Belgisch museum voor de Nederduitsche tael- en letterkunde en de geschiedenis des vaderlands. Deel 7
(1843)–J.F. Willems, [tijdschrift] Belgisch Museum– Auteursrechtvrij
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XVIe eeuw.Onder de bescherming van eenen vorst, gelyk was de aertshertog Philips, door wien de beoefening der dicht- en tooneelkunst, op eene zoo schitterende wyze, werd aengemoedigd, kon het niet anders zyn of de Rederykkamers moesten in bloei verbazend toenemen. Dit was ook het geval: want, by den aanvang dezer eeuw, die zich onder de gelukkigste voorteekenen opdeed, zag men, in de onderscheidene steden en dorpen der Nederlanden, dicht- en tooneelgezelschappen opryzen, waer er te voren geene bestonden. Gewisselyk zyn er, by deze kamers, schrandere vernuften ontwikkeld, die veelmaels met eere hunne medebroeders vertegenwoordigden; en, hoe weinig zy, volgens sommigen, in getal mogen geweest zyn, zoo hebben zy toch het hunne toegebragt ter uitbreiding van letteren en kunsten. Jammer dat zoo bloeijend een voortgang, na de eerste helft dezer eeuw, is gestremd geworden. Deze gezelschappen immers, gewoon zekeren invloed op het volk uit te oefenen, begonnen zich niet enkel meer te bepalen tot het gebied der dicht- en tooneelkunst; de drift, de allengs voortzettende drift tot onderzoek in geloofszaken, en wat daermede gepaerd gaet, deed hun alle palen overschreiden, en berokkende hun onder- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gang hier te lande. De loop der staetkundige omstandigheden sleepte hen weldra, als ware het, in den stroom eener gewisse vernieling.
- Wy willen in deze kronyk geene melding maken van Blyde Inkomsten, welke in alle steden zoo luistervol waren; want, behalve de figuervertooningen en tapytbehangselen, ter plaetse waer de prinselyke stoet voorby ging, werden aldaer weinige bedryven van onze rederykers opgemerkt. Trouwens, de gansche stad was in te veel beweging; de toevloed van hooge personagien was te groot, om zinne- of ebattementspelen uit te voeren. De plegtigheden van het bezweeren der privilegien door den vorst, gevolgd van het beëedigen van trouw en hulde door de vertegenwoordigers der burgery, was ook een spectakel dat ruim de plaets van alle anderen innam.
1501. September. - Ter gelegenheid der huwelyksverloving van den jongen Karel van Oostenryk, met Claudina, oudste dochter van Lodewyk XII, waren door geheel Vlaenderen nieuwe vreugdefeesten geboden. Te Audenaerde vierde men dezelve, als naer gewoonte, zeer luisterlyk, met uitloving van pryzen, enz. - Schepenen, willende deze gelukkige omstandigheid met poëzy vereeuwigen, hadden het dichterlyk vernuft van Andries Vander Muelen, den stedelyken puikdichter, ingeroepen. Zy betaelden hem eene geldelyke heuschede ‘voor trefrain by hem ghemaect, ter bliscap van den huwelicke van der dochtre van den coninc van Vranckrijcke ende den hertoghe Kaerle van Luxembourch.’ - Onder de verschillende spelen der rhetorykers vertoonde de schole van Pax vobis een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zinspelend ebattement ‘ter bliscip van beede de coninghen.’ 1502. - In de paeschdagen van dit jaer wordt, door de evengenoemde school, het spel der Verryzing van Christus ten tooneele gevoerd. Wy hebben redenen om te gelooven dat soortgelyke vertooningen, hoe stichtend zy ook zyn mogten, niet in de kerk, maer wel op het kerkhof, of voor het schepenenhuis, plaets hadden. 1504. - Sedert den jare 1493 hadden de kersouwieren van Pamele eene groote zael, boven de Steenpoort, van schepenen in pagte bekomen, voor 50 schelen parisise jaerlyks, en in 1496 werd hun de betaling voor het toekomende kwytgescholden ‘mits dat ghesellen van Rhetorijcke zijn.’ Thans waren de wethouders wat minder mild geworden; want eene herverpagting werd aengegaen, doch ‘uut gracien’ slechts om twee kapoenen 's jaers, makende alsdan in geld viij sc. par.Ga naar voetnoot1. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na dat de Frereminueren, eene eeuw gedurende, het voorregt hadden genoten van achter de H. Sacraments processie de vier eerste praelsleden, met zinnebeeldige figuren door hen vervaerdigd, voort te slepen, deden zy nu afstand daervan. Andere tyden andere zeden. Den rhetorykers van Pax vobis werd dien last opgedragen, en, voor hunne moeite, als ook voor het onderhoud der sleden, bekomen zy jaerlyks van schepenen eene vergoeding van acht ponden p., welke men den freren plagt te betalen. 1505. - In de paeschdagen van dit jaer vertoonen gemelde rhetorykers, voor de eerste mael, de Passie Ons Liefst Heeren. Dit ‘figuerlic spel ende vertoochGa naar voetnoot1, wesende eene zaleghe vermanynghe tot devotien van alle kersten menschen,’ duerde vier opvolgende namiddagen, en werd met een' buitengewonen toestel ten tooneele gebragt; waerom ook schepenen, in vergelding, den spelers xxxvi par. deden betalen. Op dat echter dit Mysterie, hetwelk eene groote menigte volks uit de omliggende dorpen tot zich trok, niet by de aenschouwers in waerde zou hebben verloren, hadden schepenen besloten dat hetzelve slechts alle zeven jaren mogt vertoond worden.
1507. - Groote feestviering ‘ter causen vander alliance ende huwelicke van onsen gheduchten Heere ende prince, den eertshertoghe van Oestrijcke, enz., met mervrauwen Marie, dochter van den conijnc van InghelantGa naar voetnoot2.’ De stad betaelde eene zekere som | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘an de scolen van Pax vobis, van der Kerssauwen, van St-Adriaens, an de Coluevreniers [busschieters], an de sanghers ende an Jan van Spiere [facteur], ter causen van diversschen cannen wijns hemlieden in vorme van prijsen ghegheven, als zy esbatementen ter feesten vorseitGa naar voetnoot1. - Item noch van eenen groten viere, ende van eene maeltijt daer mijne heeren van Lalaing [Charles], Trasenies ende andre waren; daer in begrepen een banquet, snavons, daer de voornoemde heeren metten vrauwen ende joncvrauwen waren. Al tsamen liiij par.’
Sedert eenige jaren verliezen wy Andries vander Meulen uit het oog. Het zy dat nu de man op zyne dichtlauweren rustte, en, by zyne kunstbroeders, door Jan Van Spiere was vervangen, het zy dat hy was overleden, dit een of ander kunnen wy met zekerheid niet opgeven; althans is het stellig dat hy eenen hoogen ouderdom had bereikt.
Vander Meulen, zoo als men vindt in de voorrede op Castelein's werken, te Rotterdam in 1612, door Sambix uitgegeven, was een dier rare nederduitsche poëten der XVIe eeuw, die hunne werken, gedurende hun leven, door den druk gemeen maekten. Het schynt echter niet dat tot den huidigen dage eenig eventydig gedrukt voortbrengsel van's mans rymkunst by onze boekbeminnaren bekend staet; daerom veronderstelden wy voorgaendelyk dat het Zuverlic boucxkin, door Joos Lambrecht, in 1543, te Gent uitgegeven, een nadruk kon zyn geweest.
Matthys de Castelein, van wien wy in 't vervolg breeder zullen spreken, maekt eenig gewag van onzen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dichter, in zyne Baladen van Doornyk, opgesteld in 1522, zeggende: Andries Vander Muelen, nu int hemels choor rijcke,
Wiens ziele Godt brenghe ter hoochster glorien,
Colligierde vele uten Fleur van historien,
Eenen boeck zoo gheheeten, men vinten publijck.
Hem bevelick Godts moeder, der reinder ciborien,
In dat cas; maer anders doe icx hem bezwijck;
Want ten es niet authentijck. (Bal. 65.)
Uit deze regelen heeft de geachte schryver eener onlangs bekroonde prysverhandeling over de dichtkunst, in Belgie, gemeend te mogen afleiden dat Vander Meulen een werk had gemaekt en uitgegeven, voor tytel voerende: Keur (lees fleur) van historien. Dit valt, onzes achtens, wat te betwyfelen; en hoezeer wy aen de verdiensten van onze voorouderlyke stadgenooten gaerne hulde doen, kunnen wy toch aen de woorden van Castelein dezelfde beduidenis niet hechten als de heer SnellaertGa naar voetnoot1.
1508. - Al wederom openbare feesten en vermakelykheden, ‘ter causen van den payse onlancx te Camerijcke ghemaect tusschen den keysere, de coninghen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Vranckrijcke, Inghelant, Arragon, Navarre, ende heuren ghealyeerden.’ De stad geeft vier-en-veertig kannen wyns, ‘den scolen ende andere gheselscepen van rhetorijcke, tot vij in ghetalle, in vorme van prijsen, voor de dialoghen ende abatementen, by hemlieden ghedaen ter causen voorseit.’
1509. - Ebattementfeest te Werveke. Onze gezellen, uit broederlyke genegenheid, laten er zich vinden, en worden gulhertig onthaeld. 1510. - Pryskamp te Kortryk. Beide de rederykkamers, Pax vobis en de Kersouwe, trekken derwaerts, en behalen eenen prys. De stad betaelt ‘thulpen tharen coste waert, xij par.’
1511. - Tweede vertooning van de Passie O.L.H., in de Paeschdagen. Geene kosten worden gespaerd om dit spel van vier dagen waerdig te maken van het heilig onderwerp, dat, ter stichtinge der toegevloeide menigte, moest verbeeld worden. 1512. - De kamer van Ste Barbara te Kortryk doet uitnoodiging op eene rederykfeest. De Audenaerdsche kunstbroeders van Pax vobis bekomen van schepenen eene som van xxxvi par. ‘omme te Curtricke te gaen speelne om prijsen, die daer upghestelt waren, ende omme die van Curtricke eere ende bystant te doene.’
1513. - De luchtgesteldheid der volkryke stad Aelst schynt, te dezen tyde, vry ongunstig te zyn geweest tot de ontwikkeling der dichtluim; dewyl men zich aldaer in de noodzakelykheid bevond om eene aenwerving van kundige rhetorykers te doen. Dit gemis komt nog al zonderling voor, daer destyds soortgelyke vernuften, by de overheden der mindere steden, veelal aenmoediging vonden, en met gunstbewyzen werden vereerd. Dan, wat er van zy, men had poogingen aengewend om | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een' Audenaersch poëet weg te smokkelen, hetgeen onzen schepenen in geenen deele welgevallig was. Zy verydelden derhalve, met geld, het voornemen van een' bekwamen kunstbroeder, namelyk van ‘Joos van Coye, retorisien, den welcken in meeninghe was uut deser stede te vertreckene, omme te gaen wonene in de stede van Aelst, daer hy versocht was te commene om zijne conste van rhetorijcken. Daeromme hem onthauden, ende gheordonneert te ghevene xij par.’ (st. R. 1513). Het volgende jaer bekomt Joos van Coye eene gelyke som.
