Belgisch museum voor de Nederduitsche tael- en letterkunde en de geschiedenis des vaderlands. Deel 6
(1842)–J.F. Willems, [tijdschrift] Belgisch Museum– Auteursrechtvrij
[pagina t.o. 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
BL: 109.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Sint Michiels Abtdy, te Antwerpen.In den aenvang der twaelfde eeuwe bestonden er in Europa tallooze congregatien van kanoniken-regulier. Grootendeels behoorden dezelve tot de Augustynen-orde en waren min of meer door byzondere oefeningen gewyzigd. Daer deze kanoniken, onder betrekking der zeden, over het algemeen veel te verlangen lieten, zoo konden zy op den geest der geloovigen noch krachtigen, noch duerzamen indruk maken. De congregatien hadden zelfs weinig of geene bestendigheid; men zag er schier zoo veel opkomen als verdwynen, en de orde van Premonstreit, welke aenvankelyk niets anders was dan eene hervorming van zulke reguliere kanoniken, zou welligt in het algemeene lot der congregatien gedeeld hebben, had zy niet spoedig het uiterlyke eener kloosterorde aengenomen, zonder echter geheel tot den moniksstaet over te gaen. De abt Van der Sterre beschryft ons dit verschil tusschen de eenen en anderen zoo duidelyk als eigenaerdig: de moniken, zegt hy, doen professie van eenzaemheid, en hebben geenen last om zielen te winnen; de kanoniken-regulier daer en tegen, moeten, onder het beneerstigen hunner eigene zaligheid, ook zorge dragen voor die van hunnen evennaesten; de eerste, vervolgt hy, zyn in den leger der heylige Kercke alleenlyck opgenomen om de packen te bewaren, ende met hunne ghebeden ende oeffeninghen d'ander van verre te helpen, die in slachoorden moeten staen, tegen | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
d'ongeloovigen, teghen de ketters ende teghen de sondaersGa naar voetnoot1. De H. Norbertus, kanonik in het kleefsche stadje Santen, was, gelyk algemeen bekend is, de stichter dezer nieuwe orde. Hy was getuige geweest van al de ongeregeldheden tot welke de meeste leden zyner congregatie waren gekomen; hy had begrepen dat velen dezer ruwe schurfte schapen met scherpe looge dienden gewasschen te worden, des te meer, om dat hy zag, dat deghene (namelyk de hoofden der geestelykheid en de kanoniken zyne medebroeders) die als soudt der aerde behoorden de leecke menschen teghen het rotten te bewaeren, ende als belhamels de christene-ghemeynte tot de weghen der saeligheydt aen te leyden, oock al met de reste dansten om 't gulden calf, ende voor eerst van noode hadden ghereformeert te worden, om d'andere gheen quaedt exempel te gevenGa naar voetnoot2. Wáer is het, intusschen, dat Norbertus zichzelven veel te verwyten had van de gebreken, die hy geroepen was om in anderen te verbeteren. Vóór dat hy alle de hierbovenstaende bedenkingen haad gemaekt, over de noodzakelykheid eener hervorming der kanoniken, had hy, gelyk veelal de meesten dezer, een zeer wereldsch leven geleid, en zyne dagen lui en lustig doorgebragt in het paleis des aertsbisschops van Keulen en aen het hof van keizer Hendrik IV. Eene buitengewoone gebeurtenis, en welke voor eene waerschuwing des Hemels mogt worden aenzien, was er noodig geweest om onzen Norbertus uit zyne zonden te doen opstaen. Het was, namelyk, eens | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
geschied, dat hy, omtrent Freden op de jagt zynde, door een zwaer onweêr verrast, en, gelyk een andere Saulus, door den bliksem, die zyn paerd doodde en hem de kleederen van het lyf verzengde, bewusteloos ter aerde geworpen wierdGa naar voetnoot1. Van dien stond af was Norbertus lot beslist: gehoorzamende aen de goddelyke inspraek zei hy vaerwel aen het hof en aen de wereld; verzaekte aen eer, adel en rykdommen; trok een hairen kleed aen en daerover een ander van schapen-vellen, in navolging van St-Jan-den-Dooper; daerna begaf hy zich in het Benedictyner-klooster van Sigeburg; oefende er zich vlytig in het geestelyke leven, in het vasten en in de verstervingen; verkreeg, door byzondere gunst, van op een' en denzelfden dag diaken en priester te worden gewyd; schonk zyne kerkelyke inkomsten aen den aertsbisschop van Keulen, en zyne wereldlyke goederen aen den armen van Kleefsland: in een woord, werd, tot algemeene verbazing, een voorwerp van stichting voor diegenen, welke hy tot dus verre tot ergernis had verstrektGa naar voetnoot2. Inmiddels, daer zyn plan tot hervorming der kanoniken aenvankelyk weinig byval vond, begaf hy zich naer Riemen (Rheims) alwaer toen ter tyd (1119), onder voorzitting van paus Calixtus II, eene kerkvergadering werd gehoudenGa naar voetnoot3. De paus ontving den godsdienstyverigen man zeer minzaem, noodigde hem uit om het begonnen werk door te zetten, en Bartholomaeus, bisschop van Laon, verleende hem zyne byzondre bescherming. Door het toedoen dier mannen kon Norbertus gedurende het | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
volgende jaer (1120) in het dal van PremonstreitGa naar voetnoot1, tot het bisdom zyns weldoeners behoorende, in eene verwoeste en verlatene kapelle van St-Jan-Baptist, de eerste fondamenten zyner orde leggen, ondergeschikt aen den regel van St-Augustinus. Het is in die kapelle dat hem, volgens de legende, door de Moeder Gods het wit habyt werd aenbevolen, naer hetwelk zyne instelling de Witte Orde werd genoemdGa naar voetnoot2; het is daer dat hy, op Kerstdag van den jare 1121, met veertig religieuzen, zyne medegezellen, gelofte deed den evangelischen raed nopens de eeuwige zuiverheid, de gewillige armoede en de volkomene gehoorzaemheid, in te volgenGa naar voetnoot3. Deze nieuwe godsdienstige instelling vond alom ongemeenen byval. Niet alleen werd zy by vele cathedrale kapittelen ingevoerd, gelyk, onder andere, by die van Terwanen, Aetrecht, Laon en HavelburgGa naar voetnoot4; niet alleen werd de livrei der Witte Kompagnie door onderscheidene vorsten aengenomen, zoo als daer waren Godfried, graef van Cappenbergh, Folcold, graef van Teisterbandt, Baudewyn, graef van Namen, en Hayto, koning van ArmeniëGa naar voetnoot5; maer de snelheid waermede de orde zich door Duitschland, Frankryk en de Nederlanden verbreidde, zal in onze tyden van vertwyfeling en ongeloof nauwelyks konnen begrepen worden. Edoch, het zal wel geen kleine opgang mogen heeten dat eene orde hare gestichten met honderden en honderden telde; want anno 1200, dat is, na een tydverloop van slechts tachtig jaren, stonden er reeds achttien honderd abtdyen onder het Witte Vaendel van | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
St-Norbertus geschaerd, behalve vele kleine couventen, waeronder ongeveer vyf honderd vrouwenkloostersGa naar voetnoot1. De bevolking van elk dezer kloosters overtrof meestal honderd zielen; maer nergens was dezelve zoo talryk als in Friesland, welk gewest ook van alle de nederlandsche datgene was waer men de meeste Witte Abtdyen aentrof. By eene optelling, in 1290, op bevel van den generael der Witte Orde, van alle de Friessche kloosters gedaen, vond men in dat van Mariengaerdt en Dokkum vier honderd religieuzen, in dat van Lidlum zes honderd, en in dat van het Bloeijend Hof tot duizend toeGa naar voetnoot2. Wy hebben vermeend in deze omstandigheden te mogen treden, om een denkbeeld te geven van de aenzienlykheid der orde, wier stichter ten jare 1122 naer Antwerpen werd ontboden, om er de kettery van Tanchelinus te bestrydenGa naar voetnoot3. Deze groote koopstad was toen op verre na nog niet gekomen tot dien trap van vermaerdheid, welken zy in latere eeuwen moest bereiken; de eerste dyken der omstreken waren pas aengelegd, en de eerste vestmuer buiten de Burgt was nog niet begonnen, schoon er buiten de kuipe reeds eenige huizen waren aengebouwd. Maer, hoe gering de stad toen ook was, zy had omtrent dien tyd eene zekere rugtbaerheid verworven; want het was te midden van hare bevolking dat Tanchelinus zyne dolingen was komen uitbroeden. Al de geschiedschryvers van Antwerpen gewagen | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
min of meer breedvoerig van dezen aertsketter; alle vertoonen hem als een' doortrapten booswicht en pligtig aen alle slach van gruwelen. Doch het is hier de plaets niet om het karakter en de daden van dezen middeleeuwschen hervormer te doen kennen. Bemerken wy slechts, dat Norbertus en zyne twaelf gezellen, uit Frankryk medegebragt, zoo krachtig predikten, en zoo yverig in 's Heeren wyngaerd arbeidden, dat zy in min dan een jaer het onkruid der Tanchelynsche dwaelleer geheel hadden uitgeroeidGa naar voetnoot1; immers na dien wordt er in de antwerpsche jaerboeken geene melding meer van gevonden.
