Aanteekeningen, gehouden op eene reize door Turkeyen, Natoliën, de Krim en Rusland in de jaren 1784-89
(1789-1793)–Pieter van Woensel– Auteursrechtvrij
[pagina 324]
| |
Vijfde bundel.Constantinopolen krijgskundig beschouwd.Ga naar voetnoot(89)Gelijk met de veroveringen van dezen zetel des Griekschen keizer-rijks, de Turken | |
[pagina 325]
| |
't zelve den doodsteek gaven - want ik reeken nu voor niets de splinter, die 'er david commenus te Trebizonde van overbleef; behalve dat ook deeze binnen kort | |
[pagina 326]
| |
't lot van constantinus palaeologus hadt - alzo zal wederom met 't verlies deezes zetels des Turkschen rijks dit laatste in duigen vallen. 't Is niet dat de Sultans zich niet bevinden in omstandigheeden geheel onderscheiden van die des Griekschen Keizers, wien voor de verovering van Constantinopolen buiten 't zelve reeds niets overbleef: - 't is om deeze reeden, dat alle de pacha's, beyglerbey's enz. of verre de meesten, zeker de vermogendsteGa naar voetnoot(90) altoos tot opstand genee- | |
[pagina 327]
| |
gen, onderdaanen in schijn, zich onmiddelijk der heerschappije des Sultans zullen onttrekken, zodra 't verlies der hoofdstad hem dwingende elders heul en troost te zoeken, dit staatkundig uurwerk komt stil te staan. Meenigmaal heb ik mij aldaar met luiden van kunde in aanzienelijke posten gesteld, over deeze gevaarlijke gesteldheid van zaaken onderhouden. Hun scheen ze min dringende, dan mij, die toen 't zee-weezen der Russen noch te Cherson noch te Sevastopol kende. Het streelt zeker mijne eigenliefde van achteren uit de papieren van luiden van diepe militaire kunde, die alles met eige oogen opzettelijk onderzocht hebben, te zien, dat dit onheil den Turken onmiddelijk voor de deur staat, en dat ik alzo den bal niet misgeslaagen heb. Maar zo mij dit streelt, doet 't mij leed, daar ik altoos gehoopt had, dat zij door zo meenige harde lessen wijzer geworden hun land- | |
[pagina 328]
| |
en zeemacht eindelijk in dien staat zouden gebragt hebben, dat zij een veroverzieken nabuur met vertrouwen onder de oogen konden zien, 't doet mij leed, zeg ik, dat de abuizen bij hen zo diep zijn ingekankerd, dat een uitvoerlijk plan van hervorming eene wiskundige onmogelijkheid is, dat de beste poogingen niet meer dan een palliatif zijn voor ongeneeslijke kwaalen, die 't alleen voor een tijd kan verschuiven. Even nu als een hooge boom niet omvalt zonder te beschaadigen, of te verpletteren die hem omringen, alzo is de nasleep des ingestorten Turkschen rijks onbereekenbaar. Wie zal 'er door vergruist worden? wie zal de afgescheide brokken van dit ontmeetbaar gebouw na zich neemen, om 'er 't zijne mede te vergrooten? Wat hiervan zij, Constantinoplen uit dit gezichtpunt beschouwd, wordt oneindig belangrijk. Zo mijn lezer deel neemt in den | |
[pagina 329]
| |
toestand der waereld, behoef ik hem om geene verschooning te vraagen voor de bijzonderheeden, in welke ik gaa treeden, omtrent de wijze waarop deeze stad aangevallen en principaal verdeedigd kan worden: opdat de genie 't gebrekkige van 't militaire vervulle. Voor een dozijn jaaren mogt deeze memorie een hors-d'-oeuvre schijnen. Toen de Russen, in hun oorlogen met de Turken, den Dnieper, Bog, Dniester en Donau passeeren, hunne legers hondert mijlen moesten laaten marcheeren, zodat zij als afgemat waren, voordat zij op 't slag-veld kwamen, toen zij eene menigte vestingen te veroveren hadden, om zich eene vrije retraite te menageeren; allen operatiën, die veel tijd, manschappen en kosten vorderen, wilde zij eindelijk tot hun geliefd oogmerk, 't verdringen der Turken uit Europa en Constantinopelen komen, toen, zeg ik, mogt dit gevaar | |
