knagen en die geen dief kan rooven. Hij had eene innige godsvrucht tot de Allerheiligste Maagd, en zijn dierbaarste schat op aarde was een genadebeeld van Maria, voor hetwelk hij dikwijls en gaarne bad.
Toen inmiddels eenige Cretensers, uit vrees voor eenen inval der Turken, hun eiland verlieten, nam ook deze godvreezende koopman het besluit zich bij hen aan te sluiten. Hij zeide nu wel zijn vaderland, maar geenszins zijn Mariabeeld vaarwel! Hij kon er niet van scheiden, maar nam het mede en besteeg een schip, dat naar Italië zeilde.
Maar nauwelijks was het schip in volle zee of er ontstond een geweldige storm. De winden raasden met onstuimigheid, de golven verhieven zich en slingerden het schip op en neder. Na lang worstelen bezweek eindelijk de kracht der matrozen, en zij lieten het schip aan de willekeur der golven over: de laatste hoop was verdwenen. In dit hachelijk oogenblik haalde onze koopman zijn geliefd Mariabeeld te voorschijn en verzocht allen, die op het schip waren, tot de Zeester, Maria, hunne toevlucht te nemen. Zij knielen neder, bidden, zuchten en smeeken Maria's bijstand af! De storm, o wonder, bedaart in een oogwenk, en eenige dagen later landde het schip aan de liefelijke stranden van Italië.
De koopman stierf te Rome, maar zijne laatste zorg was voor zijn dierbaar wonderbeeld. Hij vermaakte het aan zijnen huisheer, met last het in eene kerk van Rome ter vereering te plaatsen. Door eene verschijning der H. Maagd werd de kerk van den H. Matheus daartoe aangewezen enhet beeld den titel ‘Onze Lieve Vrouw van altijd durenden Bijstand’ gegeven. Deze kerk werd later afgebroken en het wonderbeeld verdween. Een pater Redemptorist vond het terug in het klooster Posterula en het werd in de kerk van den H. Alphonsus te Rome geplaatst, alsmede door het Domkapittel van het Vatikaan den 23. Juni 1867 plechtig in naam van Z.H. Pius IX. gekroond. Te Wittem, bij de zeer eerw. paters Redemptoristen, bezit men eene treffend gelijkende kopie van dit wonderbeeld.
Naar het Duitsch van een eerw. pater Red.