Zulk een gewigtige dienst kon niet onvergeld blyven. Zeer gaerne zouden de kanoniken van St-Michiels te Antwerpen den man gehouden hebben dien zy, in hunne bewondering, by Barac vergeleken, om dat door zyn beleid Tanchelinus gelyk een andere Sisara was verwonnen en verpletterd gewordenGa naar voetnoot2. Maer Norbertus niet hebbende kunnen overhalen om zich te midden der Antwerpenaren te vestigen, waren zy nogtans voldaen dat hy zyne twaelf medegezellen hier liet, aen welken zy (anno 1124) de bovengenoemde kerk afstonden, benevens de kerkhof-kapelletjes van St-Martinus, St-Petrus en Ste-Magdalena, alsmede een bunder land, aen het kerkhof gelegen, drie pachthoeven in de omstreken der stad, en vier prebenden aen het kapittel toebehoorendeGa naar voetnoot3. Het schynt zelfs dat de bezitters dezer | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
vier prebenden, zoo sommigen schryven, terzelfder tyd in de Witte Orde overgingenGa naar voetnoot1. Deze overdragt, aen welke Burchardus, bisschop van Kameryk, nog hetzelfde jaer zyn zegel hing, geschiedde vryelyk en zonder voorwaerde. De kanoniken van St-Michiels, even als die van het kapittel, die zich hadden vertrokken in de kapelle van O.L. Vrouwe op het Staeksken, later de cathedrale kerk, de kanoniken van St-Michiels, zeggen wy, bezaten het regt om de Sacramenten uit te reiken en de dooden te begraven, het kapittel en de abtdy elk de helft hebbende van de offeranden door de parochianen gedaen; hetgeen van vreemdelingen kwam moest in vollen eigendom toebehooren aen datgene der beide gestichten voor hetwelk zy bestemd warenGa naar voetnoot2. Tot gedachtenis van deze overdragt werd er door Burchardus bepaeld dat de nieuwe abtdy, jaerlyks op St Lucasdag, aen hem en zyne opvolgers eenen gouden penning, antwerpsche munt, zoude hebben te betalenGa naar voetnoot3. Alle dingen in dezer voege geregeld en Waltmannus tot eersten abt aengesteld zynde geworden, vertrok Norbertus naer Duitschland, werd aldaer aertsbisschop van MaegdenburgGa naar voetnoot4 verkozen, worstelde er tegen oproer en moorddadige aenslagen, werd eindelyk primaet van gansch Duitschland, en overleed den 6 juny des jaers 1134, nalatende eene in de christenheid roemwaerdige nagedachtenis. Ook de abt Van der Sterre, het leven dezens apostels van Antwerpen beschryvende, doelt voornamelyk pp deszelfs christelyke deugden, wanneer hy zegt: | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
dat het gheestelijck profijt 't welk (hy) met dit (zyn) schrijven doen soude (was), dat die van Antwerpen, aen siende de borsten die sy gesogen (hadden), ende bemerckende het melck van de oprechte onvervalschte leering, daer sy mede opgevoet zijn ter salicheyt, souden vromelijck naervolghen de voetstappen van desen hunner geestelijcken vaderGa naar voetnoot1. De orde van Premonstreit had dan in Antwerpen voet gevat, maer het klooster van St-Michiels, na dat van Floreffe het oudste dier orde in geheel België, begon zich slechts te ontwikkelen toen paus Honorius II hetzelve in 't jaer 1126 bevestigd hadGa naar voetnoot2. Deze bevestiging is in de volgende eeuwen door andere pauzen vernieuwd, zoo als in 1148 door Eugenius III, in 1157 door Adrianus IV, in 1179 door Alexander III, in 1246 door Innocentius IV, in 1264 door Urbanus IV, in 1274 door Martinus IV, wier diplomen men, met die van meer andere pauzen, weleer in de archiven der abtdy bewaerddeGa naar voetnoot3. Onder verscheiden opzichten was het toenemen van St-Michiels abtdy opmerkelyk. Het getal der regulieren heeft er vry snel moeten vermeerderen, dewyl de eerste abt Waltmannus reeds drie voorname kolonien uitzond om elders kloosters te stichten. Eene dezer kolonien werd, op verzoek van Godebaldus, bisschop van Utrecht, door den kanonik Walterus te Middelburg, in Zeeland, aengelegdGa naar voetnoot4, eene tweede werd te Averbode gevestigd, om te voldoen aen de begeerte van Arnold III, | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
graef van Loon, en kreeg tot eersten abt den kanonik Andreas, eindelyk de derde, welke op aendrang van een vermogend landheer, genaemd Giselbertus, te Tongerloo werd gesticht, had tot overste de kanonik HenricusGa naar voetnoot1. Deze drie klooster-kolonien werden naderhand drie voorname abtdyen, de moeder-abtdy in magt en rykdommen evenarende, doch, die den prelaet van St-Michiels altoos voor hunnen wettelyken oppervoogd bleven erkennen, en hem hare oversten in het tydelyk en wereldlyk bestuer lieten aenstellen. Overigens was de stichting van zulke kolonien aenvankelyk voor de Norbertyner kloosters veeleer eenen last, dan eene aenwinst. In die oude tyden, vertoonde de Kempen niets anders dan menigvuldige slechte bosschen, vuile en stinkende moerassen, zure vroenten, zandige en dorre heiden, en andere woestliggende grondenGa naar voetnoot2. Ja, sommige oorden dier landstreek, als namelyk dat van Averbode, waren meer bewoond door wilde dieren, moordenaers en baenstroopers, dan door opregte christene menschenGa naar voetnoot3. Men moet het bekennen, om zich in zulke oorden te gaen vestigen was er niets minder dan eene christelyke zelfopoffering van noode. Diegenen onzer Norbertynen, welke zich gewillig naer de kempsche woestenyen | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
verbanden, wisten wel dat zy er niet zouden maeijen hetgeen zy er gingen zaeijen, maer dat de oogst-inzameling voor hunne nazaten beschoren bleef. Veel tyd, moed en volharding werd er inderdaed vereischt om de ondoordringbare kreupelbosschen tot luchtige boomgaerden te verdunnen, de zandige heiden in vruchtbare akkers te herscheppen, de modderige poelen in heldere vyvers te veranderen, en de zure vroenten door welige grasbeemden te vervangen. Vervolgens, om pachthoeven te hebben, moest men huizen, stallen en schuren bouwen, en dezelve van paerden, vee, werktuigen en landbouwgereedschappen voorzien. Eindelyk werden de eerste hoeven dier kloosters verzorgd en bebouwd door eenige leeke broeders van dit gesticht, en het is slechts na dat dezelve hoeven tot eenen bloeijenden staet gebragt waren, namelyk op het einde der XIVe of in 't begin der XVe eeuw, dat men ze begon te verhuren en te verpachten, weshalve men in waerheid mag zeggen, dat er ruim drie eeuwen verliepen eer de Witte Heeren van Antwerpen, Averbode en Tongerloo de vruchten van hunnen arbeid mogten beginnen te smakenGa naar voetnoot1. Men houde dan op van tegen alle soorten van klooster-orden uit te varen; men houde op van met voltairiaensche schimpteksten tegen witte of zwarte moniken te velde te trekken! Dat er met der tyd in deze of gene orde misbruiken zyn geslopen is een waerheid die door niemand betwist wordt: op den duer toch moeten alle menschelyke instellingen ontaerden of van hunne eerste bestemming afdeinzen. Maer beweeren dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
