Belgisch museum voor de Nederduitsche tael- en letterkunde en de geschiedenis des vaderlands. Deel 7
(1843)–J.F. Willems, [tijdschrift] Belgisch Museum– Auteursrechtvrij
[pagina 83]
| |
Klagten der zieke poorters in het gasthuis te Gent, ten jare 1349.De minste byzonderheden over onze oude gestichten zyn van aerd om belang te verwekken. Gaerne deelen wy dus een stuk mede, hetwelk, ook uit een geneeskundig oogpunt beschouwd, opmerkelyk is, als betreffende den kost, voortyds in onze Gentsche Byloke of Gendsch gasthuis aen de zieken verstrekt, benevens opgaven, die men waerschynlyk vruchteloos elders zoeken zoude. De volgende oorkonde bevat eene aenklagt, door de zieke lieden aen Schepenen van de keure der stede van Gent ingediend, met opgave van den uitslag des onderzoeks deswege gedaen. Het stuk is afgeschreven uit het boekdeel der akten door gemelde Schepenen verleden, en gaende van 1339-1361, fo 32, vier bladzyden beslaende. Dezes eerste artikels loopen over kost, of provende der zieken; het 7e over hunne kleeding; het 8e over hun schoeisel; het 9e over den wyn; het 10e over het licht; de 11e, 12e en 13e over den dienst der knechten en meiden; het 14e over het breken van eenige voorwerpen; het 15e over verlangde spyzen; het 16e over het al of niet aenveerden der zieken; het 17e over het verkoopen van wyn aen dezelven; de 18e en 19e over de aenvraeg om eenige spys aen te koopen of te bereiden naer hunnen wil; het 20e over de gedurige toediening derzelfde eetwaren; het 21e over het doen der heimelykheden van de zieken; het 22e | |
[pagina 84]
| |
over de willekeurigheid der meestersse, die belet dat den zieken regt gebeurt; de 23e en 24e over het korten der regten van de zieken, zoo door de zusters, als door de meestersse, die beschuldigd worden met de goederen van het gasthuis een klooster te willen maken. Het laetst artikel eindelyk beweert dat de bevelen van 't magistraet op 't noenmael der zieken niet worden ten uitvoer gebragt. Op het vóórtlaetste artikel valt aen te merken dat, volgens DiericxGa naar voetnoot1, het gemelde gasthuis aenvankelyk door broeders en zusters van het gemeene leven (communis vitae) of wereldgeestelyken, bezorgd werd, en dat er zich nog dergelyken op het einde der XIVe eeuw in bevonden. Zy stonden onder eene meestersse. Dan, het gasthuis van de Byloke werd beschouwd als deelmakende van het klooster van dien naem, en schoon beide gestigten afzonderlyke goederen bezaten, zoo waren zy echter eenigzins vereenigd: het waren de religieusen die, naer hun goeddunken, den broederen en zusteren datgene bezorgden, waermede zy in den nooddruft der zieken moesten voorzien. De kanonik Foppens verhaelt, dat men die gestichten scheidde ten jare 1237, om dat men bemerkt had dat de religieusen een deel der inkomsten van 't gasthuis voor zich behielden. Men was niet verpligt om in 't gasthuis zwangere vrouwen, soldaten, krankzinnigen, besmetten met venusziekte, noch kinderen onder de acht jaren te aenvaerden. Volgens de letteren van fondatie was hetzelve alleenlyk gehouden arme zieken te ontvangen, te weten persoonen brood biddende, of met hunne handen uit nood den kost dagelyks winnende, en dergelyken. Die | |
[pagina 85]
| |
