeide uit tot een Vlaams icoon. De bundel bevat onder andere haar eerste werk, dat ze schreef tussen 1911 en 1913 toen ze de landbouwhuishoudschool bezocht, en werd samengesteld en van een biografie voorzien door Renaat Korten. De eerste druk staat nu online.
In 1932 werd het eerste nummer van Onze Taal uitgebracht, het tijdschrift over de Nederlandse taal waarin experts aan het woord komen, maar ook de ‘gewone’ lezer. In het begin nog driemaandelijks, maar ‘zoodra de kas dat toelaat’ maandelijks. De eerste vijftien jaargangen staan nu online, de jaargangen tot 2014 zullen later dit jaar aan de DBNL worden toegevoegd.
Verder nieuw deze maand boeken van de Vlaamse auteur August Snieders, een tragedie over een Carthaagse prinses van Guilliam van Nieuwelandt en De laatste stad, met tekeningen van Jeroen Hermkens en gedichten van Theo van der Wacht.
De schatkamer van… Arendo Joustra
Wat is uw schat in DBNL?
‘Het liefst zou ik natuurlijk Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift noemen. Dat verscheen van 1891 tot 1940, toen de Duitse bezetting verdere publicatie onmogelijk maakte. Het bevat niet alleen talrijke beschouwingen over kunst en literatuur, maar ook oorspronkelijk werk van Louis Couperus, Herman Heijermans, J. Slauerhoff en Jan Campert. Veel schrijvers en dichters debuteerden in het blad, zoals Gerrit Achterberg en Jan de Hartog. Het publiceerde ook de eerste interviewserie van C.K. Elout, die zou uitgroeien tot de belangrijkste politiek journalist van zijn tijd. Fraai zijn ook de door hem zelf geïllustreerde artikelen over zijn reis naar Amerika van de piepjonge H.M. Krabbé, de grootvader van Jeroen.
25 van de 50 jaargangen staan nu in DBNL, dus er zijn straks nog veel schatten te ontdekken.
Maar als ik een schat mag noemen die niets met Elsevier te maken heeft, dan is dat de uitvoerige beschouwing van Nikolaas Gerard Pierson over de Britse staatsrechtgeleerde, econoom en hoofdredacteur van The Economist Walter Bagehot in De Gids van 1877. Wonderlijk dat destijds in Nederland al zoveel belangstelling bestond voor Bagehot, wiens ‘regels’ voor de monarchie ook in Nederland gelden.
En laat ik de Memoires van Willem Oltmans niet vergeten. De 76 dagboekdelen vormen een bijzondere bron en de publicatie van zijn boeken op DBNL heeft nu al geleid tot een geannoteerde vertaling die verschenen is bij een Amerikaanse wetenschappelijke uitgeverij. Want dat wordt wel eens vergeten, maar DBNL is uiteraard wereldwijd te raadplegen.’
Wat zou u graag aan DBNL willen toevoegen?
‘Door mijn werk ben ik meer in politiek en geschiedenis geïnteresseerd. En dan buitelen de schrijvers die toegevoegd moeten worden natuurlijk over elkaar heen. Prof. dr. Hans Daalder heeft net voor zijn overlijden in 2016 zijn werk vrijgegeven voor DBNL, zodat iedereen nu onder meer zijn lucide uitleg kan lezen over de politiek als erfenis van de Nederlandse Republiek. Acht punten in nog geen 1.800 woorden.’
Wat wenst u DBNL toe?
‘Dat DBNL met het toevoegen van andere vakgebieden mag uitgroeien tot de digitale bibliotheek van de KB, dus een soort DKB of KDB. Om dat financieel mogelijk te maken wens ik DBNL ter gelegenheid van dit mooie jubileum een grote cheque toe van de Staat of van een van de Goede Doelen-fondsen. En ik hoop dat DBNL zelf nog iets zakelijker wordt, waardoor schrijvers zelf kunnen betalen om hun werk op DBNL geplaatst te kunnen krijgen.’
Arendo Joustra is hoofdredacteur van Elsevier Weekblad en onder meer secretaris van de Willem Oltmans Stichting. Een deel van zijn eigen werk is op DBNL te vinden.
Parels uit de DBNL
Op 22 februari 1898 wordt in Paramaribo, Suriname, Anton de Kom geboren, het tweede kind in het boerengezin van moeder Judith en vader Adolf, die nog als slaaf geboren is. Anton volgt de mulo, haalt zijn diploma boekhouden en vertrekt begin jaren 20 naar Nederland, waar hij in linkse kringen terechtkomt. Het imago dat hij hiermee opbouwt, werkt tegen hem als hij zich zo’n tien jaar later weer wil vestigen in Suriname. De Kom, inmiddels getrouwd en vader van vier kinderen, kan daar geen stap doen zonder dat de politie hem volgt en uiteindelijk wordt hij gearresteerd wegens poging tot misdrijf tegen de veiligheid van de staat. Zijn aanhang pikt dit niet en voert vrijlatingsacties uit, waarbij twee mensen om het leven komen en 23 gewonden vallen. Zonder enige vorm van proces wordt hij verbannen naar Nederland. Deze en andere ervaringen zal De Kom verwerken in zijn belangrijkste werk, Wij slaven van Suriname, het boek dat een cesuur betekende in de geschiedschrijving over het land.
In Wij slaven van Suriname, dat verschijnt in 1934, wordt voor het eerst de geschiedenis van Suriname beschreven vanuit een antikoloniaal gezichtspunt, het radicale gezichtspunt van de onderdrukten. Het boek is opgebouwd uit drie delen: het tijdperk van de slavernij, het tijdperk van de ‘vrijheid’ en De Koms weerzien met en afscheid van Suriname. Het eerste deel behandelt het donkerste hoofdstuk uit de Surinaamse geschiedenis: het wrede systeem van slavernij. Voor dit deel verrichtte De Kom geen origineel bronnenonderzoek, maar baseerde hij zich hoofdzakelijk op een aantal bekende naslagwerken over Suriname en op verhalen van zijn grootmoeder, die de slavernij nog had meegemaakt. In het tweede deel staan de ellendige omstandigheden centraal van de voormalige tot slaaf gemaakten en de contractarbeiders, en in het laatste deel bespreekt De Kom zijn aankomst in Suriname, de tegenwerking van de zijde van het koloniaal bestuur, zijn arrestatie en uitzetting.
De Kom combineert hier historische feiten met persoonlijke waardeoordelen die neerkomen op een felle aanklacht tegen het koloniale systeem van uitbuiting. Dit alles met het doel de Surinamer zijn trots terug te geven: zwart zelfbewustzijn, zelfrespect, organisatie en proletarische eenheid zijn kernbegrippen in dit boek. De koloniale geschiedenis zou De Kom na 1934 echter doodzwijgen of hem hoogstens aanduiden als oproerkraaier: Wij slaven van Suriname wordt bestempeld als verderfelijke lectuur van een gevaarlijke communist.
Het duurt dan ook tot 1971 voordat een herdruk verschijnt en het zijn linkse Surinaamse studenten in Nederland die eind jaren zestig het boek herontdekken als manifest en inspiratiebron voor hun ontluikende politieke bewustzijn. Hierna vindt het werk brede ingang onder een Surinaams en Nederlands lezerspubliek en ook nu nog vormt De Koms gedachtegoed voor velen een belangrijk oriëntatiepunt in het zoeken naar een eigen Surinaamse identiteit.
De DBNL brengt deze maand de eerste druk online van dit bijzondere boek.
Anton de Kom, Wij slaven van Suriname. Contact, Amsterdam 1934.