[pagina 330]
| |
zich in een ver verschiet vertoonen, en deeze memorie een overboodig werk schijnen: maar zedert zij te Cherson een admiraliteit, te Sevastople een vloot, en de vrije vaart op de Zwarte-Zee hebben, kan de Sultan 's avonds, in zijn Serrail te Constantinoplen gerust gaan slaapen, en 's morgens of der Russen krijgs-gevangene, of gedwongen zijn te vluchten, en hun zijn gansche rijk, als 't ware, ten prooi te laaten.Ga naar voetnoot(91) | |
[pagina 331]
| |
Dit is letterlijk waar; en (een paerdje dat noch harder draaft) ik neem aan te bewijzen,Ga naar voetnoot(92) dat zo, in plaats van den Prins potemkin, onze Vice-Admiraal en Ridder van kinsbergen het opper-gebied over de Russische marine op de Zwarte-Zee gevoerd, zo de Keizerin zijnen ijver en arbeidzaamheid helpende, maar halven wind hadt willen zeilen, Constantinopolen voor haare zegepraalende wapenen reeds zoude hebben moeten bukken; en zo de grootte dier residentie 't moeijelijk zoude gemaakt hebben | |
[pagina 332]
| |
haar te behouden, zij gewis dezelve zou hebben kunnen rantzoeneeren, en 'er een onnoemelijken schat uit trekken. Zo is 't dan wel niet te verwonderen, dat deeze Vorstin zich zo veele moeite gaf, om dien Heer in haaren dienst te lokken, hem Carte-Blanche aangeboden hebbende! - Ergdenkenden en wangunstigen zullen deezen uitstap van vleijerije verdenken. Dan ik betuige, zo zeer ik wensche bij alle, die mij kennen, de reputatie van een eerlijk mensch te behouden, dat het gezegde naar 't zuiver ingeeven van mijn geweeten, naar mijne beste overtuiging, en voorzeker buiten kennis van dien Heer, hier neêrgezet is.Ga naar voetnoot(93) | |
[pagina 333]
| |
De slag, dien de Russen den Turken bereiden, zal hun uit de Zwarte-Zee, toegebragt worden. Schoon de vlooten der eersten in de Oost-Zee veel zwaarer zijn dan die op de Zwarte-Zee, zullen deezen 'er 't werktuig niet van zijn. Voor eerst is de weg uit Cronstad naar de Dardanellen lang. Ten tweede moeten zij Zweeden, Denemarken, Holland, Engeland, Vrankrijk, Spanje voorbij zeilen: 't geen niet toegaan kan, zonder eenige deezer mogendheeden ombrage te geeven. Ten derde zijn de Zuide-Winden bij de Dardanellen, in 't fraaije faisoen zeldzaam, en de stroomen altoos contrarie. Ten vierde is Sevastople een hoek van | |
[pagina 334]
| |
de waereld, daar geene mogendheid hen bespiedt. Ten vijfde zijn de Noorde-Winden op de Zwarte-Zee in den zomer als een passaat. Ten zesde loopen de stroomen uit deeze vliegend den Bosphorus in, en 't Serrail voorbij: zodat zij 'er den ingang in den nanacht van aangedaan hebbende, (de Kust is hoog genoeg, om den ingang van 't Kanaal bij helder weêr, op 9 à 10 mijlen te kunnen peilen) niet 't krieken van den dag, eer de Sultan zich noch den slaap uit de oogen geveegt heeft, voor zijn Paleis kunnen leggen. Daarom zullen wij vooreerst en vooral met de verdeediging van 't Kanaal van Constantinople van den kant der Zwarte-Zee ons ophouden. De Bosphorus is aan deszelfs ingang dertien hondert roeden breed; maar deeze breedte neemt allengs af tot aan de punten, | |
[pagina 335]
| |
