Belgisch museum voor de Nederduitsche tael- en letterkunde en de geschiedenis des vaderlands. Deel 3
(1839)–J.F. Willems, [tijdschrift] Belgisch Museum– Auteursrechtvrij
[pagina 236]
| |
Van den bonten HoudevareGa naar voetnoot1.Ic hoorde segghen in een wileGa naar voetnoot2,
Maer ic hilt al over ghileGa naar voetnoot3,
Van een bonten houdevare.
Daer naer quam ic in een lant
Daer ic eenen meester vant,
Die mi seide trecht ende tware
Welc een recht bont houdevare ware:
Een man, die een scoon wijf heeft,
Ende by eer quader lodigghen leeftGa naar voetnoot4,
Ende men hem dan sijn wijf ontbruudtGa naar voetnoot5
Stille, of openbare, of overluut,
So dat ter kennissen comt, int clare:
Dats een recht bont houdevare.
Uit een handschrift der XVe eeuw, in klein-folio, ter bibliotheek van Burgondie, No 837-845 van het inventaris.
J.F. WILLEMS. |
|