Limburgsche legenden, sagen, sprookjes, en volksverhalen. Deel 1
(1875)–H. Welters– Auteursrechtvrij
[pagina 138]
| |
De dochters van Zwentibold. (900.)‘Relindis, droeve weeze,
Sta op, en kom met spoed,
De koning ligt verslagen
En badend in zijn bloed!
De koning ligt verslagen
Door 's vijands hand vermoord;
Zijn pantser is verpletterd,
Zijn edel hart doorboord!’ -
‘Waar, bode, viel de koning
Zoo hoog, zoo vol van moed?’ -
‘Hij stierf den dood op 't slagveld,
De heide dronk zijn bloed.’ -
‘Cecilia mijn zuster!
Ach, zuster, mij zoo teêr!
De vader, ons zoo dierbaar,
De koning is niet meer!
Helaas! hij ligt verslagen,
De heide dronk zijn bloed;
Cecilia, mijn zuster
Sta op, en kom met spoed!’ -
Zij spoedden door de heide,
Geen enkle sprak een woord;
Zij weenden onder 't bidden
En trokken biddend voort.
Zij spoedden naar het slagveld,
Waar menig dappre viel;
En zochten 't lijk huns vaders
En baden voor zijn ziel.
Zij vonden 't lijk des dierbren
Op 't slagveld uitgestrekt:
| |
[pagina 139]
| |
Zijn borst was met geen harnas
Maar wonden overdekt.
Zijn pantser lag gespleten,
Versplinterd en verplet;
Zijn slagzwaard lag verbrijzeld
Naast 't roerloos krijgsgenet.
‘Ach! ligt gij, dierbre vader,
Verslagen en vermoord?
Helaas! een wijde wonde
Heeft u het hart doorboord!
Ach! ligt gij hier verslagen
Gij koninklijke held,
Verslagen, dierbre vader,
Vermoord op 't bloedig veld?
Dat oog, zoo vol van liefde
Is thans voor eeuwig dicht!
En nooit meer zal 't zich baden
In 't koestrend zonnelicht!
Die mond zal niet meer gloeien
Van zoete vadermin;
Der dochtren oor dringt nimmer
Uw zoete taal meer in.
Dat hart zal in die wijde,
Die fiere borst niet meer
Van moed en liefde kloppen!
Dat hart minde ons zoo teêr!
Waarom ook voor een krone
Zoo rusteloos gestreên?
Kon onze liefde uw leven
Niet zaal'gen hier beneên?
Wie zal ons nu beschermen?
Ontwapend is die hand,
| |
[pagina 140]
| |
Waarvoor zelfs helden beefden,
De sterksten van het land!’ -
‘Cecilia, mijn dierbre!
Niet in den stalen arm
Eens krijgers, zoekt de weeze
Heur toevlucht, noch heur scherm.
Daar boven troont een Koning,
Een Koning mild en zoet:
Hij is der weezen Vader
Almachtig, wijs en goed!’ -
Zij tilden 't lijk des dierbren,
Bedauwd met meen'ge traan;
En droegen 't in haar armen,
Stil biddend onder 't gaan.
Zij droegen 't in haar armen
Naar Susteren's abdij;
Daar werd zijn graf gedolven,
Aan vrouw Sofia's zij.
Daar leefde Benedicta,
De koninklijke spruit,
Der weezen dierbre zuster
En Heere Jezus' bruid.
Daar leefde zij verborgen
In 't schamel stil klozet,
En sleet voor God haar dagen,
In armoede en gebed.
‘O zuster naar den bloede,
Ook zuster in den Heer,
Neen! nimmer, nimmer keeren
Wij naar de wereld weer.
Hier, bij der dierbren graven,
In 's Heeren heiligdom,
| |
[pagina 141]
| |
Verblijven wij ten dienste
Van onzen Bruidegom.
Hier willen wij Hem dienen,
In armoede en gebed,
En leven naar de regels
Der strenge kloosterwet!’ -
Hier leefden zij tot stichting
Der gansche maagdenrij;
Geen vromer droeg de wijleGa naar voetnoot(1)
In Susteren's abdij.
Hier leefden zij ten dienste
Van Jezus, haren Heer,
En vlijden, vol van dagen,
Heur hoofd ter ruste neer.
Hier werd haar graf gedolven
Aan vrouw Sofia's zij,
Waar ook heur vader rustte
In Susteren's abdij.
Der Heiligen gebeente
Wordt als een kostbre schat
Bewaard, met heiligen eerbied
Te Sustren in de stad.Ga naar voetnoot(2)
Jacques Vrancken. |
|