uitsteekende in Europa en Asia, Cavacks genaamd. 't Vaarwater is doorgaans van eene ongelijke breedte, maar altoos veel min breed dan de Bosphorus zelve, van 9. 13. 15. 17. zeer zelden 42 vademen diep. Een grond van kiezelsteen (gravier). Van den ingang tot aan deeze punten is de stroom, gebooren uit den toevloed van water in de Zwarte-Zee, door zo veele rivieren, den Don of Tanais, den Dnieper of Boristhenes, den Bog of Hypanis, den Dniester of Danastris, den Donau of Isther aangebragt, wel vooraan sterk, maar minder als hij 't na beneden is. Deeze stroom is bovenal vliegende in de zes zomer-maanden, wanneer de N. Winden bestendig waaijen. Maar in herfst en winter waaijen 'er ook Z. Winden, welke dien stroom zeer stremmen, en zelfs dooden. Deeze laatsten zoude men moeten nutten, om in 't Vaar-water, 't zij aan zijne engste, | |
[pagina 336]
| |
't zij aan zijne ondiepste plaatze, verzenkingen te maaken. Oude schepen, met steenen, zand, enz. gevuld, alles specie, die men aan den oever in overvloed vindt, en die men ter verbreeding van 't Kanaal (op dat 't geen men van de ruimte afneemt in de diepte - men aan 't water wedergeeve in de breedte) zoude moeten wegruimen, in menigte bij, naast en op elkander gezonken, zouden misschien 't vaarwater zo ondiep kunnen maaken, dat 't voor Oorlog-schepen niet meer vaarbaar was. Dit zou, zal men zeggen, geen klusje, maar een zwaare karre wei zijn. Wat zwaarigheid! zo 'er maar een kijk van goed succes op was. Wie zal na der Franschen Hercules-arbeid te Cherburg zeggen, dat iets van die natuur onmogelijk is? En alsdan mogten de Russen hun gansche Esquader van de Zwarte-Zee, toch enkel ingericht om den arme Turken katte-kwaad | |
[pagina 337]
| |
te doen, inzouten, of 'er brandhout van hakken, waaraan zij toch in de Krim zo groot gebrek hebben. 't Zij nu dat dit ontwerp onuitvoerlijk is, 't zij 'er de Turken niet om gedagt hebben, 't zij ze de vrije vaart voor hunne eige Oorlogschepen niet hebben willen verliezen, zij hebben getracht zich te dekken tegen een aanval, op de volgende manier. Twee oude kasteelen moeten een vijandelijke vloot afweeren. Maar zij leggen op een te grooten afstand, om hun vuur te kunnen kruitzen; en zij zijn te zwak om 't vijandelijk vuur te kunnen weêrstaan; om nu niet te spreeken, dat zij door een klein getal troepen, die men in de nabuurige bogten aan wal kan zetten, den Turken zelfs voor den neus zouden kunnen weggenomen worden. De twee nieuwe kasteelen, in 't jaar 1773 gebouwd, hebben dezelve gebreken: uitge- | |
[pagina 338]
| |
nomen dat zij nader aan elkan der leggen Met recht werpt men den Heer Baron de tott voor, - dat hij voor dezelve eene slechte plaats heeft uitgekozen - dat hij de hoogtens van waar de vijand ze met zijn geschut zou kunnen bestrijken, niet geslecht heeft - dat hij 'er 't vuur zodaanig van heeft verdeeld, dat 't grootste gedeelte 'er van niet kan werken, voordat de vijand of met zijne schepen op de zijde 'er van legt, of 't reeds gepasseerd is: daar met 't grootste vuur N.O. en N.W. aan te leggen, men de schepen van vooren tot achteren hadt kunnen beschieten. De nieuwe batterijen der beide Kavacks, van steen opgemetzeld, zo als die der voorgemelde kasteelen, zijn des te slechter, naarmaate derzelver schietgaten niet meer dan vier à vijf voeten boven water zijn. Binnen kort zou de overmacht van 't vijandelijk geschut dit vuur doen zwijgen. | |
[pagina 339]
| |