1514. - Behalve de gewoone kosten van ebattement-spelen, enz., op den Sacramentsdag, heeft de stad eene buitengewone uitgave gedaen ‘van eender maeltijt daer met men festierde mijne heeren van Aussy, gouverneur ende capitain van Rijssele, metgaders mijne heeren van Allein (Haluin?), mervrauwe zijne gheselnede, monsieur de L'Espinoy ende van Antoing, met andren edelen mannen van hueren huusghesinne, gheselscìp houdende den zelven heere van Aussy, snavons up St Jansdach; - draghende tsamen in spijse, wijnen, speellieden, retorisienen, ende anderssins, de somme van lxxv par.’
1517. - Een bode van de Rederykkamer van Brugge brengt eene kaert van uitnoodiging ‘met den zin vande spelen van rhetoricque ende de prisen.’ Deze bode wordt gulhertig onthaeld, en ontvangt van stadswege een teeken of zilveren plaetje, waerop het wapen van Audenaerde verbeeld stond. Het volgende jaer wordt insgelyks een zilveren teeken gegeven aen eenen bode van Werveke, die onze rhetorykers op een ebattementfeest kwam beroepen.
1519. - Derde vertooninge, in de Paeschdagen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de Passie O.L.H. De spelers bekomen eene vergoeding van xxx par.
- Feestviering in Vlaenderen, ‘ter causen dat ons gheduchte Heere ende Prince de cueninc Kaerle van Castelien, enz., ghecoren was by den Electeurs, Coninc vanden roemschen rijcke, thoecomenden Keysere, in wedemaent xvc xix.’ - De stad betaelde voor dit feest, ‘van den coste van vierne, van loven, van rhetorijcken, van prijsen te haelne, ende andre schoene ghenouchten, ghedaen in blijtscepen, ter causen als voren, de somme van cliiij par.’
Tot dus verre, en wel sedert den jare 1490, waren de kamerbroeders van Pax vobis onder de regeltucht eener schepenlyke charter of ordonnancie geplaetst, en, dien ten gevolge erkend als een vry en gewettigd genootschap. Doch de inhoud dezer charter scheen zich voornamelyk te hebben bepaeld tot de rhetoricale werkzaemheden en de verpligtingen der medeleden, zonder aenzien van zekere verordeningen, betrekkelyk tot het godsdienstige, en wat daer mede in verband staet. Er bleef dus eene gaping aen te vullen, om ze gelyk te stellen met de wyze van bestaen van andere stedelyke corporatien, zoo als die van de schutters, van de neeringen en van de ambachten. Wy bedoelen de inrichting eener geestelyke broederschap, alsdan onder den naem van guldeGa naar voetnoot1 bekend. Het onderhouden van eene dergelyke gulde was zoodanig verpligtend dat geene neering of ambacht, zonder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat, als vrye corporatie mogt bestaen, en dat men eerst als guldebroeder of zuster moest ontvangen worden, eer men kon tot de corporatie behoorenGa naar voetnoot1. Dit jaer werd in de behoefte van dusdanig eene broederschap by onze rhetorykers voorzien, blykens den volgenden schepelyken brief of charter, dien wy maer onvolledig kunnen mededeelenGa naar voetnoot2. Allen den ghonen die dese presente Letteren zullen zien ofte hooren lesen. Wy Scepenen ende Raet van der stede van Audenaerde doen te wetene: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet gevoegelijk meer konnen onderhouden ten ware dat zy eene wettelijke gulde mogten opstellen, gelijk degone vande neeringen ende ambachten vander stede, hetwelke zy zonder onzen consente ende openen brief niet vermogen te doen; Ons daeromme biddende ende versouckende. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
brood van zesse penninghen parisise, ende zesse penninghen par. in ghelde, heft tsamen vij sc. par. - Dies moeten deselve vij aerme lieden, die die provene ontfaen zullen hebben, commen offeren ten autare in de voirseyde messe, over de ziele vanden voirs. overledenen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
alsdoen bleef Christus pays in hair vervult ende gheconsommeert glorieuselic, in ziele ende in live. Dit ontwerp van charter, door den pensionaris Jan Vander Meere opgesteld, werd aen de guldebroeders toegezonden en door hen aenvaerd, zoo als blykt uit de volgende nota, die zy aen den voet van het stuk hebben geschreven: Saluut, Jan Meere. De ghesellen hebben dat beweerp wel ghevisiteert ende ghenoucht hemlieden met allen wel; maer bidden hu, eyst hu ghelieve, dat ghy soudt dit naervolghende adjouteren omme dwelvoughen ende ter begheerte van den ghemeene gheselschepe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cappellaen, Coninc, Dekin ende officiers, met meer andere vanden zelven gheselschepe van Pax vobisGa naar voetnoot1. Wy willen hier, ten aenzien des vereerenden tytels van koning, boven meermaels vermeld, de volgende verklaring mededeelen.
Van oude tyden was het de gewoonte dat de drie schuttersgulden, met name, van den Voetboge, den Handboge, en de Busse, jaerlyks den papegaei of koningsvogel schoten (zoo als nog heden gebruikelyk is), en dat de guldebroeder, wien het geluk te beurt viel zich koning te schieten, eenige voorregten genoot, en, van stadswege met ettelyke stoopen presentwyns werd vereerd. Daer nu de rhetorykersgezelschappen, uit den aerd zelf hunner oefeningen, deze weerdigheid op dusdanige wyze, niet konden invoeren, hadden zy den gewonen koningstrek, op den avond vóór het feest van Epiphania (6 january), of op een' anderen bekwamen dag daerna, te baet genomen, om eenen koning te maken. Dit heerlyk ambt, naest dat van Prins of opperste aenvoerder des genootschaps staende, duerde een jaer, en werd, by rechtveerdelicke lotinghe, altoos vernieuwd. Twee deurwaerders en een tritsoorbewaerderGa naar voetnoot2, ook by lotinge gekozen, waren 's konings gewone bedienden; en zonderling is het dat deze mindere officien niet altyd den lotelingen lief waren, want de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deurwaerders mogten zich door anderen laten vervangen, die zy dan betalen moesten. 1521. - Sints een' geruimen tyd hadden de Pax vobianen kosteloos eene groote zael boven de korenhal in gebruik, zoo als vermeld is. Thans ging dit lokael hun worden ontnomen, ter oorzake van afbraek. Schepenen, willende deze kunstbroeders, voor dit gemis, eene vergoeding geven, staen hun eene jaerlyksche som toe van xiiij par. om eene andere doelmatige plaets in huer te nemen. Langen tyd hebben zy deze vergoeding genoten, die zelfs nog verdubbeld is geworden. 1524. - Vertooning van ‘de zeven bloetsturtinghen van Onsen Heere, smaendachs ende sdissendaechs in de Paeschdaghen. Den ghesellen toegheleit thulpe van hueren coste vi par.’ 1525. - Volksfeesten in Vlaenderen, ‘achtervolghende den letteren missiven ende bevelen van mijnen Heeren van den Rade, ter causen van der victorie door den keysere Karolus vercreghen, voor de stede van Pavien, aldaer de coninck van Vranckricke Fransois ghevanghen was, den xxiijen van sporcle XVc XXIIII (1525 n. st.).’ By de gewone vreugdebedryven gaven de twee rhetorykersgezelschappen voor het stedehuis elk een spel van zinnen, betrekkelyk dien zegenprael; en in verscheidene wyken werden ebattementen gespeeld. Dit feest kostte aen de stad xci par. Matthys De Castelein, reeds voordeelig gekend door zyne Baladen van Doornyk, maekte te dier gelegenheid een refreindicht op het lot des geluks, 't welk hy door een' speeler, den koning van Vrankryk verbeeldende, op het tooneel liet uitgalmenGa naar voetnoot1. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de maend augusty van dit jaer, wanneer de gulde van St Joris den papegaei schoot, kwamen de rhetorykers van Aelst verscheidene ebattementspelen vertoonen, en werden hertelyk onthaeld. Onze stedelyke overheid stak mildadig de hand in de openbare schatkist. Zy betaelde ‘den ghesellen van der retoriken van Audenaerde xij par., ende den ghesellen presbiters van der kercken, ende andre, die feestierden de retorisienen van Aelst, xx par. thulpen van den grooten costen die zy daer inne ghedoocht hadden.’ De zot van Aelst werd bovendien, om zyne zinryke poetsen, vereerd met een licteeken, dat kostte xii sc. p.
1526. - Op den 25 february dezes jaers (1527 n. st.), waren er op nieuw vreugdbedryven in de stad, ‘omme de blijde tydinghe ghebrocht van den payse, ghemaect tusschen der K. Mt ende den cueninc van Vranckrijcke.’ De uitgaven van dit feest doen blyken dat de vermakelykheden veelvuldig moeten geweest zyn, want men betaelde ccxcviij par. ‘van vierne, van habatementen, van prijsen van retorijcken ende andersins, te diere causen ghedaen, al int langhe verclaert wezende in de cedule van lastinghe.’ Eerste melding gemaekt in stadsrekening van twee rhetorykersgezelschappen, met naem de Verloren weesen en de Bloeyende jeucht. Dit laetste, zoo 't schynt, zamengesteld uit de jongelingschap der voorname burgerklas, heeft verscheidene jaren stand gehouden. 1527. - Vierde vertooning van het Mysterie der Passie O.L.H. - De stad betaelt liiij par. ‘den ghesellen van Pax vobis, voor de costen die zy ghedaen hebben van schavauten ende habillementen, by hemlieden ghedoocht, omme tspelen van der Passie ende Verrissenesse Christi, in de Paeschdaghen.’ - Men betaelde nog xlviij sc. p. ‘an Jason van Coye, temmerman, voor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dmaeken van eenen schavaute, daer Scepenen saten hoorende (sic) de Passie spelen.’ - Geboorte van Philips van Spanje, te Valladolid, op 31 mei dezes jaers. - Zoo haest de tyding daervan in Vlaenderen was bekend geworden gaf dit aenleiding tot volksfeesten, waer Audenaerde nimmer by ten achteren bleef. Weshalve deden Schepenen aen de facteurs der rederykscholen elk een spel van zinnen vervaerdigen, om voor Heere ende Wet ten tooneele te worden gevoerd, en dus het feest meer doelmatig te maken. By deze gelegenheid leeren wy de voorname dichters of facteurs van dien tyd wat nader kennen. Zy waren: Meester Jan Van Asselt, die een spel van zinnen gemaekt had voor de gezellen van de Bloeyende Jeugd, waervoor hem van stadswege betaeld werd twee ponden par. Her Jan Vanden Vivere, die een dergelyk spel had vervaerdigd voor de schole van de Kersouwe, en eene belooning kreeg van vier ponden par.; En her Matthys De CasteleinGa naar voetnoot1, facteur van Pax vobis. Deze had niet alleen een zinnespel gemaekt, maer had het ook helpen ten uitvoer brengen, wat aen Heere ende Wet zeer behagelyk was, die hem eene vergelding schonken van vyf ponden par.