brieven toonen dat het hospitael, boven de opgegeven persoonen, niet gehouden was lyders te aenvaerden die met eenighe evele van sancten besmet waren [vallende ziekte, sacer morbus] ofte die anderssins zo roepen ende moeyelick zijn, dat zy allen den anderen ziecken merkelick geen ruste laten hebbenGa naar voetnoot1. Gaen wy nu tot het stuk zelve over. Wy hebben het letterlyk afgeschreven, beseffende dat eene wet of charter, welker styl men wyzigt, aen eenen romeinschen penning gelykt, waervan men 't ouwerwetsche vernis heeft afgenomen: zy is bedorven en bezit geene waerde meerGa naar voetnoot2. Slechts hebben wy, tot gemak in het lezen, de gebruikte verkortingen voluit, en de verschillende artikels in nommers gesteld. Kenlic zij, etc. dat als vanden bedachten, die de zieke porters ende portericghen vanden gasthuuse te Ghend daden ghemeenlic, over de broederen ende zustre ghemeenlic vanden zelven huuse, daer af dat de zieke vorseit hare beclachten up brochten in brieve te Schepenenwaert, heere Gillis Rijnvisch ende sinen ghesellen, schepenen vander kuere, in dien elc point zonderlinghe daer af dat zij hemlieden beclaghende waren, also hiernaer beschreven staet. - Schepenen der [stede] Gillis Rijnvisch, ende sinen ghesellen vorseit, saghen ende daden lesen de vorseide beclachten, elc point zonderlinghe, bi goeder vorsienicheden ende rijpen rade, ende maecten der up eene terminatie, ghelijc dat hier naer beschreven staet onder elc point. Int eerste: zo toghden de zieke vorseit dat dbroed, dies men hem sculdich es zesse de weke, es sculdich te | |
[pagina 86]
| |
weghene .v. maerc ende een half, dbroed wit ghebudelt, twelke hemlieden ghemindert es op .v. maerc twee loed min. - Dit point es gheterminert van ghereGa naar voetnoot1 werden. 2. Item, zo ziin de zieke vors. schuldich te hebbene up den Sinxendach elc een vierendeel van eereGa naar voetnoot2 gans, elc een stic bakins vleeschsGa naar voetnoot3 daer naer volgende, ende al diere gheliken alt jaer achtervolghende, elke provende also goed in wat spisen dat es, up vleeschdaghe ende up vischdaghe. Ende dit breken zij hem ten eersten male 't Sinxendaechs savonts, ende gheven hemlieden elken een morseelGa naar voetnoot4 vleesch, dat een kint van .viij. jaren upheten zoude, ende daer up moeten zij leven, de zieke, van savonts tote sanderdaechs noene. Ende al diere ghelike breken zijt hemlieden af alt jaer dore. - Dit point es geterminert van ghere werden. 3. Item, op den vischdach zo gheven zy elken zieken .v. talpaeldingheGa naar voetnoot5, also clene alse dormaelkineGa naar voetnoot6, daer up dat zij al den dach leven moeten toten avonde, ende up eenen andren vischdach zo geven zij elken zieken .v. blickelkineGa naar voetnoot7 te noenen, also langhe als een vingher ende elsGa naar voetnoot8 niet, ende daer up moeten zij leven al den dach toten avonde. Ende elc vischdaechs avonds gheeft men elken zieken van den mannen .iij. eieren, ende een scevelkinGa naar voetnoot9 botren, ende den zieken vrouwen .ij. eieren ende een scevelkin botren, ende daer up moeten zij leven van | |
[pagina 87]
| |