de klooster-gestichten voor het menschdom gansch onnut zyn geweest, loochenen dat dezelve iets goeds hebben te wege gebragt, is zoo veel onverstand als onbillykheid aen den dag leggen. Indien er eenige religieuze orde (om bepaeldelyker te spreken) iets tot bevordering van de stoffelyke belangenGa naar voetnoot1 der samenleving gedaen heeft, dit deed gewis de orde van Premonstreit, welke men zou zeggen opzettelyk te zyn gesticht om in Europa het sein te geven tot het uitroeijen van wouden en het bebouwen van woeste landen. De abtdyen van Averbode, Postel en Tongerloo, benevens de prioryen van den Throon en Corsendonck, hebben, wel is waer, voor onze Kempen niet alles gedaen wat vereischt werd om dezelve te brengen tot dien trap van bloei en voorspoed, welken het land van Waes, dat over drie of vier eeuwen ook niet veel meer dan eene dorre woesteny was, bereikt heeft. Dan, men mag niet uit het oog verliezen dat de Kempen maer al te dikwerf in ongelukkige staetsomstandigheden heeft verkeerd, en meermalen door zware oorlogsrampen op de erbarmelykste wyze is geteisterd geweestGa naar voetnoot2, waerby de gemelde geestelyke gestichten zelve zoo veel te lyden hebben gehad, dat hunnen heilzamen invloed op de hen omringende landstreek grootendeels verlamd werd. Zonder dat, en in de veronderstelling dat dergelyke ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
stichten in wezen waren gebleven, zoo houden wy ons overtuigd, dat zy op den duer meer nuts zouden verricht hebben, dan de zoogenaemde kolonien van weldadigheid immer zullen kunnen doen. Na deze uitweiding, welke, zoo wy verhopen, hier niet ongepast zal gevonden worden, komen wy terug tot St-Michiels abtdy, die in 1148 met de kanoniken van O.L. Vrouwe geschil kreeg, wegens de offeranden in Ste-Magdalena kapelle gedaen. De kanoniken beweerden, namelyk, dat deze offeranden hun toekwamen. Maer de toenmalige bisschop van Kameryk, Nicolaus Claretus, bepaelde dat de opbrengst van den offerblok der gemelde kapelle het eigendom der Witte Heeren zoude wezenGa naar voetnoot1. Het schynt dat deze laetsten van toen af ook reeds in bezit waren van uitgestrekte landgoederen, welke zy hadden verkregen deels door aenkoop, en deels door begiftigingen van de Antwerpenaers en van de landvorsten. Maer eenige dier goederen, meest weigronden of zoogenaemde hemethen, door ryke en magtige luiden den Norbertynen zynde afgenomen geworden, zoo wendden dezen zich tot Hendrik I, hertog van Braband, die in 1186 eene charter liet uitgaenGa naar voetnoot2, waerdoor hy hun de voorschreven weigronden in vollen eigendom schonk, blazende, volgens gewoonte, over de broeders den horen, om den peis te verkondigen. Tevens bevestigde de hertog St-Michiels abtdy in het bezit van alle hare andere goederen, het zy die van aenkoop of van begiftiging voortskwamen. Onder deze goederen bemerken wy een | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
nonnenklooster van ScheldersdicGa naar voetnoot1, den molen en het land te PotflithGa naar voetnoot2, de Nieuwe Hoeve by Merchem (Merxem), bouwlanden onder Mortsel, Beerschot en Harinckrode, drie gehuchten in de nabuerschap van Antwerpen, en de hemethen onder Perk, Ossele (Ossel), Hockesele (Okkerzeel), Marcblas (Merxplas), Houterle, Haga (Hagen), Linlo (Lillo) en Orderen (Oorderen). Op hetzelfde tydstip was de abtdy in bezit van de kerk van Merxplas: Nicolaus Claretus, bisschop van Kameryk, had haer dezelve ten jare 1155 geschonkenGa naar voetnoot3: en in 1190 vindt men dat de Norbertynen de pastoory van Deurne bezaten, blykens eene bulle van paus Clemens III, welke hen in dat bezit bevestigdeGa naar voetnoot4. De reeds genoemde hertog Hendrik schynt de abtdy-heeren van St-Michiels eene byzondere genegenheid te hebben toegedragen: in zyn diploom van den jare 1202 zegt hy van hen, dat den goeden geur welke zy verspreidden, voor den Heere welriekende is, als den genen van eenen vollen akker vruchten honderdvoud voortsbrengendeGa naar voetnoot5, en in 1210 schonk de hertog aen de abtdy het regt van vischvangst te Austruweel, Oorderen, Beirendrecht en Wilmarsdonck, welk regt Jan III, in 1353, en Philips-de-Stoute, in 1393, bevestigdenGa naar voetnoot6. Anno 1219, in april, gaf Luitgardis, weduwe van Hendrik I, heer van Breda en Scoeten (Schooten)Ga naar voetnoot7, aen | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
St-Michielskerk twaelf pond vlaemsch, jaerlyks te heffen en te ontvangen op zekere goederen en tienden, gelegen te Perck, by Vilvorde, met besprek van in de genoemde kerk voor O.L. Vrouwen altaer te worden begraven, waer ook dagelyks Misse moest worden gelezen, te weten maendags, dingsdags, woensdags, donderdags en vrydags, tot lafenis harer ziele en van de zielen harer bloedverwanten, zaterdags ter eere van O.L.V., en zondags ter eere van den H. GeestGa naar voetnoot1. Deze begiftiging en fondatie werden in 1265 bevestigd door Godfried van Wesemale, heere van Perck, en dezens gemalin, Isentruda van AlphenGa naar voetnoot2. Anno 1225 hadden de abtdyheeren geschil met den pastoor van Deurne, wegens het bezit van het Borgerhout, by Antwerpen. Het pleit voor het geestelyk hof van Kameryk gebragt zynde, benoemde hetzelve drie kanoniken van Antwerpen met verscheidene assessoren. Na ryp onderzoek werd het eigendom van gemeld hout of boschGa naar voetnoot3 aen de eerstgenoemden toegewezen; evenwel bleef het wei-regt voor de beide partyen gemeen, en zy mogten er als van ouds allerhande beesten brengen, uitgenomen geitenGa naar voetnoot4. Anno 1235 gaf hertog Hendrik I aen de heeren van St-Michiels verlof om hun klooster met muren te omringenGa naar voetnoot5. Hieruit zou men mogen afleiden dat de gebouwen der abtdy tot dus verre onbeschut gestaen en voor alle hooge watervloeden blootgelegen hadden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Omtrent denzelfden tyd, dat is, tusschen de jaren 1235-1255, werd in het eiland Walcheren het nonnenklooster van Soetendale gesticht, indien men Reygersbergh moet gelooven, die deze fondatie en andere toeschryft aen Willem II, graef van Holland, als hebbende deze vorst veel bastaert-dochters die hy met gheestelycke goedingen begaefdeGa naar voetnoot1. Maer zoo dit waer is, welk nonnenklooster wordt er dan bedoeld door de charter van hertog Hendrik, van den jare 1186, waervan wy zoo even spraken? Zouden de nonnen van Sceldersdic korte jaren daerna vernietigd of naer Soetendale verhuisd zyn, of zou ze graef Willem naer dat laetste klooster overgebragt of slechts in hetzelfde bevestigd hebben? Het een en ander laet zich veronderstellen, maer geenzins bewyzen. Hoe het zy, die nonnen van Soetendale kwamen omtrent het jaer 1596 naer Antwerpen gevlugtGa naar voetnoot2, en eene eeuw daerna schynt tot het geheugen toe van haer bestaen op het eiland Walcheren te zyn uitgewischt geweest; dewyl Smallegange, wiens zeeuwsche chronyk ten jare 1696 in 't licht kwam, van Soetendale niets anders aenteekent dan dat het een ongemeen schoon lusthuis wasGa naar voetnoot3. Anno 1283, in Sprokkelmaend, gaf hertog Jan I eene charter, waerdoor hy St-Michiels-abtdy bevestigde in alle de vryheden door hem en zyne voorzaten verleend, betrekkelyk de inkomsten, cynzen, bouwlanden, heiden, poelen, vyvers, leenen, bosschen, weilanden, tienden, aelmoessen, enz., en in 't byzonder betrekkelyk het jaer- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
