Limburgsche legenden, sagen, sprookjes, en volksverhalen. Deel 1
(1875)–H. Welters– Auteursrechtvrij
[pagina 27]
| |
waren de bedevaartgangers verdeeld omtrent den weg, dien zij zouden nemen, om - volgens oud gebruik - hunnen bedegang te doen uit de Minderbroederskerk naar O.L.V. kerk. Op eenen duisteren avond - 't was Paaschmaandag - trad het beeld van O.L. Vrouw met het Jezus-kindeken op den arm, van het altaar af, ging de kerk uit, nam de richting door de Bouillon-, Papen- en Breedestraat naar de collegiale kerk; en na aldaar voor de ingangsdeur geknield en gebeden te hebben, keerde het beeld door de Korte-, Witmakers- en Linculestraat weder terug naar de Minderbroederskerk. De deur der kerk - zoo bij den uitgang als bij den terugkeer van het wonderbeeld - opende en sloot zich vanzelf. Op haren bedeweg ging de Moeder Gods te midden van duizenden lichtstralen; het was nog helderder dan bij dag. Eene oude brave vrouw, moeder Anna genoemd, had alléén het geluk dat wonder te zien. Zij volgde Onze Lieve Vrouw overal na, biddende en verrukt over de gratie, die haar werd toebedeeld. Den volgenden morgen vond men het kleedeken van Maria, als teeken der waarheid, aan den onderrand bevuild met sprenkels van den straatmodder. De bedeweg was dus door de Moeder Gods zelve aangewezen, en het Maastrichtsche volk deed dien ook in het vervolg's avonds, gelijk de H. Voorbidster. Driemaal wordt die weg op den dag van het wonder begaan. Mr. G.D. Franquinet. |
|