savonts tote sanderdaghes noene. - Dit point es geterminert van ghere werden. 4. Item, zo waren de zieke vors. schuldich te hebbene up elken vischdach te noenen, mede te levene elc toten avonde, eenen gheelen hardenGa naar voetnoot1 van den besten, eenen gheelen Rijnvisch, ofte eenen halven schelvisch, ofte provende also goed der na volgende, naer den tijt vanden jare; de welcke provende gheordinert was dat zo wesen zoude also goed als tvierendeel van eere gans, de provende ingaende up den Sinxendach boven ghenoemt, twelke zy hemlieden ghepinchiert ende te brokenGa naar voetnoot2 hebben, ghelijc dat vorseit es. - Dit point es gheterminert van ghere werden. 5. Item, so was geordineert dat de zieke zouden hebben tvischdaechs savonts over hare provende .iij. eieren ende eene provende van botren, dewelke provende botren so goed was dat de broedere ende de zustere gherne hadden ghegheven over de viere provenden botren een pond botren elken zieken, ende over den case vander weke elken zieken een pont caes; ende de provende waren doe zo goed datter de zieke van elken gheen pond over en wilden. Ende dat es hemlieden nu so ghemindert dat de .v. provenden of de zesse nu cumeGa naar voetnoot3 wert ziin een pond, ende daertoe es de botre also sterc ende so onbequamelic dat zijse niet en moghen. - Dit point es ghebetert. 6. Item, den wiin die de zieke hebben dat ziin provenden van jaerghetiden, die goede liede dertoe ghegeven hebben, die ne compt vanden goede niet, noch vander hoven, noch vanden moere, noch vander renten, zonder telken .x. weken hebben zy .vij. pinten wijns van laet- | |
[pagina 88]
| |
wine vanden hoveGa naar voetnoot1, ende nemmeer. - Dit point es gheterminert dat men den wiin zal gheven ende negheen ghelt. 7. Item, ghy heeren, so beclaghen hem de zieke, dat zy niet en connen ghecleedt ghewerden te haren tijde, nochte van wullinen nochte van lijninen, ende als mense hem maect dat maect men hem vanden hoedelicstenGa naar voetnoot2 dat men mach, ende de broedere ende de zustere draghen zelve dbeste dat zy vinden connen omme enich ghelt. - Dit point es gheterminert dat de broedere ende de zustere hieraf in ghenen ghebreke en siin. 8. Item, zo en gheven de broedere ende de zustre elken zieken telken .x. weeken ofte telken .xij. weken, maer .v. inghelsche te scoen, daer elk vanden zieken telken .v. weken verslijt een paer scoen van .vij. inghelschen. - Dit point es ghetermineert dat men sal gheven also vele scoen als men ghecostumert es. 9. Item, so en gheeft men hemlieden binnen al den jare eene cruceGa naar voetnoot3 niet van ghelts halven, ende al wilde enich vanden zieken sinen wiin derven ende ontsparen een weke of viertienacht, alst hem pointe, omme enigherande dinc te ghecrighene, dies hare harte begherde, nochtan en doet men hem also vele duechden niet, nochte en zoude willen doen, dat men hem also vele ghelts gave vanden haren, dat zy ontspaert hadden, als men zoude gheven eenen vreemden tavernier in de port. - Dit point es gheterminert dat men gheve den wiin ende els niet. 10. Item, zo hebben goede liede gheset, ende gavere haer goed toe in tiden verleden, te olienGa naar voetnoot4, dat men | |
[pagina 89]
| |
euwelic eene lampde zoude houden bernende in der zieker hueren camere, up avanture wat hem mesquame, ende die ne connen zij niet ghecrighen, ende lijtGa naar voetnoot1 zulken tijt .ij. maent te gadre ofte meer. Ende oec ne connen zij niet gecrighen kerssen, slapen mede te gane, ofte te wat zaken dat zijse te beeseghene hebben, zij en moeten haer beddestroe verbernen van aermoeden, ghelijc dat zij ghedaen hebben. - Dit point es ghetermineert dat men hemlieden hare lampde ende lucht doe hebben also vortijts. 