lyksche inkomen van drie pond en tien stuivers leuvensch op de Lakenhalle van AntwerpenGa naar voetnoot1. Anno 1284, in Lauwmaend, werd er van wege den hertog afgekondigd dat al wie zich zoude verstouten te Wilryck, te Mercxplas, te Wommelghem of in andere bosschen, toebehoorende aen de Premonstreiters van St-Michiels, eenig hout te kappen of te doen kappen, eene boet van tien stuivers leuvensch zoude verbeuren, waervan de eene helft ten behoeve des hertogs en de andere helft ten behoeve der abtdy zoude verblyven, mitsgaders dat al het afgekapte hout moest weergegeven worden aen dit gestichtGa naar voetnoot2. Anno 1292 bevestigde de evengemelde hertog Jan de abtdy andermael in 't bezit van alle hare goederen, en bepaelde dat zy in zeven steden refugien of schuilhuizen zoude mogen hebben, te weten: te Leuven, te Brussel, te Antwerpen, te Thienen, te Nyvel, te Leeuwe en te 's Hertogenbosch; maer nergens andersGa naar voetnoot3. De refugie van Antwerpen schynt te zyn te niet gegaen na dat de abtdy, door de vergrooting der stad, binnen derzelver muren was ingesloten. Daerentegen kregen onze Norbertynen er eene andere te Mechelen; want men leest in de Chronyken dier stad, dat de St-Michiels-heeren, in 1592 aen den abt van Leliendael (wiens klooster in 1580 door de ketters was verwoest) de refugie verkochten, welke zy in de stad der Berthouden bezatenGa naar voetnoot4. Door een diploom tusschen de jaren 1235-1247 aen her- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
tog Hendrik II gegeven, had keizer Frederik II verklaerd dat hy St-Michielskerk onder zyne bysondere sauvegarde ende bescherminghe nam, en van alle exactien vry maekte, ghebiedende dat niemandt voortaen hem en vermete de selve iewaerts inne te molesteren. In 1299 werd dit diploom door keizer Albertus in eeniger voege vernieuwd, wyl hy hertog Jan II den abt ende convente des cloosters van St-Michiels seer neerstelyck aenbeval, om hen in hunnen persoon en goederen te beschermen en te bewaren, zorgvuldig verhoedende dat niemandt eenighsins henlieden turbere of moeyelijck en zyGa naar voetnoot1. Anno 1303, op sente Katelinen dach (25 november) gaven de schepenen en gezwoornen van Antwerpen kondschap, dat zy, om grooten orbore ende groote nutscap der poert van Antwerpen... wittelake vercocht hadden aen de gheordenden lieden hunne lieven vrienden, ende hunnen here den abt ende den convente van den cloestre van Sente Michiels van Antwerpen, van der ordenen van Premonstreit, xvi buenre ende xvi roeden wildert, die men noemt Heemede, liggende bi Berescot, binnen der vriheit van Antwerpen, om dezen wildert eewelake te behoudene ende te gebrukene, alse in gherechten eyghendoeme, om ene sekere summe van penninghenGa naar voetnoot2. Anno 1308 gaf Gerardus, abt van Eename, aen St-Michiels abtdy alle de goederen en rechten, die hy binnen Deurne en de omliggende plaetsen bezat, namelyk te Borsbeek, te Wesele, te Wyneghem, te Merxem en te WommelghemGa naar voetnoot3. Volgens Grammaye zoude dit wel geene begiftiging, maer een aenkoop van tienden geweest zynGa naar voetnoot4. Papenbrochius merkt hierop aen, dat het | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
hem zeer vreemd is voorgekomen in de registers der abtdy wegens dezen koop niets te hebben aengetroffen; maer, vervolgt de geleerde Bollandist, ik heb ondervonden dat men er deze en dergelyke zaken doorgaens zorgvuldig verzwygtGa naar voetnoot1. Anno 1314 by de derde vergrooting van Antwerpen, werd St-Michiels abtdy by de stad ingelyfd, en de nieuwe stadsvesten over des kloosters bodem getrokken. Het schynt dat deze vesten, aen wier voet de Schelde stroomde, slechts na het jaer 1560 met boomen zyn beplant geworden. In 1610 werden dezelfde vesten van de abtdy gescheiden; want tot dus verre was het onderhoud derzelve ten haren laste gebleven, blykens eenen brief van den jare 1477, aengehaeld by DiercxsensGa naar voetnoot2. Wien het lust vergelyke de veranderingen welke deze vesten hebben ondergaen in de Acta SS. junii I, p. 941 en in Willems Topographie. Anno 1460, circumcirca, deed de abtdy, gezamentlyk met andere eigenaers, in Zeeland aenzienlyke dykwerken verrichten. Jan Reygersbergh, van Cortgene, heeft dit in dezer voege aengeteekend: ‘Item den abt van St-Michiels-klooster binnen Antwerpen, met den prioor van de Carthuyseren in het bisdom van Gromoel [Grenoble?], den prioor van de Salvators binnen Antwerpen, Jan Ruychrock Van der Werve, Pieter Spernagel ende Pieter Mannen Jacobsz., heeren van Middelhernisse, hebben uyt kracht van den koop by heur voorouders verkregen van Jacob heere van Gaesbeke, Abcoude, Putte ende Stryen, uytgegeven den eersten dach meert 1460, te bedijcken tot een corenlandt de gorssinge ghenaemt Middelhernisse, | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
liggende onder Putte, waer van het dorp als doen genaemt is St-Michiels in Putte.... Met de voors. gorssinge van Middelhernisse is oock alsdoen bedijckt Sommelsdijck ende Duyvenwaert, sijnde t'samen onder eene dijkagie beslotenGa naar voetnoot1.’ Anno 1535 verkocht de abtdy aen zekeren Jan Vleminck de groote tienden van granen binnen de parochie en dorpe van Wyneghem ende daer omtrent, los, vry ende quyte van alle commeren ende calangien, uytgenomen sesse sisteren roghs, erffelyck den parochiaen van WyneghemGa naar voetnoot2. Aldus wies St-Michiels abtdy gestadig in magt en rykdom. Hare prelaten voerden in de XVIIe en XVIIIe eeuw de titels van kasteleinen van Santvliet, Beirendrecht, List en Neder-Ockerseel, heeren in Wilryck, Beerse, Vorsselaer. De heerlykheden van Santvliet en Beirendrecht, met eenen daeraen verbonden cyns van 64 guldens 10 stuivers, mitsgaders hoog en laeg justicieregt, had de abtdy, ten jare 1674, van den spaenschen koning Karel II gekocht, voor de geringe somme van 18,000 guldens, en met besprek van jaerlyks aen den landsouverein drie kapuinen te bezorgenGa naar voetnoot3. Vóór de religie-troebelen der XVIe eeuwe telde men in de Nederlanden verscheidene honderde pastooryen door Norbertynen bediend. De abtdy van Averbode bragt in de vorige eeuw 24 witte pastooren voort, en die van Tongerloo leverde er 30. St-Michiels benoemde slechts zielenherders te Minderhout, te Meir, te Merxplas, te Vorsselaer, te Beerse, te Deurne, te 'S Graven- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
wesel en te Neder-Ockerseel, in welke laetste gemeente zy, ten jare 1290, van hertog Jan I het regt bekwam den meijer en de zeven schepenen aen te stellenGa naar voetnoot1. De reden waerom de moeder-abtdy, in vergelyking van de uit haer ontsproten dochters, zoo weinige pastooryen had, wordt door den abt Van der Sterre daeraen toegeschreven, dat by de opkomst van het klooster, derzelver religieuzen zoodanig veel werks hadden met het uitroeijen der kettery van Tanchelinus, dat zy zeer weinige pastooryen in bediening konden aennemenGa naar voetnoot2. Wat daervan moge geweest zyn, de abtdy van St-Michiels was door gansch Nederland om hare magt en vermogen vermaerd. Binnen de stad Antwerpen was zy eigenaresse van geheele ryen huizen in de Kloosterstraet, in de Krommen- Elleboogstraet, enz.; op het platte land bezat zy talryke pachthoeven, onder welke laetsten er vele, in de omstreken van Wilryck gelegen, behalve de gewoone tienden van granen, vruchten en hoenderen, jaerlyks een vet kalfje ten behoeve der abtdyheeren moesten opbrengenGa naar voetnoot3. Maer, alles wat blinkt is geen goud; allen penning heeft zyne keerzyde, en beide deze spreuken laten zich op St-Michiels toepassen: al was deze abtdy magtig ryk, zy had ook overzware lasten te dragen. Dierhalve valt niet te twyfelen of zy werd in de beden der landstenden voor aenzienlyke sommen begrepen. Onder andere vinden wy op het jaer 1590 aengeteekend, dat het klooster destyds 855 guldens heeft moeten betalen, terwyl het zich tevens verpligt vond 95 strydbare mannen, volkomen gewapend en uitgerust, in het spaensch leger te leverenGa naar voetnoot4. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Van eenen anderen kant was de abtdy met groote schulden bezwaerd. Luidens de declaratie, in 1794 aen de fransche kommissarissen ingeleverd, beliepen de erfrenten, waermede St-Michiels toen ter tyd belast was, in wisselgeld tot