De Turksche artilleristen zijn ook zo slecht, dat men in 't geheel geen staat mag maaken, noch op de juistheid van 't schot, noch op de gezwindheid van 't vuur, zo noodzaakelijk in dergelijke geleegenheeden. Hieruit is 't op te maaken, dat een vijand van eene grooter magt in scheepen, dus meester van de Zwarte-Zee, welke in de tegenwoordige gesteldheid van zaaken deeze passage zou zoeken te forceeren, 'er zeer waarschijnelijk in slaagen zou: daar de aangehaalde gebreken der kasteelen en batterijen hem niet zouden behoeven tegen te houden. Wat meer is, al hadden ze ook deeze gebreken niet, zouden ze 't evenwel niet kunnen doen. Als een vloot een passage wil forceeren, zo die alleen op eene plaatze weêrstand vindt, laat ze ook noch zo sterk zijn, zal 't hem altoos gelukken. De vaart van de schepen, stroom en wind meê hebbende, zal ze in een snip voorbij die | |
[pagina 340]
| |
gevreesde plaatze voeren, waarvan ze ook noch 't vuur door 't hunne zullen doen verflaauwen. Maar wanneer deeze passage, door een ketting van verdeediging, meer dan één weêrstand biedt, zo zullen de schepen, altoos meer of min aan romp en tuigagie beschadigd door 't eerste vuur, vertraagd in hun vaart, noch meer aan een tweede blootgesteld zijn; 't geen zij niet zullen durven waagen. Maar gesteld, dat, in weêrwil van al den kijk op een goeden uitkomst, de vijand deeze onderneeming niet durfde waagen, zou 't hem in dat geval gemaklijk zijn kleine corpsen troupen aan de nabuurige kusten van Europa en Asia aan land te zetten, en deeze kasteelen te doen aangrijpen van achteren, alwaar zij niet geflankeerd, waar zij gevolglijk ligt te beklimmen en stormenderhand weg te neemen zouden zijn. Deeze operatie vordert enkel eene eenvou- | |
[pagina 341]
| |
dige kennisse van 't locaale, die de Russen ligt krijgen kunnen. Digt bij de oude kasteelen in Europa en Asia, zijn verscheiden plaatzen zeer geschikt tot 't aan land zetten van troepen, die in éénen nacht ze zouden kunnen forceeren: ondertusschen dat 't geschut der schepen eene nuttige diversie na den zee kant maakte. Deeze ontscheepingsplaatzen zijn, aan den kant van Europa, van Fanaraky af tot Eski-Fanary, dat is op eene uitgestrektheid van 4,000 roeden. Verscheide inhammen en bogten, die de Turksche Caïquen doorgaans tot eene werkplaatze dienen, en waarin de oorlogssloepen en barken de manschap aan land kunnen zetten, zouden die landinge zeer bevorderlijk zijn. Aan de zijde van Asia vindt men, op een afstand van 200 roeden van 't kasteel, een ruimen inham, geformeerd door een valei, open voor den mond van een beek. In weêrwil van de nabijheid des kasteels, | |
[pagina 342]
| |
kan geen één zijner stukken deezen inham beschieten. Deeze plaats zou de ontscheeping zeer begunstigen. Riva 800 roeden verder, zounoch voordeeliger zijn, daar men overal zeer gemaklijk voet aan wal kan zetten. Op 400 roeden afstand van land kunnen de schepen op 19 vademen ankeren. De anker-grond is 'er zo goed, dat de schepen geen gevaar loopen van verdrijven, in weêrwil der heftigheid van de stroomen en de N. winden. 't Armzaalig kasteel van Riva zou niet kunnen hinderen, dat men zo veel volks aan land zette, als men nodig heeft, om 't te neemen, zo als ook 't Fanaraky van Asia. De ligtheid der communicatiën, de hoogtens, die elkander achtervolgens en de nieuwe kasteelen bestrijken, laaten vermoeden, dat de eerste attaque gelukt zijnde, alles wat 'er beneden is, 't een na 't ander, zou weggenomen worden in éénen nacht. | |
[pagina 343]
| |