11. Item, ghy heeren, zo en connen zij niet eenen cnecht ghecrighen die hemlieden dade dat zij te doene hadden bi nachte ende bi daghe, want zieke lieden qualic alleene wesen moghen, also elc wel weten moet. - Dit point es gheterminert, dat men daeraf doe als men ghecostumert es. 12. Item, ghy heeren, zo hebben de broedere ende de zustere .iiij. cnapen ende .iiij. joncwive, die hemlieden dienen, ende den backer die hemlieden bact ende brinct. Ende al waert zo dat de zieke eneghe dinc begherden ghedaen te hebbene, ende zy de broedere ofte de zustre niet gecrighen en consten, nochtan so en willen de cnapen, noch negheen vanden joncwive also vele niet doen dat zij hemlieden eenen stoep borrensGa naar voetnoot2 haelden, ofte de porte ontdadenGa naar voetnoot3, datten der zieker heeren cnecht halen mochten, ghelijc dat gheviel in senten Bertelmeus daghe nu naest leden, dat een vanden zieken, heeren, bat den joncwive een werve ende ander werve, dat sy hem borne gaven; zij lieden ne wildens niet doen; doe bad hy hemlieden, dat zij de porte ontdaden3, dat haerlieder cnecht den borne halen mochte; daertoe dat zij hem antwoorden en seiden dat zijs niet en daden; mids welken dien zieken de dore up stac, daer hy ghene haerchede in en hadde. | |
[pagina 90]
| |
Ende haer lieder cnecht haelde eenen stoep borrene, daerin dat de broedere ende de zustre den zieken der af begrepen ende geclaecht hebben voor hu, heeren, nochtan dat hy ten bornepitte niet en quam, noch oec binnen der dore, daer de pitte binnen staet. De welke zieke opende es dat hy gheganstGa naar voetnoot1 ende ghesond bliven sal, of God wille, als menneGa naar voetnoot2 besiet, ende oec liever hadde dat menne besaghe heden dan morghen. - Dit point es gheterminert dat men hemlieden gheven boden, ghene van buten den huus, anders dan deghene die hem de broedere ende de zustre gheven zullen, also ghscostumert es. 13. Item, zo toghen de zieke vorseit ende clagens hu, heeren, dat zy alle bet ghedient zouden ziin van eenen cnecht ende van eenre joncwive, dan zy ziin van al den broedren ende van al den zustren ende van haren cnapen ende joncwiven, daerre wel es onder al .xxv., die hemlieden heeten dienendeGa naar voetnoot3. - Dit point es gheterminert van ghere werden. 14. Item, waert zo dat enich zieke eenen bornestoepGa naar voetnoot4 brake, hy zoudene moeten ghelden met sire provenden. - Dit point es gheterminert dat men doe ghelijc dat ghecostumert es. 15. Item, ware dat zake dat enich vanden zieken enegherande dinc begherde te hebbene, dies in de kokene ware, of dat int hof wiesse, of dat uten goedinghe quame, waert loec, of aisiin, of verjuus, ofte applen, ofte peeren, ofte wies up tgoed wiesse, dies en connen zij niet ghecrighen gheener tijde binnen al den jare. - Dit point es gheterminert dat men hemlieden gheve haren noetdurft. 16. Item, ware dat zake dat enich portre of porte- | |
[pagina 91]
| |
ricghe ziec worde huutgheghevenGa naar voetnoot1; de broedere ende de zustre secghen dat hy sculdich ware al ziin goed in te bringhene, al waert C groten weert. Ende den zieken dinct dat men also wel sculdich ware te ontfane den aermen als den rijken, ende bet, want ter aermer liede bouf es tgoed ghegheven, ende ghemateGa naar voetnoot2 zieke zijnre omme buten getrocken te woenne, omme dat zy niet ghegheven en conste also vele als men hem yeschGa naar voetnoot3. - Dit point es gheterminert, dat men hier af doe trecht vanden huus also ghecostumert es.