Item eene jaerlyksche betaling van 1000 guldens courant aen het bisdom van AntwerpenGa naar voetnoot1. Met zulke onmatige schulden, waerby nog kwamen de uitgaven voor de dagelyksche behoeften der kloosterlingen, mitsgaders voor het onderhouden der gebouwen, huizen, hoeven, enz., van de abtdy afhangende of aen dezelve toebehoorende, met zulke onmatige schulden, zeg ik, zal het geenzins bevreemden dat de inkomsten, welke gewis meer dan een millioen franken hebben moeten bedragenGa naar voetnoot2, dikwerf ontoereikend zyn geweest, om anders zeer dringende uitgaven te dekken. Zulks heeft men onder andere gezien in 1682, wanneer een hooge watervloed den Scheldedyk, tusschen Santvliet en Ossendrecht, hebbende doorgebroken, de daerachter leggende polder zes-en-tachtig jaren verdronken bleef eer hy weder ingedykt en beverscht werd, hetgeen in 1768 van wege St-Michiels-abtdy gebeurdeGa naar voetnoot3. Eindelyk moet men nog in rekening brengen de herbergingen van reizigers. In de eerste tyden, zoo het schynt, was de abtdy verpligt alle soorten van vreemdelingen, zonder onderscheid van armen of ryken, de her- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
bergzaemheid te bewyzen. Edoch, wy lezen in eene charter van Jan I, van den jare 1283, dat uit hoofde van de pensioenen, ten haren laste, en van de overstroomingen welke haer groote schaden hadden veroorzaekt, de abtdy tot nader bevel geene vreemdelingen zoude herbergenGa naar voetnoot1. Hetgeen deze last niet weinig moet verzwaerd hebben, is, dat St-Michiels-klooster toen nog buiten de stad lag, en dat St-Julianus-godshuis, waer ten huidigen dage de arme pelgrims nog worden geherbergd, slechts ten jare 1303 te Antwerpen gesticht werdGa naar voetnoot2. Maer nat dat de abtdy in 1314 in de stad was gekomen schynt zy zich sedert te hebben bepaeld tot het herbergen van hoogadelyke persoonaedjes. Het is voor deze edele gasten dat er een byzonder beluik, het Prinsenhof genaemd, binnen de abtdy was ingericht, zoo prachtig gemeubileerd en gestoffeerd, dat het schier voor geene andere koninglyke wooning behoefde te wyken. Ook kwamen er weinige vorsten en voorname heeren te Antwerpen, die niet by de Norbertynen gingen vernachten. In dit Prinsenhof heeft men onder andere hunnen intrek zien nemen Eduard III, koning van Engeland, met zyne gemalin Philippina van Henegauw, die er in 1340 eenen zoon baerde; Jan IV, hertog van Braband, in 1422; Karel-de-Stoute, hertog van Bourgondië, in 1466; deszelfs gemalin Isabella van Bourbon, welke er overleed en in de kerk begraven werd, in 1476; Maria van Bourgondie, in 1478; keizer Maximiliaen, in 1486; keizer Karel-de-Vyfde, in 1520; Philips II, koning van Spanje, in 1549; Margaretha van Parma en | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
de hertog van Alva, in 1567; Willem-de-Zwyger, prins van Oranje, in 1577; François de Valois, hertog van Alençon, 1582; Alexander Farnese, prins van Parma, in 1585; de aertshertogen Albertus en Isabella, in 1599; de prins-kardinael Ferdinand van Oostenryk, in 1635; Peter-de-Groote, keizer van Rusland, in 1717; Karel-Alexander, hertog van Lorreinen en de aertshertogin Maria-Anna van Oostenryk, in 1744; Lodewyk XV, koning van Frankryk en Navarre, in 1746; Pauwel Petrowitz, erfgrootvorst van Rusland, en deszelfs gemalin, Maria-Federowna, in 1782Ga naar voetnoot1; van welke twee laetste vorstelyke gasten wy, als iets merkwaerdigs hebben aengeteekend gevonden, dat zy, schoon den griekschen eerdienst belydende, in St-Michielskerk de misse hoordenGa naar voetnoot2. Dan, in tegenstelling van deze twee schismatieke Russen en van al de vroegere belgische landvoogden van vorstelyken huize, zag men onder de regering van Joseph II, Maria-Christina en Albert-Casimir, welke gedurende hunne landvoogdy ettelyke malen te Antwerpen kwamen, en er zelfs bleven vertoeven, zorgvuldig vermyden van in 't Prinsenhof hun' intrek te nemen. Zulks bleek vooral in 1785, wanneer zy eene maend lang in de stad doorbragten, en in het bisschoppelyk paleis hun logement hielden. De toenmalige staets- en godsdienstige geschillen, waerin de Antwerpsche Norbertynen, even als alle andere klooster-orden zich gewikkeld bevonden, waren zeer vermoedelyk oorzaek dat de genoemde landvoogden zich wederhielden St-Michiels-abtdy te betrekken. Aertshertog Antheunis, broeder van keizer Franciscus (1794), was de laetste vorst, die: dit klooster heeft bezochtGa naar voetnoot3. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Overigens waren de abtdyheeren over het algemeen niet zeer gesteld op het logeeren van prinsen en heeren in hun klooster, vermoedelyk om dat de logementkosten door het gesticht moesten gedragen worden, en dat een vorstelyk hof hovelingen en bedienden na zich sleept. Zoo vindt men, dat tydens de beroerten van Antwerpen, in october 1659, op het stuk der posteryen, de leden van den Raed van Braband op het kasteel zynde aengekomen, er logementen ontbraken, dewyl het hof van Brussel zich mede binnen die vesting bevond. Derhalve liet de markies de Caracena aen den abt van St-Michiels weten, dat de gemelde Raedsleden in het klooster hunnen intrek zouden komen nemen; ‘'t welck den abt weygerde, op pretext dat zyn huys maer en diende tot logist van de prinsen van het bloet ende gouverneurs van het land, volghens een accoort daervan met den coninc en de magistraet ghemaeckt. Maer den marquys en ontfonck dese antwoorde niet, maer dede hem (den abt) andermael weten dat hy hem soude aenveerden, of dat hy met syn hof daer selve commen soude, soo dat de voornoemde daer syn gaen eten ende slapen, ende gebleven de reste van den tyt, tot naer de justitieGa naar voetnoot1 over de oproeringen.’ De moniken van St-Michiels-abtdy, die, gelyk wy gezien hebben, Norbertynen, Premonstreiters en Wittebroeders waren genaemd, werden ten jare 1501, met goedkeuring van paus Julius II, door hunnen toenmaligen abt Jacobus Elsacker hervormd. Even min als de andere geestelyke orden van Antwerpen mogten zy de godsdienstige vervolgingen ontkomen, in de laetste helft der XVIe eeuw in die stad ontstaen. Den 25 maert 1579 werd de abt Guillelmus De Greve door het ket- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