1528. - Op den H. Sacramentsdag van dit jaer komen de rhetorykgezellen van Douai hunne medebroeders van Audenaerde bezoeken. Zy vertoonen, ten bywezen van vele hoogadelyke persoonen, een ebattementspel in het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fransch, dat, om de vreemdheid van het stuk, en vooral van de spelers, zeer toegejuigd werd. - In de maend augusty had eene feestelyke verbroedering plaets tusschen de Paxvobianen en de rhetorykers van Ste Anne (penser il fault) van Enghien. Deze waren, met een gevolg van andere goede mannen, te Audenaerde gekomen, om ebattementen te spelen, en zamen met hunne vrienden, ‘genouchten te bedrivene ende goede chiere te makene.’ De stad deed hun in hofschede twaelf stoopen wyns aenbieden. De prins van het gezelschap werd vooral met eerbewyzen overladen, en Matthys De Castelein sprak een berymden welkomgroet uit. Deze onvermoeide rhetoryker vervrolykte nog de vereenigde kunstvrienden, tydens de maeltyd, met een geestig bankrefrein in 15 clausenGa naar voetnoot1, waerin hy grooten lof van den wyn en de goede chiere maekt. Onder anderen zingt hy: Het drijncken regneerde, zoo Plinius tuught claerlick,
Oit duer de weerelt wijt:
Waeromme en zouden wy niet soucken ons acquijt,
Hauwende possessie zonder vermiden?
Laet ons goede chiere maken, zonder respijt,
Want men heeft ghedroncken van auden tiden (cl. 2).
Prince der Penséen, God gheve u veel vredijnghen,
Paeys, minne, ruste, solaes ende deduut,
In tdrijncken goe packijnghen ende goe bestedijnghen,
Niet alleene u, maer alle die van Edijnghen..... (cl. 6).
1529. - In het begin van september werd eene feestviering gehouden, ter gelegenheid van den vrede van Cameryk, la paix des Dames geheeten, om dat 's konings moeder van Vrankryk en de moeije van keizer Karel, Margareta van Oostenryk, dezen vrede hadden bemid- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deld en bezworen, in de domkerk van die stad. - Processie generael; vreugdevuren; figuervertooningen; pryskamp voor spelen van zinne en ebattementen ‘ter eeren van den paise,’ en vele andere vrolykheden. - Matthys Castelein was door de heeren Schepenen belast met het vervaerdigen der chaerte of programma der rederykfeesten. Gewonelyk werd dit rymstuk door een' rederyker, begeleid van een paer wel uitgedoste medebroeders, en stadstrompetter vooruit, alle te peerde, door gansch de stad afgekondigd.
1530. - De kamerbroeders van de Kersouwe vertoonen dit jaer, op palmzondag, het spel van zinne van den ryken vrek, waervoor zy eene vergelding van Schepenen bekomen. - Nieuwe volksfeesten, ‘ter causen van den coronemente vander Keyserlicke Majesteyt’ (als koning van Lombardie). Pax vobis, de Kersouwe, de Bloeijende Jeugd, en de rethoryke van Bevere (een voorborg) vertoonen, ter geliefte van Heere ende Wet, elk een spel van zinne, gevolgd van een ebattement, en worden beloond met geld en eenige stoopen wyns. 1531. - Vertooning, in de paeschweke, van ‘een spel van zinne wesende dhistorie vanden eersten doetslaghe, gheschiet tusschen Cayn ende Abel, ende duerde twee achternoenen.’ Vergelding van xij par. - ‘Een bode, ghesonden by de rethorisienen vander stede van Doornijcke, brengt eene chaerte an de ghesellen van beede de cameren van Audenaerde, dewelcke zy an Scepenen overleggen, ende ontfanghen, ter hulpe van zekere costen, ghedaen int feestieren van desen bode, vi par. Deze zendelingen waren gewonelyk ook rederykers.
1532. - Op den maendag en dingsdag na Paesschen, wordt het spel vertoond van Joseph den Droomer, in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
twee deelen. De spelen op den Sacramentsdag blyven onafgebroken voortduren, en de koninglyke tritsoorbewaerder, by elke kamer, draegt zorg voor de presentwynen, die alsdan, tot vergelding, van stadswege worden uitgereikt. De Paxvobianen onthalen hertelyk eenen bode van den PrinceGa naar voetnoot1 damours van Doornyk, die op een rederykfeest kwam noodigen. Hem werd een teeken geschonken, wegende een halve once zilvers, dat kostte xxxvi sc. par. Terwyl de stedelyke overheid van Audenaerde zich altoos den rederykscholen gunstig betoonde, en dat zy de dichters en spelers van verdienste, tot welken stand in de zamenleving deze ook behoorden, met agting vereerde, waerdoor de kunst werd aengevuerd, zag het er geheel anders uit met de rederykers, in de vlaemsche Hoofdstad, blykens de ootmoedige supplicatie, welke de vier kameren van Gent aen Schepenen en Raed dier stede, aenboden, om een jaerlykschen onderstand te bekomen. Zy vertoonen: ‘dat in de andere steden van Vlaendren als Brugghe, Ypre, Audenaerde, Dendermonde, enz., den guldens vander rhetoryken aldaer onderhouden, ghegheven werdt zekere pensioen ter verlichtinghe vanden rhetorisienen.’ Weshalve vragen zy insgelyks dat hun eene dergelyke gunst mogt worden toegestaen, waervoor zy zouden ‘in remuneratien hemlieden verbinden... dat zy thaerlieder coste zullen doen vertooghen acht waghespelen tsiaers.... twelcke werdt elcke camere twee spelen; voorts in incomsten van princen... doen vertooghen zulcke figuren ende spelen, als daertoe dienen zullen...’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Gentsch Magistraet neemt de vraeg der supplianten in aendacht, en, by opene brieven, op den 2en der maend augusty 1532 uitgevaerdigd, werd aen elke kamer eene jaerlyksche som toegestaen van drie ponden groote (of 36 parisis); echter onder verscheidene conditien wegens de spelen op den Sacramentsdag en in de openbare feesten, en ook dat zy altyd ten dienste van Schepenen moesten staen, ‘thaerlieder coste alst noot werdtGa naar voetnoot1.’
1533. - Meester Jan de schoolmeester wordt van wege Schepenen van Audenaerde begiftigd met acht stoopen wyns, als hebbende een spel gespeeld met zyne leerlingen, in de kercke, op den xven van wedemaend. Meester Jan was een leek, en onderwees de vlaemsche en latynsche talen. By welke gelegenheid de kerk hier tot schouwplaets hebbe gediend, is niet aengeteekend. - ‘Een bode vander retorike vanden prinche damours van Douai’ komt de gezellen van Pax vobis op een dichterlyk feest uitnoodigen. Hy werd met de gewone beleefdheid onthaeld, en begiftigd met eene zelverin taerge ofte wapene. 1534. - Onze kunstbroeders doen dit jaer een uitstapje naer Aelst. De stad betaelt ‘an dekin, officiers ende tghemeene gheselscip vander retorijcke van Pax vobis, thulpen vanden costen die zy ghesupporteert hebben, int visiteren vander retorijcke van Aelst, de somme van xxxvi par. 1535. - Vyfde vertooning van de Passie en Verryzenis van Christus, in de Paeschdagen. - Vergelding voor moeite, kosten, enz., xl par. - De stad geeft een' presentwyn van vier stoopen, ‘te dezer reyse, an dekin ende tgheselscip van den Soeten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naem Jhesus, voor den spele van zinnen, by hemlieden up den Sacramentsdach ter eeren vanden selven naeme ende daeghe ghespeelt.’ Dit schynt eerder eene geestelyke gulde te zyn geweest dan een rederykersgezelschap, want later wordt er niets meer van gewaegd. - Groot schietspel met den voetboge te Brugge, alwaer ook tevens eene zamenkomst van rederykers schynt plaets te hebben gehad. De Audenaerdsche schutters, alle in rood schaerlaken gekleed, trekken er naer toe, vergezeld van eenige Paxvobianen, die aldaer ebattementspelen vertoonden. De spelen waren vervaerdigd door M. Castelein, die mede ging, en waervoor de stad hem betaelde xij par.
1537. - De vastenavonddagen van dit jaer worden met buitengewone vreugdebedryven gevierd. Schepenen hadden toegestaen eene som van 96 ponden par. ‘an dekin ende officiers van Pax vobis, omme in ghenouchten te recreerene ende zekere prijsen up te stellene, te winnene by den andren gheselscepen ende wijcken, ende omme tvolc te vergaderene, ende daerby donghelt te verbeterene.’ Vertooning, in de Paeschweke, ‘van tspel vanden zeven bloetsturtinghen Jhesu, mitgaders tberespen vanden zeven doetzonden.’
