Nagelaten gedichten(1943)–Karel van de Woestijne– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] O van 't ongerept ontroeren... O van 't ongerept ontroeren, nauw-geboren, ongezeid, huivrend reeds de pennen roeren aan de vlerken van den Tijd; zien, hoe de eigen adem-halen, klarend voor 't verbaasd gezicht, schuiven aan de zonne-stralen als een waas van schóoner licht; proeven, in de diepe groeven die de roodste lippe graaft, hoe het langst en wrangst bedroeven de eêlste en rijkste liefde laaft;... - worde ik als de wees, gezeten aan een schoon en breed festijn, die van vreugde mag vergeten vroede spijs en kloeken wijn; laat ik stappen naar het duister en me zeggen: ‘'k ben voldaan, want er is geen zonne-luister die uit mij niet is ontstaan.’ Vorige Volgende