tersche krygsvolk gevangen, en in mei deszelfden jaers zyn al de Norbertynen, die weigerden den eed te doen, uit de stad gebannen; zy kwamen er slechts in september 1585 terug, na den overgang van de stad aen den prins van ParmaGa naar voetnoot1. Het juiste tydstip der opbouwing van St-Michielskerk, welke sommigen zeggen een tempel van Mars te zyn geweest, wordt niet opgegeven. De kerk door de kanoniken ten jare 1124 aen den H. Norbertus afgestaen, schynt reeds een eeuw vroeger te zyn in wezen geweest. Doch desaengaende is ons niets stelligs gebleken, en alles wat men daervan geschreven heeft is zeer duister en verward. Hoe het ook moge wezen, deze eerste kerk, wier toren ten jare 1241 gedurende den misdienst instortte, werd in 't jaer 1400 vergroot door den abt Petrus Breem, die ook den omgang en de beuken deed bouwenGa naar voetnoot2. Het is van deze kerk dat Albrecht Durer in 1520 het volgende schreef: ‘Ook ben ik geweest in de ryke abtdy van St-Michiel, in welker choor prachtige gestoelten van gehouwen steenwerk zyn; en te Antwerpen spaert men geene kosten voor zulke dingen; want daer is geld genoegGa naar voetnoot3.’ Deze eerste kerk werd (den 1 maert 1527 volgens Diercxsens, en den 10 maert 1528 volgens Papenbrochius) met den toren geheel in assche gelegd, door de onvoorzigtigheid der loodgieters, die vuer op hiet kerkdak hadden gelaten. Korten tyd daerna is de kerk herbouwd en in haren vorigen staet hersteldGa naar voetnoot4. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Twee graftomben prykten in deze kerk, die van Isabella van Bourbon, gemalin van Karel den Stouten, overleden in 1476, en die van Antheunis d'Oignies, gouverneur van Ryssel en raedsheer des gemelden hertogs, overleden in 1478. In het eerst genoemd praelgraf had men in 1482 ook besloten het hart van Maria van Bourgondië, Isabella's dochter. Voorts hadden byna alle de abten en vele aenzienlyke persoonen er hunne grafzarken. Onder dezelve lieten zich opmerken degene van den abt Waltmannus, van Abraham Ortelius, Philips Rubens, Joannes Brants en Margareta Stuart, uit het koninglyk stamhuis van dien naemGa naar voetnoot1. Behalve de kerk vond men in den omtrek van St-Michielsklooster, tegen het kerkhof, eene oude kapelle toegewyd aen den H. Martinus, in welke men vertoonde het steenen altaer waer St-Norbertus aen misse had gelezen. Eene tweede kapelle, toegewyd aen de H. Maria Magdalena, werd in 1254 overgebragt naer Beirendrecht. Eene derde, met eene school vooraen, werd gebouwd omtrent het jaer 1705Ga naar voetnoot2. De antwerpsche Norbertynen hadden in de tweede helft der vyftiende eeuwe hevige geschillen met den heiligen Stoel, welke Diercxsens ons zeer wydloopig beschryft, en daerom zullen wy er ook iets van zeggen. Ten jare 1462 had paus Pius II, op verzoek der Abtdyheeren, aen dezen vergund dat hun overste voortaen staf en myter zoude dragen. Joannes Fierkens was de eerste abt, die met deze kenteekens der bisschoppelyke | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
waerdigheid bekleed werd. Toen deze kloostervoogd in January des jaers 1476 overleed, deed Nicolaus van Tolentinen, bisschop van Sabina, en pausselyke nuncius in Braband, zich aenstellen tot commanditor over St-Michielsklooster, en uit dien hoofde beweerde Sixtus IV alléén regt te hebben tot het benoemen des abts, die tot dan toe altoos door de regulieren was verkozen geweest. De Norbertynen, door dit hun oud voorregt gesterkt, bekreunden zich weinig over de aenmatigingen van het Roomsche hof, en verkozen onverwyld tot abt Andreas Aechtentyt, van Hoogstraten, die den hem opgedragen last aenvaerdde. Van daer ontstond er eene scheuring, welke de gedienstige tusschenkomst der hertogin van Bourgondië en van het Magistraet van Antwerpen te vergeefs poogde tegen te houden. Intusschen lieten de Wittebroeders niet na by Zyne Heiligheid de nederigste vertoogen te doen, onder standvastig verklaren dat zy van hun regt niet wilden afwyken; maer Sixtus bleef onverbiddelyk. Wat meer is, toen hy vernam dat men Joannes Robyns had verkozen in de plaets van Andreas Achtentyt, die middelerwyl was overleden, zoo kende 's pauzen gramschap geene palen meer, en de H. Vader, niet te vrede den 1 Augusty 1479 zynen banbliksem tegen de Antwerpsche Norbertynen te hebben uitgeschoten, verwees hen bovendien tot de eeuwige verdoemenis en tot het lot van Coré, Dathan en Abiron! De pauselyke toorn had echter geen langen duer: Sixtus IV liet zich door het nederig smeeken der Premonstreiters vermurwen, herriep zyne excommunicatie en bevestigde Joannes Robyns in de abtelyke waerdigheid. Zyn opvolger Innocentius VIII ging nog verder; want in 1488 | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
gaf hy aen de abten van St-Michiels het recht en de magt om de tonsuer en de mindere orden te verleenenGa naar voetnoot1. Een dergelyke twist rees op in 1518, ditmael tusschen de Abtdyheeren en de wereldlyke overheid. De abt Stephanus Van Thienen was gestorven; Keizer Karel meende zich het kiesregt te mogen aanmatigen, en poogde den kardinael Erardus Van der Marck, bisschop van Luik, in den abtelyken stoel te zetten. 'S keizers oogmerk was dezen prelaet aldus in de staten van Braband te doen zitting nemen. Doch alle zyne poogingen waren vruchteloos; de Norbertynen weigerden den kardinael tot abt te erkennen, en kozen Cornelius Van Mere. Deze, alle verder geschil willende voorkomen, beloofde aen de luiksche eminencie een jaerlyks pensioen van ettelyke duizende guldens te betalenGa naar voetnoot2, en daer mede was 't uit. Anno 1526, den 11en February werd er in St-Michielskerk voor Isabella van Oostenryk, koningin van Denemarken, eene plegtige uitvaert gehouden, welke kostte 109 ponden 13 stuivers 6 deniersGa naar voetnoot3. Anno 1567, den 25 van Bloeimaend, hebben sommige heeren van het hof der hertogin Margareta van Parma in St-Michiels klooster naer den ring gestoken, ende de Edel Heeren hadden aen haer aensichten doen maken langhe neusen, maer achter op haer ruggens aensichten van stroyGa naar voetnoot4. Anno 1574, den 27, 28 en 29 mei, heeft men, in | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
St-Michiels klooster, aen de oproerige Spanjaerden de verachterde soldy betaeld, beloopende ter somme van veertig duizend guldens. Om deze betaling te zien was er een groote toeloop van volk, en de aelmoesseniers zaten in den hof van het klooster met hunne schotels voor de huisarmen. Ook de Predikheeren, Minderbroeders, Lieve-Vrouwbroeders, Ambachtskinderen, stonden in de straten leidende naer de abtdy, om aelmoessen te bekomen, en alle te samen kregen groot geldGa naar voetnoot1. Anno 1582, in february, toen de uitoefening van den roomschen eerdienst in geheel Antwerpen was opgeschorst, en korts na dat Alenson zyne intrede had gedaen, kwamen de schommelkoks en spitdraeijers dezes hertogs, en liepen de deuren van St-Michielskerk open. In maert daeraenvolgende werd er de katholyke godsdienst weder openbaerlyk verrigt; maer alle de binnenkomende persoonen moesten in handen van eene bevoegde kommissie den eed doen aen den prins van Oranje. Tenzelfden tyde dat men ten behoeve van Alenson eene kerk opende, werd voor zyn gebruik in den hof van St-Michiels eene groote kaetsbaen aengelegdGa naar voetnoot2. Het geschil met den H. Stoel wegens de verkiezing der abten was slechts een voorbydryvend onweder, want ten allen tyde hebben de roomsche pauzen veel achting en genegenheid gehad voor de Norbertyner Orde. Clemens VIII, in zyne bulle van 1603, noemt ze eene gestadige zaeiplaets van kloeke mannen en voorvechters van 't geloofGa naar voetnoot3, en Gregorius XV, de Witteheeren van St-Michielseene zonderlinge gunst willende bewyzen, verleende in 1623 honderd dagen aflaet aen al degenen, die donder- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