Dit geklaart zijnde, zou 'er geen hinderpaal meer tegen den doortocht der Schepen zijn; geholpen door den stroom en de N. winden, kunnen zij in drie uuren tijds voor de punt van 't Serrail zijn, zich 't een achter 't ander vertuijen, of voortweeankers vast leggen en de hoofdstad des Turkschen rijks tot de overgaaf dwingen. Is Constantinopolen zo ligt te overrompeen, 't is 't niet min het te verdeedigen. De natuur zelve heeft deeze verdeediging zo te land als te water aangeweezen. 't Kanaal van Constantinopolen heeft op zijn naauwst niet meer dan 700 roeden breedte.'t Is omringd van hoogtens van 30 tot 150 voeten, waarmede men voordeel zou kunnen doen, om 'er geschut op te planten. Beide de oevers hebben zeer goede ankerplaatzen, zeer geschikt om 'er vlottende batterijen in te leggen, die den doortocht noch veel enger zouden maaken, en al hun vuur met veel voordeel tegen de schepen, | |
[pagina 344]
| |
niet in 't zelve geval zich bevindende, zouden kunnen ontwikkelen. In de kasteelen of op de batterijen vindt men thans geene mortieren. 't Is echter derzelver vuur 't welk de schepen 't meeste vreezen, wijl 't hen aan een zichtbaar gevaar blootstelt. Eén éénige bombe is volstaande om een schip in de lucht te doen springen, en een geheel esquader in desorder te brengen, 't zij door 't springen, 't zij door 't in den brand steeken van de naaste schepen. Men kan niet te veel mortieren plaatzen bovenal op de uithoeken, van waar men het schot na boven en beneeden de batterijen kan wenden. Men kan 'er vlottende batterijen bijvoegen, uit welke men de schepen, 't zij met gloeijende, 't zij met brandkogels zou kunnen beschieten. De canoneer-sloepen behoorden van een zwaar charter te zijn, zullen zij 't kanaal | |
[pagina 345]
| |
met eenigen nadruk beschermen. Zij behoorden te zijn van 12 stukken 24 ponders. Men heeft opgemerkt, dat de twee hooge uithoeken, die 400 roeden beneeden de nieuwe kasteelen zijn, het kanaal zeer eng maaken. Derzelver schuinsche richting zou de directie van 't vuur begunstigen, en maaken dat men de vijandelijke schepen voorin zou kunnen schieten. Men zoude bij de Cavacks de vlottende batterijen ten anker kunnen leggen, op vier ankers, gekat in een haane-poot, en met ijzere kettingen vast gehouden. De eerste deezer vlottende batterijen moest 20 roeden van de kust, de tweede 30 roeden 'er van geänkerd leggen op 15 tot 18 vademen kiezel-steen in Europa, en 20 tot 30 vademen schelpen in Asia. Men moest ze in een diagonaal met den ingang van 't kanaal op een spring leggen. Deeze batterijen zouden eene des te geduchter ketting formeeren, naarmaate | |
[pagina 346]
| |
om ze te forceeren, men 'er op zou moeten vallen, en zich met hen vermengen. Hen te enteren, zou gevaarlijk zijn. Deeze legging is des te gelukkiger, daar hier op 100 roeden afstands van land een klip legt, welke de passage enger maakt. Keurt men deeze vlottende batterijen af, zo gebruike men een getal van 20 canonneer-sloepen, ieder een stuk van 24 op de bak, op een sleê, voerende. Men moest ze met den voorsteeven na 't N. ankeren, en ze zo aan elkander vastmaaken, dat noch wind noch stroom ze uit hun directie kon brengen.'t Gezegde omtrent de weêrloozen staat der kasteelen van de land-zijde in Europa en Asia, doet den militairen leezer reeds van zelfs begrijpen, hoe zeer 't nodig is, achter beide dezelve eene plaatze voor 2000 man te ruimen, en 'er de nodige magazijnen voor mond- en krijgsbehoeftens | |
[pagina 347]
| |