17. Item, waert zo dat enich portere ofte portericghe, die ziec huutghegeven ware, ende int huus commen zoude, ende hem yet ghebrake van sire stofferinghe, die men hem yessche, waert bedde oft ander dinc, dat vercoepen zy den zieken twee peengheGa naar voetnoot4, dat eenen penninc werd es, ende dat zelve doen zij hem ghelden met haren wine, die zij hebben zouden binnen den jare; ende doen den zieken over elken pot wijns, die zij hebben zouden, af slaen eenen groetenGa naar voetnoot5 over tgebrec van haerre scult vander slofferinghe van haren incommene: dewelke pot wijns, diene coepen zoude die zoudene ghelden .vij. inghelsche. Dus winnen de broedere ende de zustre an elken pot wijns .iiij. inghelsche; ende aldus veronrechten zy in allen zaken onse porters ende portericghe, daer tgoed omme ghegheven es, ende dat ghesticht ende gheordinert was bi den heeren vanden lande ende bi den goeden lieden vander steden. - Dit point es gheterminert van ghere werden. 18. Item, al ghevielt zo dat enich vanden zieken baden den zustren enegherande spise te coepene, dies zij lust hadden tetene over hare provende, dies ne willen zy | |
[pagina 92]
| |
hem niet doen. - Dit point es gheterminert dat men doe de costume vanden huuse. 19. Item, al waert zo dat enich vander zieken begherde ende bade, ghelijc dat zij ghedaen hebben, dat men hem zijne spijse rou hilde, waert vleesch waert visch, omme dat hij begherte hadde sijne spise anders te ghereedene dan mense te kokenen ghereet, dies ne wilt men hem niet doen. - Dit point es gheterminert dat men doe also ghecostumeert es. 20. Item, zo en mogen de zieke binnen al den jare niet te voeren weten wat zij eten zullen, so eyghin ende so chierfGa naar voetnoot1 houdense de broedere en de zustre den zieken onder hemlieden. Ende al waert dat de ghesontste ende de ganste vander port, hij mochte wel vermoedt werden eenrandeGa naar voetnoot2 spijse te etene: wat moghen zij dan doen, zieke lieden, die niet wandelen moghen, ende niet en moghen ghecrighen dies hare zieke herte begheert? - Dit point es gheterminert van ghere werden. 21. Item, ghij heeren, alst ghevalt dat enich vanden zieken te bedde lecht, zo moet hij zijns ghevouchs doen vor siin bedde, doralGa naar voetnoot3 dat dander zieke daer bi sitten, eten ende drincken, ende moetenre van haerre taflen omme upstaen, twelke ghy heeren [bemerct] dat ontamelic ende onghevoughelic es, al ware een meinsche al ghesond. Ende de broedere ende de zustre hebben houde firmerie ende nieuwe, ende dormenGa naar voetnoot4 ende reeftre, ende al datter toebehord, ghepavert, beneden ende boven, ende met glaesveinstre. Ende de zieke en hebben niet also vele secreets, dat zij eene camere hadden, daer enich vanden zieken in rusten mochte, ofte hy te bedde laghe. | |
[pagina 93]
| |
Ende daertoe bereinenGa naar voetnoot1 zy snachts up haer bedde, dat zire omme ondertidenGa naar voetnoot2 up moeten staen, nochtan heefter gheleghen stoffeGa naar voetnoot3 wel .x. jaer lanc, omme den zieken een huus af te makene, ende dat hem toebehoren zoude. Ende de broedere ende de zustre maken hare singuerieGa naar voetnoot4 metten zieke goede, ende ontrecken hem hare sustinanche, dat zy haren noetdurft niet gecrighen en connen vanden haren. Zekerlike, ghy heeren [weet] dat zy met rechte noede doen moghen. - Dit point es gheterminert dat men eene camer make den crancken zieken, hare heimelichede in te hebbene, ende niemen der in te lecghene, en sy by inquisteGa naar voetnoot5 vanden broedren ende zustren. 