dags hunne kerk zouden komen bezoeken, en er de hoogmisse, het H. Sacrament ter eere, zouden bywoonenGa naar voetnoot1. Anno 1627 werden de reliquien van den H. Norbertus uit Praeg te Antwerpen gebragt en in St-Michielskerk verheven. Zeer vermoedelyk is de thans nog gevierde Norbertus-kermis het volgende jaer begonnen. Die reliquien zyn in 1654 door den toenmaligen abt in eene zilveren kasse besloten, en in eene nisse in de kapelle des Heiligen geplaetstGa naar voetnoot2. Anno 1655 deed de abt Norbertus van Couwerven, een yverig man, de groote klok van St-Michielskerk hergieten en een nieuw beijaerdspel vervaerdigen van 31 klokjes, samen wegende 14,627 pond. Dezelfde abt maekte meer andere veranderingen in het klooster, tot gemak en gerief der AbtdyheerenGa naar voetnoot3. De kanoniken van St-Michiels schynen eene voorname rol gespeeld te hebben by de staet- en godsdienstige onlusten, door de ontydige hervormingen van Joseph II verwekt, want den 13 october 1789, deed de keizer hunne abtdy onder sequester leggenGa naar voetnoot4. Twee jaren te voren, namelyk den 3 april 1787, had m'her Van der Dilft niet geschroomd de bureelen der kreits-intendentie van Antwerpen en Mechelen in het convent te plaetsenGa naar voetnoot5. Even als voor alle andere geestelyke gestichten was de groote staetsomwenteling, die in 1789 in Frankryk uitbrak, voor St-Michiels abtdy eene bron van rampen, eindigende met dit aloude Norbertyner-stift geheel en al ten gronde te slepen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Reeds by de eerste komst der Franschen te Antwerpen, in 1792, hadden de kanoniken het zeer druk gehad, en allerlei smaed moeten uitstaen van de Jacobynen, de Sansculotten, en vooral van eene horde struikroovers, genaemd fransche gendarmen, die toen te Antwerpen geweldig de beest speelden, en onder andere, zoo men verhaelt, groote honden hadden afgeleerd om de geestelyken op te sporen, zoo niet om ze te verscheuren, gelyk weleer de Spanjaerden in Amerika hunne buldoggen tegen de weerlooze Indianen hadden afgerigt. Men kan denken hoe een priester het moest gesteld hebben, die zulke rabauwen in logement kreeg: het minste dat hem kon overkomen was alles in zyn huis kort en klein te zien slaen, zonder dat hy er over mogt klagen, uit vrees van zich nog erger baldadigheden op den hals te halen, of ten minste van door de krygsoversten smadelyk te worden weggejaegd. Maer hetgeen de geestelykheid vooral smartelyk heeft moeten vallen, was toen het opperhoofd dier horde, de kolonel-generael Verrières, anders genaemd de Bult en Petit-Général, in january 1793 overleden zynde, eene gansche schaer van geestelyken van alle orden, en daeronder vier kanoniken-regulier, gedwongen werden den laetsten kerkdienst te bewyzen aen het doode lichaem van dit onmensch, 't welk in zyn leven van God noch gebod had geweten, en wiens lyk, tot ergernis van geheel Antwerpen, in de Cathedrale kerk dier stad werd begravenGa naar voetnoot1. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
By den tweeden franschen inval in 1794, ging het niet beter, ja veel erger. Met de aen alles gebrek lydende krygsscharen was een heirleger van ambt- en geldbejagers in het land gedrongen: de val van Robespierre verhinderende dat zy te Parys hunnen bloeddorst verder leschten, kwamen zy in ons vaderland om hunnen gouddorst te stillen. 'T is ongeloofelyk welke verbazende sommen de edelen, geestelyken en gegoede burgers afgeperst werden, en niet minder ongeloofelyk wat al schatten toen uit den hoek kwamen. Aldus, en om by ons onderwerp te blyven, zoo heeft St-Michiels-abtdy in evenredigheid harer inkomsten, bygedragen, vooreerst in de patriotieke inschryving van 1790, voor het aenkoopen van kanons; daerna in de oorlogsbelasting van 300,000 livres, in 1792 door den generael Miranda afgeëischt; voorts in de zoogenaemde ligting van 1200 duizend guldens, in february 1793 door den generael Dumouriez uitgeschreven; eindelyk in de patriotieke inschryving van january 1794, tot bekostiging van den oorlog tegen de FranschenGa naar voetnoot1. By deze laetste inschryving had de abtdy tot 15,000 guldens moeten storten, en zie daer, op den 28 july van het laestgemelde jaer, wordt er nog door den volks-representant Laurent een contributie van tien millioenen franken over de stad en omtrek van Antwerpen geslagenGa naar voetnoot2! | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Wy weten niet juist voor welke somme St-Michiels-abtdy in deze brandschatting van den franschen proconsul begrepen was. Wy zien alleenlyk in de rekening welke den 9 messidor jaer III (27 juny 1795) door de antwerpsche Municipaliteit werd goedgekeurd, dat het klooster op dat tydstip 294,600 livres 12 stuivers 4 deniers betaeld had, behalve 50,000 livres door den abt Pooters voor dezens persoonlyke quotisatie gestortGa naar voetnoot1. Maer, ofschoon er aen het hoofd der contributie-lyst gezeid wordt dat de persoonen, by welkers namen geene quotisatie is uitgedrukt, ten vollen hebben betaeld, en dat St-Michiels abtdy onder zulke persoonen wordt gerangschikt, denkt men toch dat de opgegevene somme het volle bedrag van de quotisatie des kloosters niet uitmaekt, dewyl wy op dezelfde lyst de abtdy van Averbode voor 400,000, die van Tongerloo voor een millioen, en die van St-Bernards voor 1200 duizend livres zien geboekt staen, behalve dat het by de proconsuls Laurent, Danton en compe. ook geen gebruik was de contributien in stuivers en deniers af te rekenen, zynde schier alles door hen by ronde cyfers uitgetrokkenGa naar voetnoot2. Wat daer van zy, de inkomsten der abtdy waren ontoereikend om haer deel in de bewuste contributie aen te zuiveren; want, behalve dat een groot gedeelte harer | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
eigendommen reeds met renten waren bezwaerd, zoo was het ter dier tyd ten uiterste moeijelyk geld te ligten. Ook werden de Witte Heeren te rade om een gedeelte hunner vaste goederen te vervreemden, hetgeen ook geschiedde, doende zy den 4en, den 11en, den 15en, den 19en, den 26en november en den 6en december, openbaerlyk verkoopen een aental zaei- en weilanden, hoven en bosschen, gelegen onder Deurne, Capelle, Dambrugge, Stabroeck, St-Willebrords en in 't Loobroeck, benevens negen huizen gelegen in de Krommen-Elleboogstraet, en tien gestaen in de Kloosterstraet, te Antwerpen. Doch deze verkoopingen bragten niet op wat men er in rustige, tyden zou hebben mogen van verwachten. Overigens was dit nog maer het begin van den kommer der antwerpsche Norbertynen. Het kortstondig verblyf der Franschen, by hunnen eersten inval, en nog veel meerde magtige tegenkanting, welke zy allerwege ontmoeteden, hadden hen belet (wat lust zy er anders toe hadden), om ten uitvoer te brengen het berucht decreet van den 15 december 1792, waerdoor de Nationale Conventie bepaeld had dat alle de goederen der geestelykheid zouden worden in beslag genomenGa naar voetnoot1. Maer by den tweeden inval, toen er niemand meer dorst kikken of mikken, toen geraekte het verbeurdverklaren van goederen aen de orde van den dag: men had de geestelyken zooveel geld afgeperst als zy hadden; men had de gouden en zilveren vaten der kerken geroofd en gesmolten; men had de koperen klokken en beijaerden uit de torens gehaeld om er sous van te slaen; en na dezen wraekroependen roof bleef er niets anders overig dan de onroerende goederen, de kerk- en kloostermeubelen insgelyks in beslag te nemen. Dit deed men: de wet van den | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
