Limburgsche legenden, sagen, sprookjes, en volksverhalen. Deel 1
(1875)–H. Welters– AuteursrechtvrijRidder Riddert.Tegenover Maaseik woonde op het kasteel, later de herberg St. Jansberg, een ridder, Riddert genoemd, die zoo rijk was als de Maas diep is. Niemand kon dit begrijpen, maar wijze menschen zeiden, dat hij zijne ziel na zeven jaren aan den duivel schriftelijk had beloofd. Eensdaags noodigde Riddert zijne bekenden en bloedverwanten op een gastmaal uit, dat zoo kostbaar was toebereid en waar de wijn zoo overvloedig stroomde, dat de gasten den waard vroegen welk een bijzonder groot feest hij heden vierde. Toen bekende Riddert dat zijne verbintenis met den booze was afgeloopen, en hij naar de linde op het Zand, waar satan hem wachtte, moest gaan. De gasten verschrikten en zochten hem in zijn voornemen te beletten, maar de ridder zeide, dat hij zijn gegeven eerewoord wilde houden. Nu verzochten hem de gasten ten minste nog een afscheids- en vriendschapsbeker op Sint Geerteminne en op Sint Jansgeleide te willen ledigenGa naar voetnoot(1), hetwelk Riddert ook deed, waarna hij zich te paard op weg begaf. Nauwelijks was hij achter het dorp Heppener, of hij zag reeds den duivel met het verdrag in de hand, onder den lindenboom staan. Toen Riddert nader kwam, begon de duivel te huilen en te klagen: ‘Als de hemelsche Maagd, die achter u te paard zit, niet weg gaat, dan kan ik niets met u maken’, zeide de zwarte. Riddert keerde zich om en zag de H. Gertrudis. Hij wierp zich aan hare voeten en onder vele tranen beloofde hij haar, zich voortaan aan den dienst van God te zullen wijden. Na deze belofte wierp hem de duivel het noodlottig papier verscheurd toe. Riddert heeft nog lang daarna geleefd en is godvruchtig in den Heer gestorven. G. Van Rijckel. |
|