1538. - Omtrent het midden der maend february van dit jaer (1539 n. st.) brengt een bode van de rederykkamer De Fonteine van Gent eene kaert, waerby onze stedelyke kamer uitgenoodigd wordt op een groot feest of Landjuweel, tegen den aenstaenden zomer. Vele en kostbare pryzen waren den mededingers uitgeloofd, als namelyk van de pragtigste intrede, van het schoonst blazoen, van het best liedeken, van een referein ‘int vroede, op de vraghe: wat dier ter waerelt meest fortse | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verwint? - Item int zotte op de vraghe: wat volk ter waerelt meest zotheyt tooght? Item int amorueze, op den stoc: Och, moghticse spreken, ic ware ghepaeyt!’ en eindelyk een spel van zinne, op de vraeg: ‘welc den mensche stervende meesten troost esGa naar voetnoot1?’ Op dat deze zamenkomst vry en algemeen mogt wezen, hadden de Gentsche Magistraten een keizerlyk octrooi verworven, niet enkel om het feest te mogen opstellen, wat ons onnoodig voorkomt, maer wel voornamelyk om hetzelve in 's keizers landen van herwaerts over te mogen doen afkondigen, met de bygevoegde gunst van een vrygeleide ‘voor allen den ghenen, die ter feesten ende vergaderinghen... versocht zullen wesen te commen, ofte zenden huerlieden ghedeputeerde, dienaren ende familie, ende andere, van wat state oft conditie die zijn...Ga naar voetnoot2.’ Intusschen was de uitnoodiging op een dergelyk feest ongetwyfeld eene zeer aengename verrassing voor de Nederlandsche Rederykkamers, in 't algemeen, en voor die van onze stad in het byzonder. Het was immers een geruimen tyd geleden dat de luistervolle Intreyen, en wat daer mede gepaerd gaet, als onderbroken schenen te zyn, waeraen, trouwens, de zware geldlasten, die het geheele land vry hard drukten, niet vreemd waren. Daerenboven was het oude gebruik van ebattementen op de plegtige schietspelfeesten te vertoonen, sterk in verval geraekt, het welk mogelyk toe te wyten was, buiten het geval van spaerzaemheid der beschryvers, aen een meerder gevoel van eigen waerde, met hetwelk de dichten tooneelgenootschappen waren bezield. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dan, om op onze kronykstoffe terug te keeren, de Gentsche rederykbode werd by de Audenaerdsche kunstbroeders met veel hartelykheid onthaeld, en op een drinkpartytje genoodigd, waervoor stadsontvanger het volgend artikel in rekening bragt: ‘Item betaelt coninc, dekin, officiers en andere guldebroeders van Pax vobis, van tghuent dat zy vertheert hebben int feestieren van den bode van Ghendt, die de quarte brochte vander rhetorijcke vanden Fontainisten, midts oock van een zelverin teeckene, verwapent metter stede wapene, denzelven bode ghegheven. Heft tsamen xxij par.’Kort na het vertrek van den Gentschen rederyker doen Schepenen, op verzoek van de gemeente, den grooten RaedGa naar voetnoot1 vergaderen, ten einde maetregelen te beramen om lofwaerdig het aenstaende feest by te wonen, ‘ter eeren van deser stede ende vander stede van Ghendt, als hooftstadt van Vlaenderen.’ Onnoodig is het te zeggen wat de beslissing der meerderheid zy geweest. Een groot gedeelte der inwoners van allen stand wilde deelachtig wezen aen eene pragtige intrede, waervoor men welhaest toebereidselen begon te maken. De rederykersgezelschappen met hunne eereteekenen gaen zich vereenigen onder den standaerd van Pax vobis; een nieuw blazoen wordt voor deze kamer geschilderdGa naar voetnoot2; eene menigte van gelykkleurige kleedingstukken, hoeden, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Blz 38.
Handteekening van Castelein, als notaris apostolicus. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pluimen, enz., worden vervaerdigd, terwyl Matthys De Castelein zich naerstig bezig houdt met de gevraegde onderwerpen van tooneel- en dichtkunst. Dit alles moest, naer mate de dag des vertreks naderde, een buitengewoon schilderachtig uitzicht en zekere levendigheid aen de stad geven.
1539. - (Paesschen 6 april). Negentien rederykkamers hebben aen de uitnoodiging der Gentsche Fonteinisten beantwoordGa naar voetnoot1. Vooraf mogt men dus rekenen op een' grooten zamenloop van volk in de hoofdstad, hetwelk niet weinig zou bydragen ‘ter augmentatie vander negociatie ende brootwinninghe, die aldaer zeer cleene was (het zyn de woorden van 't octrooi).’ Op den 20en april werd de pryskamp voor de refereinen en liedekens aenvankelyk geopend. Daer verschenen van elke kamer de beste en welsprekendste retorisienen, die, speelswyze, in de tegenwoordigheid van den prins der Fonteine, en van drie regters, de vragen in 't vroede, in 't zotte en in 't amoureuse, met een refereindicht oplostenGa naar voetnoot2. Zonder twyfel werd deze eerste | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zamenkomst met het om prys zingen der liedekens gesloten.
Het was den 8 junyGa naar voetnoot1, dat de plegtige intrede voor die van Audenaerde, te Gent, plaets had. Wy weten niet of deze dag ook bestemd was voor de intrede van andere genootschappen. Doch hetgeen beter tot onze kennis kwam, is, dat ons mededingend gezelschap eenen stoet heeft uitgemaekt die, door schitterende eereteekens en ryke, eenvormige optooijingen der leden, voor weinige anderen heeft behoeven te wyken.
Hooren wy deswege een' ooggetuige, een' onderklerk van Schepenen, die het artikel der bekostigingen voor stadsontvanger ontwierp, en te boek stelde:
‘Item betaelt diversche oncosten by dese stede ghesupporteert ende ghedoocht int reysen metten gheselscepe vander retorijcke deser stede naer Ghendt, ende aldaer intreye ende alle manieren van triumphen ghedaen, omme ende naer dbewijs vande quarte der retorijcke vanden Fontanisten van Ghendt, danof uutghegheven ende by hemlieden beschreven;
Met welc gheselscip alle, emmers den meesten deel van den edelmannen, poorters, coopmannen ende andere inwoonende ende ghebueren, mede trocken, in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
grooten ghetalle ende menichte, teeren deser stede, ende omme de stede van Ghendt als hooftstadt vanden lande van Vlaenderen te eerene; Van welcken gheselscepe Edele ende Weerde heere Mer Joos Van Joingny, baron Van Pamele, heere van den lande van tusschen Maercke ende Ronne, enz. Prinche was, ende daer toe ghecoren by den voorseyden gheselschepe, die hem alle accompaignierden met cleedinghen van oraigne coluerenGa naar voetnoot1; daerinne dat vele groote ende excessive costen ghedaen waren, behourelic omme de eere vanden selven prinche ende deser stede; loopende tot groote sommen, soot blijckt by zekere rekeninghe danof ghehauden, ende inhaudende particulariteyt; bedraghende de somme van ijm ijc iiijxx xix sc. iij den. par.’ (2280-19-3 p.)
Dit was in der waerheid eene aenzienlyke uitgave voor de eer van eene kleine stad, voornamelyk wanneer elkeen te klagen zat over de ondragelyke subventien waermede het land belast was. De Commissarissen, tot het onderzoek en sluiten der rekeningen van de stedelyke magistraten, stelden by het bovenstaende artikel deze kantteekening: ‘transeat, omme dat tvoyaige ende den cost ghedaen es gheweest, volghende der resolutie vanden Ghemeenen,’ dat is, van den grooten stederaed, in 1540 door den keizer vernietigd.
De vertooningen der zinnespelen namen eerst een' aenvang met den 12 juny en duerden tot den 23 daeropvolgende. Een schouwtooneel, in de opene lucht, was ten dien einde met pragtigen toestel opgeregt, en bragt niet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weinig by om de smakeloosheid dier spelen minder te doen gevoelen; want het wuft gemeen had voorzeker geen'lust om in het zedelyke des onderwerps zich diep in te laten. Grooteren byval vonden de klugtspelen of ebattementen, welke ieder genootschap, als nastuk, moest ten tooneele brengen, en waervoor ook pryzen waren opgesteld. De Audenaerdsche kamer had, in haer spel van zinne, de voorgestelde vraeg opgelost met de vertooning van een' stervenden mensch, die bygestaen wordt door vyf personagien, verbeeldende het Geloof, de Hope, de Liefde, Schriftuerlyk Bewys en Figuerlyk Troost. Deze verklaren hem, door de getuigenis des geests, den grootsten troost te wezen dat wy kinderen van God zyn, die altyd den boetveerdigen in genade ontvangt. Men kent de toewyzing der pryzen voor deze zinnespelenGa naar voetnoot1. Het is ons niet gelukt ter kennis te komen van de bekroonde kameren op de overige onderwerpen van dit Gentsche rederykfeest. Alleen mogen wy het mededingend gezelschap van Audenaerde noemen, wiens prys- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
winningen de volgende waren: Derden prys van het schoonst inkomen; derden prys van het referein in 't vroede; vyfden prys van het ebattement, en derden prys van het liedekenGa naar voetnoot1. 1541. - De oefeningen onzer rederykkamers worden altoos met vlyt gevolgd en aengemoedigd. Op bepaelde tyden van het jaer vertoonde men, by laste of met kennis van Heere ende Wet, onderscheidene spelen, waerop, naer de belangrykheid derzelve, zekere belooningen volgden. Aldus gaf men tafel- en ebattementspelen op den dag der vernieuwing van de Wet, en 's namiddags van het H. Sacramentsfeest; daerentegen waren het zinnespelen op palmzondag, in de Paeschweke en in de Sinxendagen. Men kende alsnog het gebruik niet van inkomgeld te eisschen: alles was kosteloos voor den volke, even als by de Romeinen, die zoo roemruchtig in dat vak onze voorgangers zyn geweest. Ten overvloede heeft men ook kunnen bemerken dat onze rhetorykgezellen, en voornamelyk die van Pax vobis, opzichtens hunne openbare spelen, gansch onder de waekzaemheid en zelfs onder de bevelen van de heeren Schepenen stonden, en dat de stedelyke schatkist voor hen de grootste bron van aenmoediging was. Derhalve mogt geen spel worden vertoond buiten weten of zonder toelating der overheid, die dikmaels het onderwerp, en den tyd wanneer de vertooning plaets had, op een daertoe bestemd register deed opschryven. Dit blykt (by gemis aen andere bescheeden) uit het volgend billet: voor u, mynheeren schepenen deser stede. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat wy niet meer consent vraghen en zouden alle jare. Wy hebbent noch eens ghespeelt; doen bleeft over te stellene met de intreye van Ghent. Jan de Ruddere zoude met ons ghecomen hebben, maer hy es wat zieck. Wy presenteren ons in u goede gracie. Doet dat Ulieden belieft. Wy zijnder toe thien personagen. Het is ons niet gebleken dat Schepenen in dit verzoek: ‘om gheen consent meer te vraghen,’ hebben bewilligd.
1542. - Sints lang, zoo als vermeld is, was het de taek der Paxvobianen van vier sleden achter den omgang van het H. Sacrament voort te trekken, en in bewaring te houden, waervoor zy alle jaren schadeloos werden gesteld. Nu is dat getal op twee verminderd, verbeeldende de eene ‘de pijnen vander hellen,’ de andere ‘de victorie Christi.’ Deze sleden waren de eenigste niet: elke wyk, elk genootschap, kwam te voorschyn met figuerlyke verbeeldingen, zoo op sleden, op wagentjes, als te peerd en te voet. 1544. - Processie generael, geboden van wege den Raed van Vlaenderen, ter gelegenheid van den vrede gesloten te Crepi (18 sept.) tusschen den keizer en den koning van Vrankryk. - Volksfeesten te Audenaerde als naer gewoonte. - De stad geeft eene vergelding van iij par. aen ‘her Mathijs Castelain pbre, facteur vander retorijcke, voor de occupatie by hem ghedaen, alsmen processie generael drouch vor den pays; metgaders vor diversche rondeelen, refereynen, baladen, ende anderssins, uutghelesen in de processie vorseyt.’
Gemelde facteur had ook de kaert of programma der uitgeloofde pryzen in ryme gesteld, om by het steken der trompet afgekondigd te worden. Daer men uit dit stuk de wyze van inrigting onzer voorvaderlyke stadsfeesten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
duidelyk leert kennen, brengen wy hetzelve hier onder het oog van den lezer: Souckt nu nieu concepten, verscherpt u verstanden,
Ghy die ons keysers landen met herten bemindt;
Slaet opwaert u ooghen: leght te gare u handen,
Ghebenedijt ende looft Marien kindt.
