Limburgsche legenden, sagen, sprookjes, en volksverhalen. Deel 1
(1875)–H. Welters– Auteursrechtvrij
[pagina 205]
| |
De jagerjacht bij Dachau. (6. October 1648.)Bij Dachau, in der Beieren land
Werd vreeselijk gestreden,
En al verwoest met moord en brand
Door Franschen en door Zweden.
Heer Wrangel sprak:‘k wil verder mij
Aan 't handwerk niet gewennen;
'k Hield meer van eene jachtpartij,
Heer veldmaarschalk Turenne!’ -
Turenne zei: ‘'k heb ook geen lust
Op 't luieren dezer dagen;
Aan echte krijgers past geen rust,
Op dan, laat ons gaan jagen!’ -
‘Maar, meent Douglas, een generaal,
In 's vijands land, mijn helden,
Ter jacht gaan, neen, bij 't feestlijk maal,
Deed ik mij liever gelden!’ -
‘Kom, kom, zegt Wrangel nu met spijt,
Geen achterdocht'ge zinnen!
Ik kies de plaats en stel den tijd
Om 't jachtwerk te beginnen.’
Een woud, dat nabij Dachau lag,Ga naar voetnoot(1)
Was opgepropt met hazen,
En werd alreeds den andren dag
Bereden door dees bazen.
En schel en lustig klonk in 't loof
De horen der soldaten;
Veel wild werd hier der jagren roof
En moest er 't leven laten.
| |
[pagina 206]
| |
Maar eensklaps raast er in het bosch
Een kreet gelijk de donder:
‘De drommel! Jan van Weert is los!
Het gaat er op of onder’.
Het was zoo. Want de rijksbaron
Had van dees jacht vernomen,
En fluks zijn dapper escadron
Tot jacht op roem genomen.
Er heerschte een schrikkelijk gewoel,
Toen Jan deed van zich blijken;
Veel warme borsten werden koel
En 't woud was vol van lijken.
Graaf Wrangel het den hoed in strik,
Turenne zijnen degen,
En Douglas vluchtend riep vol schrik:
‘Daar is niets aan gelegen’
Maar Jan van Weert had grooten buitGa naar voetnoot(1)
En vreugde van zijn jagen;
‘Och, ging het, riep hij vroolijk uit,
Toch zoo maar alle dagen!’
Naar het Duitsch van Wolfgang Müller van Königswinter. H. Welters. |
|