Den 28. Augustus 1511 verscheen het geheele leger, waarover, volgens eenigen Rudolf van Anlialt, volgens anderen Floris van IJselstein het opperbevel voerde, voor Venloo. De burgers hadden er aarden wallen tegen het kanon opgeworpen. Op den 28. October werd het noordelijk gedeelte van den grooten en schoonen toren der St. Martinuskerk weggeschoten. Den 7. November voormiddag, werd een algemeene storm gewaagd. Reeds waren de belegeraars door de walmuren gebroken en onverhinderd tot aan het eerste wachthuis gekomen, toen de stadsbevelhebber Zwartzenburg met zijne ruiters en de burgerij kwam aansnellen én hen schielijk deed terugwijken. De aanvallers, ijlings vluchtende, kwamen op den Lichtenberg, binnen de veste gelegen. Aldaar hadden de arbeiders, tot bekoming van den grond, dien zij gebruikten om de wallen te verhoogen, eenen zeer grooten en diepen kuil gemaakt en dezen met takken en spaanders overdekt. De vluchtenden, door angst en schrik verbijsterd, vielen bij hoopen in den noodlottigen kuil, waaruit zij geene redding te hopen hadden. Allen werden door de wraaknemende woede der burgers om het leven gebracht. De overigen, die inmiddels de wallen hadden beklommen, moesten insgelijks met groot verlies deinzen. Den stadhouder Zwartzenburg, die door zijne daden en heldenmoed de gemoederen der belegerden had aangewakkerd, werd in het heetste van dit gevecht een oog uitgeschoten; ofschoon gewond, had hij niet willen dulden dat men hem naar zijne woning droeg voordat hij stellige berichten van 's vijands nederlaag had ontvangen.. De belegeraars werden eenige dagen daarna voor een tweeden en derden keer dapper afgeweerd. Nooit werd eene plaats met eendrachtiger wil van alle inwoners verdedigd: dag en nacht zonder ophouden bewaakten deze de wallen, en werden daarin zelfs door de vrouwen bijgestaan, welke, zich daarmede niet vergenoegende, ook de wapenen durfden opvatten. Eene dezer, (moge haar naam in alle Limburgsche harten zooals in de harten harer
Venloosche medeburgers voortleven!) Gertruid Bolwater, ontweldigde eenen vaandrig, die bij de bestorming reeds op den muur geklommen was, het vaandel, nadat zij hem door eenen steen ter aarde geworpen had. Dit vaandel werd door de heldhaftige veroveraarster, tot aanmoediging der ingezetenen, voor hare woning opgehangen.
Margaretha moest de hoop opgeven zich van Venloo meester te maken. Het beleg werd den 1. December gestaakt. Het vij-