Limburgsche legenden, sagen, sprookjes, en volksverhalen. Deel 1
(1875)–H. Welters– Auteursrechtvrij
[pagina 94]
| |
beeld, maar als een bode des vredes en des geluks na den strijd van dit leven. Ziekten en ongemakken overvielen hem, maar de genade des H. Gecstes en de hoop op de eeuwige belooning versterkten hem. Hij zelf waarschuwde zijne vrienden met een blij gemoed, dat het einde van zijne aardsche loopbaan aanstaande was; hij zelf vroeg de H. Teerspijs, welke hij met de vurigste liefde ontving, in de zoete hoop weldra van aanschijn tot aanschijn Dengenen te mogen aanschouwen, die nu onder de nederige gedaante van brood tot hem kwam, om zijn hart met troost en eene ongekende sterkte tegen de laatste aanvallen des duivels te vervullen. Derwijze toegerust, nam hij nogmaals afscheid van de vriendenschaar, die hem omringde, en onder het uitspreken van de laatste woorden onzes stervenden Verlossers: ‘Heer, in uwe handen beveel ik mijnen geest’, gaf hij zijne schoone ziel aan haren Schepper terug, in of omstreeks 713. Na den dood van Odgerus brak ook voor Plechelmus, het einde zijner tijdelijke loopbaan op aarde aan. Door een hoogen ouderdom en een vermoeienden arbeid afgemat, eindigde hij zijn kostbaar pelgrimschap, den 15. Juli 733, om in den hemel eeuwig voort te leven, en er Christus, voor wien hij zijn geheel leven had opgeofïerd, te gaan aanschouwen. Hem aldaar te bezitten en er door Hem voor zijn liefdevol en onvermoeid zwoegen beloond te worden. Wiro alleen bleef nog over en leefde tot eenen hoogen ouderdom voort, zonder in iets de strengheid zijner levenswijze te temperen. Naarmate ouderdom en boetpleging zijn lichaam uitmergelden, steeg zijne deugd gedurig in krachten. Zijn hart en zijne oogen waren onverpoosd naar den hemel gericht, alwaar de dierbare deelgenooten zijns arbeids en lijdens reeds waren opgenomen. Meer en meer ontgloeide in zijn hart liet verlangen naar het zoete vaderland. De gebreken des ouderdoms verkondigden hem als welkome boden, dat het oogenblik zijner ontbinding aanstaande was en hij eerlang met zijnen God zou vereenigd worden. Tengevolge eener kortstondige koorts ontsliep hij zachtjes in den Heer, om daar te ontwaken, waar hem het loon zijner werken wachtte. Deze schoone dood viel voor den 8. Mei 752. Albert Wolters. |
|