Nederduytsche dichten (1626-1638)
(1939)–Jacob van Zevecote– Auteursrecht onbekend
[pagina 84]
| |
V2 Variante: Lof van Harderwijck. Ga naar voetnoot(1)1[regelnummer]
Heins, soo ú belieft te weten
Hoe dat met úw' neef mach gaen,
Hoe ick Holland kan vergeten
Ende Leijden laten staen,
2[regelnummer]
Weet dat ick begin te levenGa naar eind2
In het weeldich Harderwijck,
Dat ick niet en wil begeven
Om het schoonste koninkrijck.
3[regelnummer]
Al sag ick veel steden trotsenGa naar eind3
Met haer huijsen, met haer lien,
Als ik over d'hooge rotsen
Trock Italien besien.
4[regelnummer]
Noijt en heb ick noch gevonden
Een die mij soo heeft behaegt,
Dat mijn herte vastgebonden
Naer geen ander stat en vraegt.
5[regelnummer]
Van het Noorden, van het Westen,
Seer genúchelijk om sien,
Komt de zee tot aen de vesten
Haren dienst de stadt aenbien.
6[regelnummer]
Die om ijeder te doen weten
Dat sij tol ons schúldich is,
Sent ons dag voor dag om t'eten
Spiering, bot, en ander vis.
7[regelnummer]
Daer gaet menig schuytjen varen
Met soet aerdich volk gelaen,
Als de Sonne doet de baren
In den somer sachter gaen:
| |
[pagina 85]
| |
8[regelnummer]
Als de bruggen, die op palen
Sijn tot in de zee gebrocht,
Sien soo menich Eel man halen
Een gesonde avontslocht.
9[regelnummer]
Naer het Oosten, naer het Súijen,
Sijn de túijnen vast aen stadt
Vol van boomen vol van krúijen
Tusschen menig wandelpat.
10[regelnummer]
Daer ist dat de nachtegalen
In het kriecken van den dag
Haer onnosel min verhalen
Met onvolgelijck geklach.
11[regelnummer]
Daer ist dat de vogels spelen
Op het dick beloovert hout
En veel van de liefde quelen,
Die haer teer gemoet benout.
12[regelnummer]
Niet seer verre van de mueren
Is de heij en is het bos;
Die wilt kan in lúttel úeren
Maecken daer sijn sorgen los.
13[regelnummer]
Doch die in de stadt wilt blijven
En verkeren mette lien,
Of die trotse boecken schrijven,
Of naer t'lants welvaren sien:
14[regelnummer]
Hij sal vinden Edelmannen,
Vol van wijsheijt en verstandt,
Die haer tegen de Tijrannen
Stellen voor het Vaderlant:
15[regelnummer]
Die soo neerstich altijt wakenGa naar eind15
Voor haer lieve borgerij
Om haer noijt te laten smaecken
De Maraensche slavernij.
| |
[pagina 86]
| |
16[regelnummer]
Hij sal vinden groote sielen,
Die ver boven tijt en doot
Spotten met Fortunae wielen,
Sitten in Apollo's schoot.
17[regelnummer]
Die en achten niet een siereGa naar eind17
Dat het volcscken haer veracht,
Dencken dat is de maniere
Van de borgers van de nacht.
18[regelnummer]
Dese sielen, dese menschen,
Dese stat van vréuchden rijck,
Doen mij dag voor dag meer wenschen
Om te blijven t' Harderwijck.
|
|