Een weinig na tien uur, werd hem aangekondigd, dat het tijd was om te vertrekken. De vrouw van den provoost bood hem eene teug Spaanschen wijn aan om hem te versterken, maar hij weigerde, zeggende dat hij het H. Sacrificie nuchter placht op te dragen en ook zoo zijne ziel aan God wilde overgeven.
Toen het volk hem tusschen twee geuze-ministers ter strafplaats zag gaan, ontstond er een groot geroep: ‘Ziet, daar gaat Christus tusschen twee moordenaars!’ Omtrent het klooster der predikheeren ontmoette hij den heer kapelaan Christianus Van den Walle, tot wien hij zeide: ‘Al mijne zonden, welke ik tot nu toe gedaan heb, zijn mij van harte leed, waarom ik van u de H. absolutie verzoek’, welke hij dan ook met de grootste blijdschap van den heer kapelaan ontving.
Op het schavot werd hem nogmaals het onrechtvaardig vonnis voorgelezen, en nu betuigde hij aan het volk, dat hij nooit in deze verraderij had samengespannen of er toe medegewerkt; daarna wekte hij allen tot volharding op in het voorvaderlijk katholiek geloof, dat hij hun vijf jaren lang had gepredikt en voor welks waarheid hij niet eens maar duizendmaal zijn leven wilde geven. Hij hield alleen zijne tunica aan, de oogen werden hem verbonden, en na zijne ziel aan God en aan den H. Franciscus te hebben aanbevolen, sprak hij nog met eene heldere en blijde stem deze allerzoetste woorden: ‘Maria, Moeder van genade, Moeder van barmhartigheid, bescherm ons tegen den vijand en ontvang ons in het uur van onzen dood’, waarna hem de beul het hoofd afsloeg, dat achter het minderbroederklooster op den wal naar den kant der Maas op eenen staak werd ten toon gesteld, terwijl zijn lichaam in Sint Hilarius kerk (de Fransche kerk), die nu aan de protestanten toebehoort, werd begraven.
Den 8. Juli 1836 is zijn lichaam nog gansch onbedorven gevonden.
Er wordt ook te Maastricht verhaald dat men dun grafsteen, die boven het lijk van pater Vinck ligt, nooit heeft kunnen bevestigen, daar hij zich altoos boven den gelijken grond verhief, hetgeen als een gedurig wonder werd beschouwd; doch men zegt dat de protestanten te dezer oorzaak het lichaam van dater Servatius elders hebben begraven.
De heer Jozef Sylvius, priester en kapelaan van Onze Lieve Vrouwe kerk, - pater Joannes Baptista Boddens, rector der jezuïeten, - pater Gerardus Pasmans, jezuïet, - en broeder Philippus Notting, portier van het klooster der jezuïeten, zijn