bij aanteleggen, waardoor men deeze kasteelen tegen eene overrompeling kan dekken. Zonder te spreeken, dat een dergelijk geretrancheert campement het landen in de buurt der kasteelen of onmogelijk of bezwaarlijk maaken zou: zonder te spreeken dat een vijand elders geland, een zo gewichtigen post niet achter zich zou durven laaten, maar dien eerst zou moeten wegneemen, 't geen hem waarschijnlijk verzwakken, zeer zeker hem vertraagen zou. Eene andere wijze waarop Rusland de Turksche hoofdstad zou kunnen wegnemen, is door een corps d' armee ergens op de kusten van de Zwarte-Zee aan wal te zetten, op den kortsten afstand van Constantinopolen. Bij geluk voor de Turken heeft de natuur dezelve (de kusten) doorgaans zeer steil gemaakt, bezet met hooge klippen. De kleine inhammen tusschen de kasteelen van Europa en Esky-Fanary zijn | |
[pagina 348]
| |
niet groot genoeg voor de landinge van duizend manschappen. Maar tusschen Esky-Fanary en Karabournou is eene generaale landing gemaklijk. Om deeze moeijelijk te maaken, behoorde men: I. Op de aangelegenste hoeken batterijen aan te leggen. II. Andere wandelende batterijen van veld stukken te hebben, die men in een rep verbrengen kan, daar de sloepen wilden landen. III. Twee corps Infanterij en Ruiterij, groot naar evenredigheid der vijandelijke macht, 't een te zetten op de hoogtens van Domusdere, 't andere bij Enicui, en dit camp met eenige ligte retranchementen te versterken. IV. Eenige mortieren te plaatzen op de voornaamste hoogtens, om de vloot, die de ontscheeping dekt, te beschieten. | |
[pagina 349]
| |
V. Twee torentjes voor 't maaken van seinen te bouwen, 't eene aan den hoek van Esky-Fanary, 't andere aan Kara-bournou; om van de eerste verschijning eener vijandelijke macht kondschap te kunnen geeven. Deeze zijn de voornaamste middelen, welke de Porte heeft, om een inval in haar land, en een aanval op haar hoofdstad afte weeren. 't Ontbreekt haar aan kalk noch steen, hout noch ijzer, noch handen, om ze te bewerkstelligen. Maar 't draalen is gevaarlijk. De noodwendigheid om de Turksche troupen alleen defensief te doen ageeren is een kind in de konst van oorlog bekend, laaten die troupen ook noch zo talrijk zijn. 't Is alleen door de keuze van de beste positiën, in overvloed op hunnen bodem te vinden, door 't met oordeel plaatzen van sterke retranchementen, dat een | |
[pagina 350]
| |
ongedisciplineerd en aan 't vuur ongewoon heir met eenig voordeel strijden kan tegen, en wel eens overwinnen kan een ander aan order en manoeuvres gewoon. 't Kanaal van Constantinopolen, Bosphorus Thracicus, dat zich door de Propontis en Hellespontus, in de Egeische Zee of Archipel ontlast, maakt de Turksche hoofdstad ook van die zijde voor den vijand toeganglijk. Om deeze deur toe te grendelen, schoon, om reeden voorgemeld, hunne natuurlijke vijand dien niet zal inbreeken, dienen de vermaarde kasteelen, bekend onder den naam van Dardanellen, juist bij den Hellespontus en de muuren van Troja geleegen. Op twee plaatzen is de doorgang versterkt. De eerste is voor aan den ingang tusschen twee kaapen, de tweede is vier mijlen hooger, daar de passage 't engst is. De twee kasteelen, die deezen laatsten door- | |
[pagina 351]
| |
