Limburgsche legenden, sagen, sprookjes, en volksverhalen. Deel 1
(1875)–H. Welters– Auteursrechtvrij
[pagina 104]
| |
Sint Geerteminne.Ga naar voetnoot(1)De heilige Gertrude van Nivelles, van de familie van den welgelukkigen Pepijn van Landen, was in het klooster, maar werd door een ridder in de wereld bemind. Zij waren beide vroom en braaf. Daar kon dus geen quaestie voor den ridder zijn, om te trachten zijne vriendin van hare trouw aan de kloostergeloften af te trekken. Het eenige middel, om voldoening te geven aan de neiging van zijn hart, was het klooster, dat Gertrude bewoonde, met giften en gaven te overladen. Al wat hij had, al wat hij won in den strijd, werd door hem aan het klooster van Gertrude geschonken. Men kan denken, hoe hoog de ridder refes in de gunst der abdis van het klooster en van hare gezellinnen. De aalmoezen, door het klooster uitgereikt, konden hoe langer hoe ruimer worden; de diensten, daar gedaan, werden telkens met meer waardigheid, in schooner kerk, opgedragen; de schilderijen, beelden, het goud- en zilverwerk werden hoe langer hoe rijker en fraaier en wierpen meer vruchten van stichting af, voor allen, die de kerk bezochten. Maar alles heeft zijne grenzen, en de diepste schatkoffer zijn bodem. De ridder had zich arm gemaakt en het begon hem in den krijg tegen te loopen. Nu had althans het geven uit: scheen van een roemrijk ridder een verwaarloosde speerknecht geworden te zijn. Daar verscheen hem de duivel, en bood hem zijne diensten aan. Onze ridder aanvaardde ze voor zeven jaren. Nu keert, in den krijg, zijn kracht en zijn fortuin terug, onzichtbaar bijgestaan door den prins der duisternis, triomfeert hij op alle vijanden, verzamelt weer rijkdommen, begiftigt van voren aan het klooster weer. Eindelijk - te spoedig - | |
[pagina 105]
| |
zijn. de 7 jaren om, en, moet hij den duivel in handen vallen. Hij heeft daarvoor een brief van zijne hand met zijn bloed onderteekend. In diepe droefheid rijdt hij naar het klooster om afscheid te nemen. Gertrude komt hem met de andere nonnetjens te gemoet. Het was daar aan schreien geen gebrek; want men wist, dat de ridder eene kwalijke vaart ging beginnen. Gertrude intusschen heeft een beker klaret-wijn in de hand, en brengt hem den ridder toe, hem heil en veiligen thuiskeer wenschende. Met een mengeling van wanhoop, overmoed en teederheid, brengt de ridder den beker aan den mond, geeft zijn paard de sporen, en rijdt heen, waar hij den duivel ontmoeten zal. Intusschen was Gertrude aan het bidden. En toen de zwarte man onzen ridder ontmoette, voer hij, uit zijn zwavelwolk, verschrikkelijk tegen hem op, gaf hem zijn pergamenten schuldbrief terug, en riep, dat er allerlei hemelsche krachten tegen hem te velde gedaagd waren. ‘Daar was er, onder anderen, ééne, waar de duivel volstrekt niets tegen vermocht, en wier voortdurend gebed zijne macht op den ridder gansch gebroken had’. Al tollend, blazend en vuurspuwend, zonk de duivel in den afgrond. De ridder reed, verblijd, naar het klooster: waar hij met tranen, maar ditmaal met tranen van vreugde ontvangen werd. In een monnikenklooster niet ver van daar, eindigde onze ridder zijn leven. Deze historie geeft den oorsprong aan van den vaarwel-dronk, die bekend is onder den naam van Sint Geerteminne. Jos. Alb. Alberdingk - Thijm. |
|