Twee machtichste der weerelt zijn zo ghesindt
Dat tusschen hemlien God paeys, te deser spatie, sloot,
Ende al by shelichs Geest inspiratie groot.
Ons edel keyser Carolus, noyt yemants ghelijcke,
Quintus in dImperie, elc weet dat naect,
Ende den edelen coninck vanden Vrancschen rijcke
Hebben by willecuere nu paeys ghemaect.
Dits den dach daer elck naer heeft ghehaect;
Dies moet hem elc pooghen tot vreucht te spoene:
Goede vreucht es altijt in saeysoene.
Hoort wies [wat] Heere ende Wet zijn ordinerende:
Wie, in woensdaghe, de schoonste dialogue sal lesen,
Tusschen tween ende dryen, den paeys recommanderende,
Dien extollerende, voor al, best ghepresen,
Sesse cannen wijns werden hem toeghewesen;
Daer naer viere, dan twee op die selve huere [ure].
Maer furniert rhetorike met schriftuere.
Noch breeder moet elck tverstant ghehenghen al:
Tsavonts ten sevenen werd druck ghebannen.
Wie dalderbeste nieuwe lied sijnghen sal
Angaenden desen paeys, tsy vrauwen of mannen,
Voor hooftprijs werden hem gheschoncken zes cannen,
Voor tweeden prijs viere, twee salmer ende drye schijncken.
Dichtt vroyelijck, ende laett de harmonie clijncken.
Ten derden moeten wy oock publieren
Zulck als Mijnheeren Schepenen doen verstaen:
Wie woensdaghe tsavonts alderschoonste sal vieren,
Cierlijcst, minst ghesien, na daut vermaen,
Sal xij cannen wijns voor hooftprijs ontfaen,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Thiene, achte, sesse, viere ende twee ten lesten.
Gode ter eeren, keert alle dijnghen ten besten.
Van den vieraers wie tsanderdaeghs, ten drien,
Sijnen prijs sal halen, coragieus, mignoot,
Schoonst, boerdelicst, ende minst ghesien,
En sal oock van prijse niet vallen bloot.
Neemt mans, vrauwen, maeghden in u conroot;
Wilt u triumphantelick van goeden belee maken,
U sullen sesse cannen wijns, viere, ende twee naken.
Den xien deser maent (october), laett u (niet) vervelen,
Nae noene sal elck ter maerct commen moghen;
Men salder een spel van zinne spelen,
Sorterende op den goddelicken paeys, voor oghen.
Wie tsavonts esbatement sal vertooghen,
Boerdelicst, minst ghehoort, om elcx verjolijsen,
Sesse, viere ende twee cannen werden de prijsen.
Hoort wien men roupt, door den paeys vol minnen,
Eerst de Paxvobianen, ende Kerssauwieren,
De Bloeyende Jeucht; voort van buuten ende binnen,
Straten ende wijcken moghen hem [zich] herwaert stieren.
Gheselschappen en sullen hier niet faeylgieren,
Maer blijdelic by commen, in eeren ende deuchden;
Want paeys es den oorspronck van allen vreuchden.
In woensdaghe, ten viij [uren], om svreuchts vervullen,
Comt loten, brijnght blasoen, naer weerck laet copie,
Ter plaetsen, die wy ordineren sullen.
Trommelt stijf om breken, telcks fantaisie;
Volght tcours der consten, schuut schimp, vilonie;
Ende nyemant en behelpe hem met appeele,
Want wy reserverent ten tonneeleGa naar voetnoot1.
Dergelyke geneugten, waeraen elkeen kon deel nemen, lokten altoos veel volks in de stad; de ongelden en accynsen, eene voorname bron van inkomst, werden er by | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verbeterd, en de vrolyke stedeling vond er zich ook wel by. Het schynt dat de hedendaegsche volkspelen, als mastklimmen, kuipke steken, zakloopen, en soortgelyke armzaligheden meer, waer het graeuw alleen by te voorschyn komt, alsdan onbekend waren. Zyn die met de verfyning onzer zeden en gewoonten ingeslopen?
1545. - Zesde vertooning van het spel der Passie O.H. Zoo wy in aendacht nemen de voortgaende vermeerdering van kosten, die deze vertooning veroorzaekte, kon het niet anders of de toestel vermeerderde in evenredigheid. Schepenen doen honderd ponden par. betalen ‘an Her Jooris Beukelinc pbre ende dekin vander scole ende gheselscepe van Pax vobis, thulpen den oncosten, die zy ghedoogt hebben int uutlegghen ende spelen vander Passie Christi, by denzelven Paxvobianen ghespeelt in de Paeschdagen.’
1546. - De stedelyke overheid doet eene schadevergoeding geven ‘an Dekin ende officiers vander gulde vanden naeme Jhesus, metgaders den ghesellen vander Bloeyende Jeught, thulpen eenen vendre, in recompense van huerlieden vendre ghebesicht te Ghent int jaer xxxix,’ en mogelyk verloren geraekt; want het schynt dat verscheidene leden van het Audenaersch gezelschap de hoofdstad niet hadden kunnen verlaten zonder hevige twisten, in een drinkpartytje, met eenige muitzieke Fonteinisten. De staetkundige geschillen, ten gevolge van welke eene beroerte aldaer stond uit te bersten, hadden er welligt aenleiding toe gegeven. Dermate ontstak de verbittering, dat een Audenaerdsch burger in alleryl uit Gent moest vlugten, om niet het slagtoffer der woede van deze kunstbroeders te zyn. Geen wonder dan dat een vaendel achterbleef.
1547. - De Kersouwe vertoont in de Paeschdagen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor Heere ende Wet, het spel van zinne van den Verloren Zoon. - Vergelding, vi par.
- Uitnoodiging op rederykfeesten te Loo en te Hazebroek. - Jan De Cuers, goudsmed, ontvangt iiij x sc. par. ‘van dat hy by laste van Scepenen ghemaect heeft twee dargen (of teekenen) van selvere, die ghesconken waren twee messagiers, annuncierende spelen van rhetorijcke, deen van Loo, ende dander van Haesbrouck.’
1548. - De gezellen der rhetoryke van Ronsse doen eene uitnoodiging aen hunne geburen, de Audenaerdsche kunstbroeders, op eene Intreye in de vastenavonddagen. Pax vobis en de Kersouwe trekken derwaerts, in stoet, en worden met toejuiching van de gulhertige Ronssenaren onthaeld. Dit was eerder een vastenavond vermaek dan eene wedstryd voor het schoonst inkomen; want van pryzen vinden wy geene melding. Te dezer gelegenheid staen de volgende betalingen in stadsrekeninge: ‘Item betaelt den ghezellen retorisienen van Pax vobis, thulpen de cleedijnghe vanden schalmeyers ende den sot deser stede, hemlieden ghedient in de Intreye, desen vastenavont ghedaen te Ronsse, mids andre oncosten xlviij par. ‘Item den guldebroeders vander Kerssauwe, ghelijcke retorisienen, in Pamele, thulpen huerlieder oncosten, ghesupporteert in de voorseyde Intreye van Ronsse, hemlieden thoegeleyt xij par. - Item meester Anthuenis Huwaert (deken) over de schole vander Kerssauwe... boven de xij par, hemlieden thoegeleyt, noch xij par.’ Op den tweeden Paeschdag was door laetstgemelde schole vertoond ‘de Historie van Susanna.’ - Belooning xij par. boven ij par. betaelt ‘an Adriaen Stalins voor dmaeken vander stellijnghe, aldaer Mijne | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heeren vander Wet gheseten hebben in tspelen vander selver historie.’ 1550. - Eene vergoeding wordt van Schepenen wege gegeven ‘den ghesellen vander rethorijcke up de schole van Pax vobis, voor een tijdsekin oft schildekin, verwapent metter stede wapene, als zy ghegheven hebben zekeren bode vander retorijke van Ypere, xxxviij stuvers, makende iij xvi sc. par.’ Een gelyk ‘tdaersekin [kleine targe]’ wordt gegeven aen eenen bode van de rethoryke van Nieuport. Dit jaer, in de maend april, na Paesschen, sterft Matthys De Castelein Fs Arends, Jacobs zone, ‘ten grooten leetwesene van allen beminders van der edeler conste van rethorijcken.’ Hy was geboren te Pamele, binnen de stad Audenaerde, omtrent den jare 1488. Zyne ouders, schoon tot de middelklas der burgery behoorende, waren poorters gulde vry, of leden der vrye erfelyke poortery dier stad, wat alsdan een voortreffelyk voorregt was. Van zyne jeugd af aen had hy zich vlytig in de letterkundige wetenschappen geoefend, tot welke de stedelyke school, die vry bloeijende was, hem den weg had gebaend. Het was vooral na met de priesterlyke waerdigheid bekleed te zyn geworden, en zich in zyne geboorteplaets te hebben gevestigd, dat hy, door eene natuerlyke neiging aengevuerd, zyne ledige uren aen de vlaemsche dichtkunst begon toe te wyden. Hy trad op met een' ryken voorraed van grieksche en romeinsche letterkennissen, waermede hy gelukkig slaegde om onbeschroomd velen zyner tydgenooten in het vak voorby te streven, en by dezelve in aenzien te komen. Wy vinden hem eerst, in 1512, vermeld staen met den tytel van geestelyke, maer nog niet als dichter of retorisien. In 1530 oefende hy het ambt van apostolisch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
notaris uit, een' voordeelgevenden post, dien hy tot het einde zyner dagen bediend heeft. Omtrent dien zelfden tyd bekleedde hy ook de plaets van diaken in de parochiekerk van Pamele. Hooger in geestelyke waerdigheid werd hy niet verheven. Trouwens, zyne geliefkoosde en tamelyk vrye dichtnimf ware, ongetwyfeld, onder pastorele zorgen, aen het kwynen geraekt, en daerom zal hy dan ook meer poogingen naer letterkundigen roem hebben aengewend, dan naer eene aenzienlyker kerkbediening. - Hy was ook guldebroeder en kapellaen van Ste Barbara (neering der tapytsieren), en van het H. Sacrament, in de kerk van Audenaerde. Als factor verdient hy eene voorname melding. Langen tyd was hy immers de ziel onzer rederykkamers, voor wien hy gestadiglyk ten dienste stond, ‘ten cleenen ghewinne,’ zoo hy zegt, maer toch altoos met een' blakenden yver voor de kunst. By Schepenen was hy niet minder een onontbeerlyk man geworden, zoo tot het vervaerdigen van gelegenheidsdichten, waer het de eer der stad gold, als in het ordonneren der openbare volksfeesten, destyds zoo menigvuldig. Uit verscheidene plaetsen van 's mans schriften kan men ontwaren dat hy ook een regt vrolyk tafelgezel was, zoo als dit, van oude tyden af, aen een' vlaemsch' retorisien niet onwelvoegelyk stond. Men verwondere zich derhalve niet dat dikmaels de goede wyn, een lekker mael, en wat met beiden zamen gaet, by Matthys de Castelein een' warmen voorstaender vonden. Hoe menigmael zal hy, in het midden zyner kunstbroeders, een banklied op een' geestigen toon hebben aengeheven, dat met eene veelmondige luidruchtigheid zal nagezongen zyn geweest! Dit waren camergenouchten, en onze voorvaders waren er vry goede vrienden van; ook hebben zy het ding, als een karakterschetsend | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
erfdeel, der nakomelingschap ongeschonden overgeleverd. Schoon de fortuin aenvankelyk onzen Castelein niet te mild had begunstigd, kon hy, met de geldelyke voordeelen zyner bedieningen, toch in eene zekere weelde verkeeren, en zelfs nog op het een en andere iets besparen. Dit laetste kwam echter niet veel met zyn opgeruimd karakter overeen: hy wist te wel dat de goede God liever met een vrolyk dan met een somber hert wil gediend worden, en aen dien voorvast niet onchristelyken leefregel schynt hy zich te hebben gehouden. Slechts in een gevorderden ouderdom werd hy zorgdragend voor het toekomstige bestaen van zyn' bastaerdzoon, geheeten Abraham de Castelein, wien hy zeer toegenegen was. Hy kogt derhalve in 1547 eene lyfrent op de stad, van 48 parisis jaerlyks, ten kapitale van 480 , en deed die stellen op zyn en zyns zoons hoofd. Het artikel van ontvang dier kapitale som, in stadsrekening, bewyst dat heer Matthys alsdan oud was 62, en Abraham 28 jaren. Alleen uit deze aenteekening hebben wy 's mans ouderdom, met eenige zekerheid, leeren kennen. Zyn erfgenamen waren eene getrouwde zuster, en de kinderen van zyn' overledenen broeder Paesschier (men weet dat een bastaerdzoon van zyn' vader niet erven kon). In july 1550 behandigden zy den staet van goed en van verdeeling aen de wethouderen van Pamele, bedragende de geringe som van 177 par., boven 67 van opbrengst der parautse (auctie) of openbare verkooping der meubelen en cateilen.Het is ons niet gelukt te vernemen wat er van Castelein's nagelatene schriften zy geworden. Doch, daer er melding wordt gemaekt van een testament, waerby Abraham een derde deel van de penningen der parautse mogt genieten, zoo is het niet onwaerschynlyk dat hy | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ook in 't bezit dier schriften zal zyn gekomen, inzonderheid der Const van rhetorijcken, zyns vaders laetste werk, waerin een groot deel van 's dichters losse stukjes voorkomen. En overmids gemelde Abraham tot omtrent 1580 leefde, kan het wel wezen dat de eerste uitgave, door Hendrik Van de Keere bezorgd, en te Gent, in 1555, door Jan Cauweel gedrukt, ten zynen voordeele in den handel zy gekomen.