22. Item, als een portre of portericghe comt binnen den gasthuuse omme bezien te sine, zo zoude hem de zieke, heeren, gherne bespreken, beraden ende bevroeden met manlicandren omme gherecht vonnesse te ghevene, ende dan eenen man te doen zecghenGa naar voetnoot6 van haer alre weghe der meestericghe; want vroeder zijn zij alle te gader dan elc man alleene; wanter anegaet mans heerenGa naar voetnoot7 ende lijf. Ende dies ne wil de meestericghe niet ghedoeghen, ende daer bi zo heeft men menich vonnesse ghegheven, dat niet vray en was: want als de zieke enich vonnesse secghen anders dan de meestericghe goeddinct, zoo dreecht zoGa naar voetnoot8 hemlieden hare proevende te nemene, ende daer omme zouden de zieke hem gherne te spreken, omme gherecht vonnesse te ghevene, datter God in gheheert ware, ende zy alle ghesalicht. - Dit point es gheterminert dat de kennesse van den provende toebehord den zustre, ghelijc men gheusert heeft toten daghe van heden. | |
[pagina 94]
| |
23. Item, ghij heeren, zo hebben de broedere ende de zustre ghecort, ende oec curten alle daghen den zieken hare palenGa naar voetnoot1, twelke gaet ieghen alle porters ende portericghen in Ghend, also wel den rijken als aermen, ende den houden als den jonghen, ende die nu siin ende naer ons commen sullen; want Gods ghifte elken menschen even naer ziin. - Dit point es gheterminert dat zij hare palen hebben sullen, also zij hemlieden gheordinert hebben gheweest. 24. Ende ghij heeren, ditGa naar voetnoot2 zoude wesen eene stede van oemoedichede ende van paise, ende nu eist eene stede van overdechede ende van onrustte, dies Gode ontfaermen moete, ende hu heeren, ende elken goeden meinschen. Ende laet men de broedere ende de zustre aldus ghewerden, het schijnt zij zullen de zieke porters ende portericghen vermuerenGa naar voetnoot3 ende te nieute doen; want de meestericghe ende hare gheselsceep en staet niewerincxGa naar voetnoot4 naer dan de zieke porters ende portericghen te nieute te doene, ende met hare professe vort te gane dat zij van den bisscop van Dornicke ghecreghen hebben, metten zieke goede, ende up haerlieder goed ende van den huuse te makene eenen cloester. So [eest], ghij heeren, dat hu de zieke bidden oemoedelike, omme Gode en omme weldoen, dat ghy orcontschepeGa naar voetnoot5 horen wilt vanden houden gebuerenGa naar voetnoot6, van boven tote beneden, hoe verre dat de zieke plaghen te gane, ende hare wandelengheGa naar voetnoot7 ghelach, over .xx. jaer, ofte over .xxx. jaer; ende dat ghedaen, dat ghijse in rechte houden wilt. - Dit point es gheterminert, zo welken zieken die niet en gevoucht de provende ende de usage van den huus, trecker huut sire verdeGa naar voetnoot8, in Gods name. | |
[pagina 95]
| |
25. Vort, ghij heeren, 'tvonnesse dat ghij heeren Scepenen ende Deken gaeft ende bevaelt, dat men den zieken zoude gheven elc daechs te haren inbitteGa naar voetnoot1, eene zoppe, ende dat daer toebehort, dat vonnesse en hebben de broedere ende zustre niet ghehouden noch derna ghedaen. - Dat point es gheterminert, dies begheeren [de heeren] dat mense hem make. Actum in scabinatu Egidii Rhijnvisch et sociorum suorum, anno Dni M. CCC. XLIX, xxv die octobris. Dit stuk, over welks belangrykheid de lezer ongetwyfeld met ons zal instemmen, schynt onbekend te zyn gebleven aen de heeren Diericx en A. Van Lokeren, welke laetstgenoemde eene vry nauwkeurige beschryving van het Gasthuis der stad Gent heeft medegedeeld in den Messager des Sciences historiques de Belgique, jaergang 1840, bl. 188.
Pr. VAN DUYSE. |
|