Limburgsche legenden, sagen, sprookjes, en volksverhalen. Deel 1(1875)–H. Welters– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 102] [p. 102] Sint Gerlacus' put. In den avond van zijn leven, Der boetvaardigheid gewijd, Ligt op 't ziekenbed Gerlacus, Kalm en zacht, hoezeer hij lijdt. Hakend naar de jongste stonde, Die voleindt alle aardsche smart, Als in 't vaderland des hemels Gods bezit verzaadt het hart. Zuchtend nadert nu Rutgerus, IJvrig priester. Aan 't altaar Bracht hij pas het heiligst offer Voor Gerlacus Gode daar. Ach! de zieke smacht zoo dorstig, Hevig is der koortse gloed: ‘Reik mij’, smeekt hij, ‘heer Rutgerus, Een teug waters, frisch en zoet. Laat mij van mijn bronput drinken, Lesch der koortse fellen brand, 'k Zal den Alerbarmer prijzen Voor die weldaad zijner hand’. En Rutgerus, vol meedoogen, Spoedt zich naar de reine wel, Boordvol vult hij 't aarden kruikjen, En keert tot Gerlacus' cel. Dankend zet de vrome lijder 't Kruikjen aan zijn dorst'gen mond; Even mocht hij daaraan proeven, En hij wendt het af terstond. ‘Water wil ik, o Rutgerus, Water, uit de heldre bron, Drank, die nu reeds veertien jaren Allerbest mij laven kon’ - [pagina 103] [p. 103] ‘Broeder, 'k gaf u immers water Uit den put door u gevraagd; Maar ik wil nog eens gaan scheppen, Wijl het u aldus behaagt.’ Andermaal zet hij het kruikjen Aan Gerlacus' dorst'gen mond, Die het vocht nogmaals verwijdert, Daar hij 't kostbren wijn bevond. Want de hemelsche Vergelder Had een wonder meer volbracht, Hij bewees aan d' eedlen boetling En Zijn goedheid èn Zijn macht. Toen ook nu ten derden male Heer Rutgerus bracht den wijn, Riep Gerlacus: ‘'s Heeren wille Moet altoos geprezen zijn!’ Aan de koortsontvlamde lippen Zet hij nu het hemelsch nat, En genoot met dankbaar harte, Wat hem God geschonken had. O, nu voelt hij zich herleven, Zoo gelaafd door hemeldrank; Bevend vouwt hij zijne handen, En hij stort dees inn’gen dank: ‘'k Dank U, lieve Heer, van harte, Die mij zoo genadig zijt, Dat Gij mij met 's hemels voorsmaak Op mijn sterfbed hebt verblijd! 'k Weiger niet den wijn te drinken, Door mijns Scheppers hand bereid! Moog' die wijn mij dronken maken Van Zijn liefde in eeuwigheid!’ H. Welters. Vorige Volgende