Tot dus verre hebben wy Matthys de Castelein als audenaerdsch burger afgeschetst. Zoo wy hem nu onder het oogpunt nemen van dichter, factor, of excellent poët, mag hy gewisselyk als een man worden beschouwd, die niet ontbloot was van echt letterkundige begaefdheden, vooral ten aenzien van den gebrekkigen kunsttyd dien hy beleefde. Zyne dichterlyke voorschriften, hoe zeer van den hedendaegschen smaek verwyderd, dragen toch kenmerken van vernuft en van eene grondige kennis der Ouden. Reeds lang had hy ‘den jonghers’ dezelve, zoo het schynt, onderwezen, vóór hy die in eene berymde verhandeling vaststelde, hetgeen ons doet vermoeden dat hy aen het hoofd des vlaemschen zangbergs moet hebben uitgeblonken.
Het valt in ons bestek niet om breedvoerig uit te weiden over de dichterlyke waerde van Castelein's werken, welke reeds, met meer of minder vooringenomenheid, door deftige geleerden beoordeeld zyn geworden. Onze onbevoegdheid in dit vak kennen wy te wel, om hier nog langer by stil te staen. Doch wy kunnen ons niet onthouden een woordje van ter zyde te zeggen wegens een' zonderlingen eertytel, die den man werd toegevoegd: het is ons voorgekomen dat W. Kops, en anderen na hem, het een weinig mis hebben gehad met de verklaring van de woorden; excellent poët, by Castelein's | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naem gevoegd, op het tytelblad der uitgaven van de Conste van rhetorijcken. Zoo wy ons niet vergissen moet het vereerende woord excellent eerder in den zin van kundig dan van uitmuntend worden verstaen; althans schynt het ons een eernaem te zyn geweest die aen puikdichters (als dusdanig by de tydgenooten gehouden), uitsluitelyk werd toegekend, vooral na hun overlyden. Wy hebben hier voren (1485) eenige regelen aengehaeld van een' kronykschryver die geleefd heeft in het eerste kwartael der XVIe eeuw; deze ook noemde den toen overleden Andries Vander Meulen, een excellent rhetorisien. Overigens wordt de bekende Marcus van Vaernewyck (wiens dood in 1568 voorviel), op het tytelblad zyner Historie van Belgis (1574), eveneens met den naem van excellent poët vereerd. Dus kan deze eernaem, zoo als de heer Snellaert in zyne Verhandeling der Nederlandsche Dichtkunde almede doet opmerken, niet voor eene ydele verwaendheid des dichters worden gehouden. Matthys de Castelein, volgens de meergemelde voorrede in de uitgave van Sambix, was, even als zyn voorganger Vander Meulen, een dier weinige dichters welke hunne werken, tydens hun leven, in het licht gaven. Aldus schynt hy den druk te hebben bezorgd van de Historie van Pyramus ende Thisbé, van de Baladen van Doornijcke, en van een Liedekens-boek: ‘zoo ons emmer wel kennelijc es’ zegt de Rotterdamsche uitgever. De eerste drukken daervan zyn tegenwoordig zeer raer, en mogen met regt bibliographische zeldzaemheden genoemd worden. De geleerde boekkenner prof. Serrure is in bezit van een' derzelveGa naar voetnoot1. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Minder bekend is men met de menigvuldige tooneelspelen van allerlei aerd, welke Castelein heeft vervaerdigd; want, behalve het zinnespel van 1539, is er geen enkel van tot ons gekomen, schoon hy zegt dat er ‘zom in printen’ staen. Slechts de hoeveelheid derzelve kan men opmerken uit de volgende clause van de Const van rhetorike: Ick hebbe ghedicht, met bliden talenten,
In Mercurius tenten - van minen beghinne,
Onder, veuren ende naer, sesse ende dertigh esbatementen,
Acht ende dertigh tafelspelen, zom in prenten,
Ende twaelf staende spelen van zinne.
Voort hebbic ghemaect (met paeis ende minne)
Dertigh waghenspelen, ic moet vermanen,
Als ic facteur was, te cleenen ghewinne,
Vanden Kerssauwieren ende Paxvobianen.
(Cl. 212,)
Wacht wel tslot Castelein was de zinspelende spreuk, door onzen dichter aengenomen en aen den voet gesteld van zyne losse stukjes. Men weet dat elk rhetorisien in dien tyd een byzondere kenspreuk had, benevens de algemeene spreuk der kamer, waeraen hy behoorde.
By 's mans overlyden was er groote rouw op den vlaemschen Helikon. Hendrik Vande Keere, een Gendsch rederyker, en zyn boezemvriend, deed eene uitdaging aen den ‘leerjonghers van Castelein's discipline’ om | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op hem een doelmatig grafschrift te vervaerdigen. Aldus drukt hy zich uit: ...............
Dicht hem een epitaphium fraey end' elegant,
Poogt zyn renommée altijd te doen levene,
Met rhetorijcscher zede,
Ghy en meugt hem gh'exalteren noch vulprizen mede
Naer zijn betaemte.
Ende indien ghijt verzwijmt (al rust hy in vrede)
Twerdt tuwer blaemte.
Al doende zult ghy leeren: en vreest geen schaemte.
Dus zent ons copie dan, om hier tannexerene;
Want ghy hem schuldich zyt te lauderene.
Ansiet thende
Vande Keere.
Dit figuerlyk spel was nogmaels ten tooneele gebragt geweest, doch met minderen toestel. - Heer Jan Delmeire, pbre, vervangt nu Matthys de Castelein, als factor by de rederykschole van Audenaerde.
1554. - Andere vertooning in de Paeschdagen: - ‘Item den ghemeenen rhetorichienen vander camere (als boven) van dat zy groot last ende debvoir ghedaen hebben, tot leeringhe, onderwijsinghe ende ghestich- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tichede van alle menschen, figuerlicken vertoocht hebbende tspel vanden wijngaert, ende tsteenen van Naboth den ysraeliet; omme tvertooch van dien, twee maenden tijts gheleert thebbene, ende daer thoe ghedoocht ende ghesupporteert groote oncosten; hemlieden thoegeleyt xxxvi par.’