gang versterken, heetten eigenlijk de Dardanellen, naar de oude stad Dardana. In den voorigen oorlog met de Russen heeft men noch een nieuw kasteel, onder opzicht van den Heer Baron de tott gebouwd. 't Nieuwe kasteel van Europa of Romeliën Inghi-Issan, is gebouwd aan den oever van de zee, en beslaat een heuvel, door een kleine valei afgescheiden van die, welke deeze plaatzen bestrijken. Zonder ons in te laaten in een breedvoerig detail der vestingbouwkundige bijzonderheeden, tot deeze kasteelen betreklijk, bijzonderheeden, die den Ingenieur, uit welke klasse 'er misschien niet één onder mijne lezers gevonden wordt, alleen smaaken kan en zeker smaaken zou - in 't detail der ammunitie deezer kasteelen, 't geen wij beiden naar de nieuwste, naauwkeurigste en nimmer voor 't licht gekomen opgaave voor | |
[pagina 352]
| |
ons hebben leggen, en waardoor wij deezen bundel met ettelijke vellen zouden kunnen doen zwellen, willen wij kristelijker met onzen lezer, en eerlijker met zijn beurs omgaan, hem dit verdriet en deeze waarschijnelijk voor hem zeer nodelooze uitgaave bespaaren, en dit alleen uit mijn wijdloopig handschrift resumeeren, dat alle deeze kasteelen, in hunnen tegenwoordigen staat voor een vijandelijke vloot een niets beduidende hinderpaal zijn. 't Is eene uitgemaakte zaak, dat de Graaf alexeiorlow, nadat de Turken bij Tchesmé geslaagen waren, indien hij, zijn voordeel weetende te doen met de Z. winden, die ettelijke dagen na dien slag woeijen (iets zeer zeldzaams in den zomer) hadt willen gaapen voor de pap, die het krijgsfortuin hem boodt, hij de passage der Dardanellen zou hebben kunnen forceeren. 't OnbeschoftGa naar voetnoot(93) geschut dier | |
[pagina 353]
| |
kasteelen is zo kwalijk geplaatst, dat men 'er zich niet van zou kunnen bedienen, onder 't vuur der vijandelijke schepen, die op zijn best maar ééne laag van de Turken te vreezen zouden hebben. Wilden zij zich door des kundigen laaten bestieren, zo behoorden zij deeze kasteelen te repareeren, borstweeringen van aarde op te richten, dit geschut op de behoorlijke affuiten te leggen, affuiten, geëvenredigd aan de stukken en bekwaam om derzelver schok uit te staan. Behalven dit zou men de hinderpaalen noch kunnen vermeenigvuldigen, en noch | |
[pagina 354]
| |
andere batterijen aanleggen. Die, welke men aan 't barbiers-punt heeft begonnen, en op de hoogtens aan de overzijde, zijn zeer wel geplaatst; men behoorde 'er stukken op te leggen en ze wel te onderhouden. De hoogte van Maita in Europa, vlak over den laagen uithoek Nahara, verdiende niet te worden verwaarloosd. De schepen, moetende 't digt onder de kust van Europa houden, veranderen van koers onder deeze hoogte, en zouden lang bloot leggen voor 't vuur der batterijen, die men 'er konde opwerpen. Ten besluite, met hoe veel zorge men ook alle de voordeeligste uithoeken met zwaare batterijen versterke, dit alles zal weinig baaten, ten zij men ook de nabuurige kusten versterke en bezette; om voor te komen, dat de vijand een landing doende, alle deeze forten en batterijen niet in den rug valle, en 'er zich van vermeestere. - | |
[pagina 355]
| |
'Er legt mij noch iets op 't hart, maar ik durf 'er niet meê uitkomen; schoon ik anders noch al iets durv'. Maar 'er zijn dingen, die tegen de aangenomene denkwijze zo ijsselijk aanloopen, die men als zo verderflijk zal aanmerken, zo gevaarlijk om ze aan den neus van 't publiek te hangen, dat ik haast niet weet of ik ...... 'k zal er eens een advocaat en een dominé over spreeken. Men ondermijnt een stuk gronds, en laat een duizend menschen of vier in de lucht springen. Men masqueert een batterij met schroot gelaaden, en veegt ettelijke duizend menschen uit de waereld, als of ze geen geld van bakeren gekost hadden. Men schiet met brandstoffen een vloot in den brand, en geeft den h. laurentius eenige duizenden confraters. Dit alles is geoorloofd, eerlijk, braaf, GLORIEUS! | |