16 brumaire jaer V (6 novembre 1796) liet toe er de hand aen te slaen en wettigde deze nieuwe verbeuringGa naar voetnoot1. Het onweêr kwam echter zoo schielyk niet op of men had hetzelve te Antwerpen reeds lang te voren kunnen voorzien. Den 9 frimaire jaer III (29 november 1794) was De Haan, president der antwerpsche Municipaliteit, zoo onbeschaemd geweest van, in eene Extraordinaire waerschouwingGa naar voetnoot2, de uitmergelende contributie van tien millioenen als eene weldaed en verrykingsmiddel af te malen; tevens had hy aengekondigd dat alle de roerende en onroerende goederen der belastingschuldigen voor de betaling dier contributie borg bleven. Den volgenden dag, toen de Decade of tiendagsche week werd ingesteld en de tempel der Rede ingehuldGa naar voetnoot3, had de Citoyen Baret, openbaer aenklager, de ysselykste dreigementen tegen de priesters en geestelyken uitgebulderd. Eindelyk, den 14 frimaire jaer IV (5 december 1795), als of men had willen beduiden hoe weinig men zich over het eigendomsregt der geestelyken bekreunde, werd de civiele regtbank van het departement der Beide-Nethen in St-Michiels-klooster gevestigdGa naar voetnoot4. Deze abtdy was ook de eerste van al de geestelyke gestichten van Antwerpen, welke de uitwerksels der wet, van den 16 brumaire moest gevoelen. Zekere Dargonne, voorheen muzykant en dansmeester, toenmaels commissaris van het Directoire exécutif by de antwerpsche Municipaliteit, had bevel ontvangen de Witte Heeren uit hunne wooning te jagen, welken last hy den 26 frimaire jaer V (16 december 1796), by middel van het republiekeinsch krygsvolk, in tegenwoordigheid van eene | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
ontelbare menigte volks, volvoerde. Geene wanorde had daerby plaets, maer alle de religieuzen betoonden de standvastigheid der belyders, de verkleefdheid aen het priesterschap en aen hunne orde, alsmede eene christelyke onderwerping aen de wereldlyke magtGa naar voetnoot1. Het moeijelykste aldus verricht zynde kreeg de wet van den 16 brumaire onverstoord hare volle uitwerking. St-Michiels abtdy werd te koop gesteld. Den 25 germinal, jaer VI (14 april 1797), geschiedde de voorloopige veiling, en den 29 germinal deszelfden jaers (18 april 1797) had de eindelyke toewyzing plaets. De abtdy was verdeeld geworden in vier loten, als volgt: Het eerste lot, bevattende het voorplein, ettelyke gebouwen behelzende dertien of veertien benedenkamers, en eene plaets achter die gebouwen, was door gewaende deskundigen geschat geworden op eene waerde van 5000 franken in geld, en werd verkocht voor 78,500 franken in assignaten. Het tweede lot, bestaende in de wooning van den provisor, eenen grooten hof, en een gebouw tot schuer dienende, samen geschat op eene waerde van 9,000 franken in geld, werd verkocht voor 200,500 franken in assignaten. Het derde lot, bestaende in het Prinsenhof, de brouwery, de magazynen, koetshuis, en verdere gebouwen, samen geschat op eene waerde van 8,000 franken in geld, werd verkocht voor 400,500 franken in assignaten. Het vierde lot, eindelyk, bestaende in de abtelyke en kloosterlyke wooningen, de kerk, de kapelle, de biblio- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
theek, binnenplaetsen en hovingen, door deskundigen geschat op 98,000 franken in geld, werd verkocht voor 420,500 franken in assignatenGa naar voetnoot1. Zie daer dan de oude heerlyke abtdy, als uit spot, op slechts 120,000 franken in geld geschat, voor juist een millioen in assignaten verkocht, dat is, in eene munt welke zoo algemeen veracht was, dat ze schier niemand wilde aenvaerden, en die welhaest hare geheele waerde moest verliezenGa naar voetnoot2. Het zy echter de kooper, zekere Asselin, aen penningen gebrek had, het zy om andere redens, de domeinen bleven of kwamen weder in het bezit van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
geheele abtdy, en Napoleon, de plaets bezichtigd hebbende, beval in 1803 een gedeelte van den grond te nemen, om er eene militaire scheeps-timmerwerf, benevens de noodige zeemagazynen, aen te leggen. Dit werk werd ook onmiddelyk aengevangen. In min dan dertig maenden waren de stadsmuren aen dien kant geslecht, het Prinsenhof en andere kloostergebouwen bezuiden de kerk afgebroken, de grond geëffend en naer den stadskant afgebakend door eenen hoogen scheidsmuer van karreelsteen. Nu begon men daer een aental oorlogsschepen te gebouwen; maer in 1814 werden timmerwerf, zeemagazynen, in een woord, alles wat Antwerpen tot eene militaire zeehaven en tot een pistool op het hart van Engeland moest maken, krachtens het tractaet van Weenen, vernietigdGa naar voetnoot1. Inmiddels waren de kerk, en de meeste gebouwen der abtdy, belendende de Kloosterstraet, nog blyven staen. In 1815 werd een gedeelte der laetstgenoemde lokalen tot tuchthuis ingericht. Van de kerk maekte men eene stapelplaets voor de koopwaren, onder de benaming van St-Michiels entrepôt, en in 1824 werd niet verre van dat gesticht een militairen arsenael gebouwdGa naar voetnoot2. Maer eindelyk in 1830 sloeg het laetste uer van St-Norbertus-fondatie. De Hollanders het gemeld arsenael hebbende in brand gestoken, by den aenval der belgische patriotten, zoo breidden de vlammen zich aldra uit tot de St-Michielskerk en de nog bestaende kloostergebouwen, die in den nacht van den 27 tot den 28 october alle vernield werden, in zulker voege dat er niets dan de verkalkte, verkoolde en doorgebrandde metselwerken over eind bleven staen. Dermate was de he- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
vigheid des vuers geweest, dat men den 21 november daeraenvolgende de puinen nog gloeijende heeft bevonden: de koffyboonen waren tot kolen gebrand, de suiker was als een lavastroom door het geborsten kerkgewelf geloopen, en veertien duizend kilogrammen tin waren tot eenen klomp saemgesmolten. De schade, door den brand des entrepôts veroorzaekt, werd op 4 millioenen franken geschat, zoo voor koopwaren als gebouwen. Deze laetsten waren overigens zoo deerlyk gehavend dat men ze allen heeft moeten afbreken. De kerktoren, ondermynd zynde geworden, zag men den 10 mei 1833, door het uitbranden der steunsels. instorten. Het laetste spoor van de zoo vermaerde St-Michiels-abtdy was daer mede verdwenen: sic transit gloria mundi. Niets is er, ons wetens, van overgebleven, dan het altaer des Heiligen Sacraments, thans geplaetst in St-Antonius-kapelle in de cathedrale kerk; het bronzen beeld, 't welk zich bevond op de graftombe van Isabella van BourbonGa naar voetnoot1; de schildery van het hoog altaer, voorstellende de Aenbidding der Drie Koningen, door Rubens, en eene andere door De Vos, verbeeldende de familie Snouck knielende voor den H. Norbertus, voortskomende van het epitaphium dier familie, welke drie laetste stukken in het Museum van Antwerpen berusten.
Antwerpen, Bloeimaend 1842.
J.H. DARINGS. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Aenhangsel. Lyst der abten van St-Michiels.De prelaet van St-Michiels was poorter of burger van Antwerpen, en lid van de staten van Braband, by welken hy de geestelykheid vertegenwoordigde. Hy werd door de abtdyheeren zelven gekozen, en voerde de titels van vader-abt van Everbode, Tongerloo en Middelburg, kasteleinen van Santvliet, Beirendrecht, List en Neder-Ockerseel, heer in Wilryck, Beerse en Vorsselaer. By zyn inbedieningtreden verkreeg hy een wapenschild, zinspelende op zynen naem. Zie hier de naemrol van alle deze kloostervoogden, deels volgens de reeds aengehaelde schryvers en deels volgens myne Annales Antverpienses Mss.:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|