1556. - Koning, Deken, officiers ende gemeene gezellen der kamer van de Kersouwe vernieuwen, dit jaer, voor de wethouders van Pamele, hunne generale chartre ende ordonnancie. Deze gewettigde acte, geschreven op perkement, in plano, werd op een bord vastgehecht en in de vergaderzael, ter onderrigting van alle de kamerbroeders, opgehangenGa naar voetnoot1. 1557. - Een spel van zinne wezende ‘de historie vanden coninck Acab ende den profete Elias’ wordt door de Paxvobianen vertoond in de weke van Paesschen. Dit spel duerde twee namiddagen. Vergelding xxv par. Gelyke som wordt toegestaen ‘den rethorisienen vander Kerssauwe te Pamele, uut gracien, van dat zy, by consente van Bailliu ende Scepenen, een spel van zinne van twee daghen ghespeelt hebben, wesende de historie van Horam, coninck van Israel, ende de vertroostinghe | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vanden coninck van Samarien, deur den prophete Eliseus.’ Onze rederykers waren in gunste by de heeren commissarissen ter vernieuwing der Wet, welke heeren zy jaerlyks, op de gewone maeltyd, met vrolyke tafelspelen verlustigden. Van nu voortaen betaelt de stad xxiiij par. aen den deken ‘voor de camere vanden ghesellen van Pax vobis, thulpen huerlieder huushuere by commissarissen gheaugmenteert, omme de redenen verclaerst in de ordonnancie danof wesende, in daten xxvi meye anno xvc lvi.’Eene groote duerte van levensmiddelen heerscht ter stede, en door het geheele land. Schepenen doen groote onkosten voor aenkoop van granen, ten behoeve der gemeente. Derhalve worden de luistervolle en tevens kostbare Sacramentsfeesten niet gevierd. Echter viel het lastig de gewone rederykvertooningen te missen; doch zy waren maer uitgesteld, en op den grooten vastenavond spelen de beide kamers elk een spel van zinne, gevolgd door een ebattement. 1559. - Groote feestviering binnen Audenaerde, ter gelegenheid van den vrede van Cateau-Cambresis, gesloten in het begin van de maend april. Vele pryzen en belooningen worden uitgeloofd aen de stedelyke schuttersgulden, aen de rederykkamers en aen alle de wykgezelschappen. - Heer Jan Delmeere, factor van Pax vobis, wordt belast met ‘te stellene diverssche gheboden in rethoricque, ende reghele te doen haudene alle gheselschepen ende wijcken, ter feesten vanden payse,’ waervoor hem betaeld wordt vi par. De vraeg was, volgens de HS. kronyk van Audenaerde: ‘een figuerliedekin ende refereyn, solverende wat deughden ende vreughden uut tijdelicken payse spruutende zijn; ende daer waeren oock prijsen voor den gheselschepe | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die boertelixt, met meesten hoop, met een liedekin compareren saude; al tot vieringhe vanden payse ghesloten tusschen den coninck van Vranckrijcke, Henricum, ende den coninck van Spaynden [sic], Philippum. Ende de Nederstraete hadde den opperprijs.’ (fo 166.) Gemelde Jan Delmeere ontvangt nog eene andere vergelding van xxx par. ‘voor de diligentie by hem ghedaen int corrigieren van tdicht, ende tselve te registrerene, omme daermede van nu voortan te beschickene alle de spelen die ghespeelt worden up den Sacramentsdach.’In de maend february 1559 (1560 n. st.) was in alle de provincien een edict afgekondigd, gedagteekend van 26 january, zelfde jaer, waerby verboden worden alle ebattementspelen, kamerspelen, openbare gezangen, enz. ‘inhoudende dinghen offenderende directelick oft indirectelick de catholijcke religie ofte geestelicke persoonen;’ ook dat de zinnespelen en stomme vertooningen, ‘die ghespeelt worden ter eeren Gods, ofte van zijnen heylighen, ofte tot vermakinghe vanden volcke’ niet meer toegelaten worden, zonder voorafgaend onderzoek der geestelyke overheid, en bewilliging van de wet der plaets, waer dezelve ten tooneele zouden worden gebragt. Alles onder bedreiging van scherpe strafGa naar voetnoot1.
1560. - Sedert den jare 1546 had men het groot figuerlyk spel van de Passie niet meer vertoond. Daer nu, hoe langer zoo meer, sommige kettersgezinden heimelyk het volk poogden af te trekken van den H. Godsdienst en de Kerkleer, waren Schepenen bedacht geworden om, in verbetering der godsvrucht, dit heilig Mysterie op nieuw te laten onder de oogen der menigte brengen; hetwelk gedaen werd met groote statigheid en ongemeenen toe- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stel. Om dan ook de buitengewone kosten dezer vertooning welvoeglyk voor Commissarissen 's konings te regtvaerdigen deden zy het volgend artikel in stadsrekening stellen: ‘Item vertooghen Scepenen, hoe dat zy, considererende dat tspel ende vertooch vander Passie Ons Heeren es eene zaleghe vermaninghe tot devotien van alle kersten menschen, ende zonderlinge dat vele simpele ende ydiote persoonen daer deure gheleert werden tot compassien ende medelijden, ende versterct werden in onsen heleghen kersten gheloove; ende datmen ghecostumeert heeft, in voorleden tijden, tselve spel te vertooghene van zeven jaeren te zeven jaeren; ende dat tselve nu ghedilayeert gheweest heeft tsichtent tjaer xvc xlvi overmits den tijt vanden oorloghe; So hebben Scepenen voornoemt den Paxvobianen gheconsenteert tvoors. spel figuerlic te vertooghene in de Paeschdaghen lestleden, twelcke gheduert heeft vier daghen. Ende es hemlieden toegheleyt thulpen huerlieder oncosten van cleedinghen, stellinghen ende anderssins cxliiij par. - Item noch... uut consideratien van huerlieder ghestaethede xxiiij par.’ (Rek. 1560-61.)1561. - De heeren der Wet doen acht kannen wyns presenteren ‘an de coorendraghers ende pijnders (arbeiders) van Curterijcke, die quamen spelen een abatement. - Heft ix xij sc. par.’ - Koning, Deken en Officiers van de Kersouwieren te Pamele doen, dit jaer, eene supplicatie aen Schepenen, om eene vernieuwing van den pacht hunner kamer te bekomen, voor 18 jaren. Dit word toegestaen, naer de oude conditien; ‘regard nemende zo up de eere, die de supplianten te meer stonden der stede doende zijn, als ooc dat den meesten deel vanden guldebroeders schamele ghesellen zijn, anders gheen goet hebbende dan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zy met hueren aerbeyt winnen ende ghecrijghen connen.’
1563. - Het eereambt van prins by onze rederykkamers, schoon deze uit lieden van verschillende volksklassen waren zamengesteld, bleef altoos nog in achting; derhalve werd het ook van de voornaemste persoonen der stad niet geweigerd. Aldus vinden wy dat Jonkheer Joos Vander Meere, heere van Voorde, die verscheidene malen eerste schepen of burgemeester was geweest, begiftigd werd van wege de Wet, met tien kannen wyns, ‘als hy up den lesten van meye (1563) zijne intreye dede als prince van Pax vobis.’ - De prins der Kersouwe deelde jaerlyks ook mede in de stedelyke heusscheden van wyn, die alsdan 12 schelen of 6 stuivers den stoop gold.
1564. - Alhoewel de guldebroeders der Kersouwe, gelyk wy zoo even hebben gezien, slechts voor een gering deel tot de bemiddelde burgerklas behoorden, was hunne kamer toch zeer levendig, vooral door de aenmoediging en yver des hoofdmans, David van Joigny, gezeid Van Pamele. Deze was een bastaerdbroeder van den alsdan levenden baron Jacob van Joigny, en de hoogbailliu ook mede greffier van de wethouderschap van Pamele. Na de getuigenis van GuichardinGa naar voetnoot1 was hy begaefd met een uitstekend verstand en grondige geleerdheid; en, volgens onze stads HS. kronyk, beoefende hy met vrucht de poezy, in den smaek der Minnezangen van Ovidius. Ondersteund door een' dergelyken medebroeder, en tevens vereerd met de gunstbewyzen van den baron en van schepenen van Audenaerde, stelt de kamer een rederykfeest op, om met de eerste dagen der maend | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Blz. 61
De Kersouwe 1564 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
july plaets te grypen. Uitnoodigingskaerten worden alom rond gezonden, behelzende de vragen, en de belooningen daerop uitgeloofd. Zie hier de voornaemste onderwerpen, zoo als die in de HS. Kronyk vermeld staen: ‘voor het schoonste blazoen; voor de schoonste intreye: declarerende wat men doverheyt schuldich es; voor kerkgang: hoe ende waer deure men reyn sal theylich ingaen; voor 't ebattement; voor twys refereyn; voor tamoureus refereyn: my en helpt geen troost als ick tlief derven moet; voor 't refereyn op de knie; voor 't amoureus liedeken; ende voor den propostelicsten terme van den sotGa naar voetnoot1.’ Het groote en voorname praelteeken, waerby de eerzucht der kamers het meest uitblonk, en waermede men fier ten wedstryde verscheen, was het blazoen. Om dan, op dit stuk, door de mededingende gezelschappen niet overtroffen te worden, had de Kersouwe een' nieuwen kamerschild laten vervaerdigen, die in sierlykheid voor geene anderen had te wykenGa naar voetnoot2. Op den derden july was de plegtige intrede van negen rederykersgezelschappen, begeleid van vele notabelen, zoo als doorgaends gebeurde. Naer oud gebruik werd aen elk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
derzelve, van wege de overheid, een' presentwyn aengeboden. - Zie hier de namen:
De Tydverliezers van Kortryk, 10 kannen wyns; - Die van Thielt, Ghebloeyt int wilde, 10 kannen; - De Victorinnen van Poperinghe, 6 kannen; - Die van Rousselare, Seeghbaer van Herten, 6 kannen; - Die van Ronsse, Laus Deo, 6 kannen; - Die van Deinze, Donse om een beter, 8 kannen; - Die van Brussel, De Korenbloem, 10 kannen; - De Wyngaerdeniers van Ronsse, Naer aerbeyt compt ruste, 6 kannen; - en het gezelschap van Leupeghem (voorborg der stad), 5 kannen. - Te zaamen 67 kannen of 134 stoopen wyns.
Wy laten hier den uitslag van den wedstryd volgen, gelyk wy dien in de HS. kronyk, doch een weinig zorgloos, vinden aengeteekend:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit Audenaerdsch rederykfeest, het eenige door de kronyke vermeldtGa naar voetnoot2, eindigde, gelyk wel te denken is, met eene gulhertige verbroedering en een' wederzydschen afscheidsgroet, die men zekerlyk niet meende dat van eenen byna oneindigen duer zoude wezen.
1565. - De omgang van het H. Sacrament en de daerop volgende feesten schynen min levendig te zyn geweest dan vroeger. Trouwens, de eendragt der stedelingen be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gon, uit hoofde der langzaem ingedrongen godsdienstige nieuwigheden, voorbeeldeloos aen het kwynen te geraken; en van daer eene mindere zucht tot handhaving der voorvaderlyke gebruiken. De rederykkamers vooral schenen, voor deze zoo streng verbodene godsdienstbegrippen niet ongunstig; waerom zy ook meer en meer verlaten werden van die guldebroeders, welke nog prys hechtten aen het bewaren van hun catholyk geloof. - Evenwel waren de Paxvobianen, op den omgangdag, niet gansch onledig. Wy vinden dat Schepenen hun deden betalen: ‘voor tvertooch van Moyses doorn, tvertooch van Gedeon, ende tvertooch vander Presentatie van Maria, drye spelen (of vertooningen) neffens elcandren, voor elc xxxij sc. par.’ - De taek van opziener, voorheen door Andries Vander Meulen, Matthys Castelein en laetst door Jan Delmeere verricht, is nu toegevoegd aen een' ondergreffer, die gade moet slaen ‘of alle de spelen, up den Sacramentsdach, huerlieder debvoir doen, ende of de stellagien alle staen.’ Want sints lang was het eene soort van pligt geworden dat elke wyk of strate eene groep van figuren of stomme personagien ten toon stelde, verbeeldende het een of ander onderwerp uit het oude of nieuwe Testament, en waervoor men altoos met stoopen wyns werd begiftigd.