[pagina 356]
| |
Zo is 't dan gepermitteerd in den oorlog zijn vijand allen mogelijken kwaad te doen, zonder eenige de allergeringste égards te hebben voor de menschheid? Is 't? Bedenk u wel.... Ja. Nu dan zo heb ik noch een pijl op mijn koker, waarmede de Turken de vliegen beter van zich zouden kunnen afhouden, als met al hun gewapende manschap: een pijl, tegen welke hunne vijanden geen schild hebben. Waar zal dat op uitkomen!.. parturiunt montes denkt wel iemand. Vriend! 't zal op geen muisje zijn; daar verbeur ik mijn rechter knevel onder. Hoor maar wel toe; en zo ik te met wat duister was, spreek 'er eens met uw Dr. over. De pijl, die ik beoog, is de pestGa naar voetnoot(94). Dee- | |
[pagina 357]
| |
ze ziekte heeft een zaadstoffe; men kan ze voortplanten als knollen en aardappelen. Breng deeze zaadstoffe onder de aanraa- | |
[pagina 358]
| |
king van een gezond mensch, en binnen kort zal hij van de pest worden aangegree- | |
[pagina 359]
| |
pen. enz. enz. enz. De etter der pestbuilen is de rijkste aan deeze zaad-stoffe. Al- | |
[pagina 360]
| |
les wat door eenen aan de pest zieken of gestorven aangeraakt, doordrongen is van | |
[pagina 361]
| |
zijn zweet en andere uitwerpzelen, kan ook deeze ziekte voortplanten. Wol enz. hier | |
[pagina 362]
| |
in geweekt, kan dit heillooze smet lang behoudenGa naar voetnoot(95) en zeker des te langer, naar- | |
[pagina 363]
| |
maate men 'er zorgvuldiger de lucht afhoudt. | |
[pagina 364]
| |
Zodra nu Rusland, Oostenrijk, of wie 't | |
[pagina 365]
| |
ook zijn mag, mienen maakte den Sultan | |
[pagina 366]
| |
vijandelijk aan te grijpen, kon hij de volgende taal voeren: | |
[pagina 367]
| |
Alles, wat leeft en gevoelt, gaf de natuur | |
[pagina 368]
| |
middelen ter zelfbehoud.Ga naar voetnoot(96) Gij hebt de | |
[pagina 369]
| |
krijgstucht, wij de perzoneele bravoure. Maar deeze is onbestand tegens uwe krijgskunde, die ons nationaal karakter, of de aart van onze regeeringsform van ons afwijst, die uwe veroverzieke woelachtigheid ook nimmer onder ons zult laaten wortelen. Zo moeten wij of ons gedweelijk onderwerpen aan onze vernieling, of listig nieuwe wapens tegens u uitvinden. Deeze zijn de pest. Zijt gewaarschuuwd! te vergeefsch zult gij uwe staaten omringen met cordons. Hoe weinig zullen zij u baaten! daar haare verwoesting u van tien onverwachte zijden zal worden aangebragt. | |
[pagina 370]
| |
Te vergeefsch zult gij haaren voortgang door lazareths zoeken te stoppen. Voordat uwe artzen half zullen hebben uitgemaakt, of deeze vernieling 't uitwerkzel of der pest of eener kwaadaartige rotkoorts isGa naar voetnoot(97), zal zij aan hondert onderscheide oorden tevens uitbarstende, uwe kloekheid verschalkende, niet dan uit ge- | |
[pagina 371]
| |
brek aan slachtoffers onder u ophouden te woeden. Kiest dus, of eenen nabuur, die u niet deert, en die zeker u niet zoekt te ontrusten, te laaten 't genot des vreedes, of zo gij dien stoort, maakt staat uwe wooningen in installen, uwe landen verwandelt te zien in kerkhoven; en gedenkt, dat de tallelooze duizenden van lijkenGa naar voetnoot(98) die ze | |
[pagina 372]
| |
zullen bezaaijen, door uwen vijandelijken aanval, ter uwer verantwoording zullen leggenGa naar voetnoot(99). Zoudt gij ook denken, lezer, dat eene vijandelijkheid in zin hebbende mogendheid zich noch eens achter de ooren zou krabben, eer ze 't zwaard uit de scheê trok! |
|