1566. - Groote wanorden en beroerten in Vlaenderen en elders. - Overbekend zyn de gebeurtenissen welke, in dit rampvolle jaer, plaets hadden, en het vaderland zoo zeer hebben ontzenuwd. Te Audenaerde waren ze met woede uitgeborsten. De beeldenstorm, de onteering, de plundering der godgewyde plaetsen en gestichten, de daeropvolgende onverdraegzaemheid jegens de goede catholyken, dit alles was aldaer, meer dan in zommige andere vlaemsche steden, tot eene schrikbarende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoogte gerezen, waerdoor de burgerlyke eendragt en welstand voor een' geruimen tyd uit de stad verdwenen. Eene eerst heimelyke en weldra meer openbare medewerking, in het uitvoeren dier geweldenaryen, werd aen de Audenaerdsche rederykers ten laste gelegd. Wy hebben reden om te gelooven dat verscheidene dier kamerbroeders in geheime verstandhouding met vreemde opperhoofden stonden, en dat zy meest op derzelver aenhitsing de hand hebben geleend tot het toebrengen van eenen slag, die door het geheele land eene staetkundige opschudding moest verwekken. Wanneer, in het volgende jaer, na de gevangneming des graven van Egmond, gouverneur van Vlaenderen, onze stedelyke overheid, op bevel van Alba, hare verontschuldiging in geschrifte aen den Raed van beroerten moest indienen, bragt zy in haer factumGa naar voetnoot1 het navolgende artikel: ‘Et par ce que c'est chose trop notoire que les chambres de la rhetorique ont donné cause de grand mal, et que les erreurs y ont prins accroissement, ont les Remonstrans, pour y pourvoir, faict serrer lesdictes chambres, leur interdisans tout exercice et assemblée.’ (Art. 190.) Ten gevolge der strenge maetregelen, door het schrikbewind van Alba tegen de medewerkers der beroerten genomen, zyn er eenige onzer guldebroeders naer Antwerpen gevlugt, alwaer zy vrienden hadden; verlatende naderhand die stad, om zich met der woon in Holland neder te zetten. Deze en andere vlaemsche uitwyke- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lingen toefden niet lang om aldaer rederykersgenootschappen op te richten, in denzelfden vorm gelyk die in hun vaderland bestonden, ter uitsluiting der geestelyke gulden, voorheen zoo gevolgd, en waermede men nu niets meer te doen had. 1567-1571. - Gedurende deze jaren worden er geene tooneelspelen meer gedoogd. Dan, terwyl de lust tot dezelve niet gansch kon uitgedoofd worden, liet men wel eens, doch zeldzaem, door schoolkinderen vertooningen geven. Aldus vinden wy dat in 1570 werd toegelaten aen meester Livinus de Hayere, dat hy, met zyne leerlingen, op het kerkhof mogt vertoonen het spel van Tobias, waervoor hem ‘by vorme van wijne’ gegeven werd vi par.
1572. - In de maend september wordt de stad Audenaerde by verrassing ingenomen door eene bende Boschgeuzen, onder aenvoering van Jacob Blommaert, krygsbediende by den prins van Oranje. Deze kapitein was een Audenaerdsch burger, die de Calvynsche leer omhelsd, en in 1567 zyne vaderstad verlaten had. Hy behoorde aen deftige ouders, die in de fabricatie van tapyten een welig bestaen vonden, en was in huwelyke met eene juffer Agnes Vanden Broecke, by wie hy een zoontje had, met name Pauwelkin.
De stad werd niet bemeesterd zonder bloedstorting. Onder de voorname slagtoffers vindt men den ouden en dapperen gouverneur Judocus Van Courtewile, die moedwilliglyk dood werd geschoten, by het verdedigen van het princelyk kasteel. - Na dat Blommaert met de zynen, gedurende vier weken, te Audenaerde eene soort van dwinglandy had geoefend, de kerken laten plunderen en verwoesten, ja zelfs het plegen van zware mishandelingen had gedoogd op de wereldlyke en geestelyke overheden, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van welke laetste zes priesters ongenadelyk in de schelde zyn verdronken geworden, verlaet hy met zyne bende ylings de stad. De graef van Roeux was met krygsvolk op weg om den muitelingen hunne standplaets te doen ruimen, en verneemt dat zy vlugtende zyn. Spoedig agtervolgt hy ze, en kapitein Blommaert, met eenige buitdragende makkers te Oostwinkel overrast, vindt aldaer een' wreeden dood, in den ouderdom van achtendertig jaren. Dit akelig tydstip onzer plaetselyke geschiedenis werd welhaest door de dichtkunst vereeuwigdGa naar voetnoot1. Een eventydig verhael dier geweldenaryen, berymd naer de wyze der rederykers, in 166 baladen van 8 regelen, is tot ons overgekomen en draegt voor tytel: Een cleen tractaet van wonderlijchede
Die de Guesen waren bedrijvende
Ontrent Audenaerde ende binnen der stede,
Als men xvc lxxij was scrijvende.
Dit werkje, onlangs door den druk bekend gemaekt, is blykbaer een voortbrengsel van een' Audenaerdsch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rederyker die reeds, zoo hy zegt, ‘de rhetorijcke int dack hadde ghesteken,’ en meestal ooggetuige was geweest van hetgeen hy verhaelt. Doch wie er de maker van zy is ons niet ten volle gebleken; want op een schier eventydig handschrift komt noch naem noch hoedanigheid voorGa naar voetnoot1. Pater L. Robyn die, in 1722, eene Historie uitgaf der ketteryen binnen Audenaerde, en van dit handschrift veel gebruik heeft gemaekt, schryft ‘dat men voor vast zegt dat het van Desiderius Waelkens is;’ maer dit steunt slechts op een gezegde. Wel is waer dat aen het einde van het opgenoemde HS. den naem staet van Joannes Waelkens; doch die is er zigtbaer opgesteld van de hand des eigenaers, in 1620, namelyk door Meester Pieter van Mullem, chirurg. Wat er overigens van zyn moge, en daer Joannes ons gansch onbekend is, zullen wy, met P. Robyn, Desiderius Waelkens voor den schryver houden van het Cleen tractaet van wonderlijchede. Deze man was reeds ten jare 1565 bekend als ‘priester der Doornysscher diocesen, openbaer notaris ende pastuer in Edelaert, by AudenaerdeGa naar voetnoot2.’ In latere jaren werd hy pastoor van Pamele, binnen die stad, alwaer hy schynt overleden te zyn. Het is ons niet gelukt iets wegens D. Waelkens als letterkundige te ontdekken, om dat welligt 's mans beste jaren in een onrustig tydvak versleten zyn. Wat de dichterlyke waerde van dit Cleen tractaet betreft, kunnen wy niet beter doen dan den dichtminnenden lezer naer het werk zelf te verzenden. Onder anderen, zal hy daer in ontwaren dat het minder ont- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sierd is door bastaerdwoorden dan vele rymstukken van dien tydGa naar voetnoot1. Jammer dat de uitgever geen gebruik heeft kunnen maken van het bovengemelde HS.; want tydens den druk lag het nog ongenaekbaer in 't duister. Uit een geschiedkundig oogpunt genomen, heeft dit werkje eene vry onbetwistbare waerde, en is met veel naïviteit opgesteld. Opmerkelyk is het ook nog voor de oude vlaemsche spreekwoorden, die er in voorkomen, en waermede elke balade, op eene meer of minder gelukkige wyze, gesloten wordt.
1576-1582. - Gedurende deze zes jaren was Audenaerde, even als de andere steden van Vlaenderen, onder het gebied gekomen van de Generale Staten, en had krygsvolk van den prins van Oranje in bezetting. Daer nu de redenen ter sluiting van de beide rederykkamers niet meer bestonden, gaf de Magistraet oorlof om dezelve weder in te rigten. Echter waren de spelen en vertooningen niet meer gelyk voorheen: slechts eenige ebattementen werden vertoond op den dag van de vernieuwing der Wet, en een paer tafelspelen tydens den maeltyd, op welken de commissarissen door de aenkomende en aftredende schepenen gewonelyk werden onthaeld. In 1579 worden de Paxvobianen van wege de stad beschonken met negen tonnen biers ‘thulpen huere prinsfeeste te haudene.’ Dit geeft te vermoeden dat deze mannen een talryk gezelschap uitmaekten, want elke ton hielt 48 stoopen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1582. - Beleg van Audenaerde door den hertog van Parma. Na omtrent drie maenden die stad ingesloten en verscheidene malen met hevigheid aengerand te hebben dwingt hy eindelyk de belegerden tot eene capitulatie. De inwoners worden terug gebragt onder de heerschappy van koning Philips; alle zaken keeren op den ouden voet; vele nieuwgezinden verwyderen zich; de ontbinding der rederykkamers was daerby onvermydelyk. Tot in 1588 vinden wy niets vermeld wegens dicht-of tooneeloefeningen. Eerst in dit jaer betaelt de stad aen ‘meester Jan Van Damme, latijnsche schoolmeestere, voor 't spel van den Rijcken vrecke, met zyne kinderen ghedaen vertooghen (op 't kerkhof) in de Sinxendaghen, thulpen zijne oncosten, de somme van xxiiij par.’Van nu voortaen spelen jaerlyks de leerlingen der beide schoolmeesters, in 't openbaer en op bestemde tyden, het een of ander spel van zinnen, als namelyk van Tobias, van den Verloren zoon, van den Rijcken vrek, van de Restauratie van Jerusalem, enz.
1592. - Eene minder woelige tydsgesteltenis, waerin Vlaenderen begon te verkeeren, deed hy de Audenaerdsche dicht- en tooneelminnaren den lust ontstaen om zich andermael in bestendige broederschappen te vereenigen. De stedelyke overheid schynt hieraen hare toestemming te hebben gegeven, want zy vernieuwde, voor de gezellen van Pamele, den ouden pacht der Steenpoort. Die van Pax vobis kregen wederom eene vergoeding voor de huer hunner kamer. In andere plaetsen wendde men insgelyks poogingen aen om dichtgezelschappen tot stand te brengen. Het duerde niet lang of het staetsbestuer kreeg hier van kennis; en daer het dergelyke vereenigingen uit een ander oogpunt bleef beschouwen, werden zulke poogingen welhaest verydeld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de maend augusty des jaers 1593, vaerdigde de Raed van Vlaenderen (zoo wy vermeenen), eenen omzendbrief uit aen de stedelyke wetten en aen de besturen van het platte land. Wy deelen hier deszelfs inhoud mede. lieve ende beminde. Diensvolgens werd de herstelling onzer rederykkamers tot betere tyden verschoven; terwyl intusschen zich | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nieuwe liefhebberen gestadig vormden, vooral by de jonge scholieren, wien het alleen nog toegelaten bleef, één of twee malen in het jaer, met hunne meesters zinnespelen te vertoonen.
1597, 5 april. - Het keizerlyk edict van 1559, waervan hierboven onder het jaer 1559 een woord gemeld is, wordt, met de gewone plegtigheid, in den Raed van Vlaenderen op nieuw afgekondigd, en, door de gansche provincie, strengelyk ten uitvoer gebragt.
D.J. VANDER MEERSCH.
(Het vervolg in eene aenstaende aflevering.) |
|