Vaderlandsche historie. Deel 1
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXXI. Een gedeelte der Friezen staat, nevens de Saxers, op, tegen de Franken.Misschien bragt de strengheid van welke wy gesproken hebben, den algemeenen opstand onder de Saxers te weeg, die in 't volgend jaar voorviel, en Karel noodzaakte, hun een- en andermaal slag te leverenGa naar voetnoot(q); des zy, naar hulp by hunne nabuuren uitziende, een gedeelte der Friezen, waarschynlyk, onder anderen ten minsten, die van Oostergo, bewoogen, om het Verbond,Ga naar margenoot+met de Franken gemaakt, te verlaatenGa naar voetnoot(r). De afval van de Franken ging, onder deeze volkeren, gemeenlyk met den afval van den Kristelyken Godsdienst gepaard. Ook vindt men aangetekend, dat de Friezen, door Witikind opgehitst, tot aan het Vlie toe, van het geloof afvielen, de Kerken verdelgden en de Geloofspredikers ten lande uitdreevenGa naar voetnoot(s): onder welken, zekere Ludger, die zig te Utrecht in de Godgeleerdheid geoe- | |
[pagina 430]
| |
fendGa naar voetnoot(t), en nu reeds, omtrent zeven jaaren, de Evangelieleer, te Dokkum, in de Landstreek Oostergo, gepredikt hadt, met naame, genoemd wordtGa naar voetnoot(v). Ga naar margenoot+ Karel bragt wel haast twee Legers tegen de Saxers en Friezen te veld. Het een liet hy in Westfale, 't welk eerst afgeloopen werdt, onder 't bevel van zynen Zoon Karel; met het ander rukte hy, noordwaards aan, langs de Wezer. Naderhand, door Turingen, in het Land, tusschen de Elve en Sala gelegen, 't welk, door Saxers en Friezen, bewoond werdt, getrokken zynde, stak hy den brand in hunne Dorpen en gehugten. Het Leger onder Karel zynen Zoon behaalde geene mindere voordeelen op de Westfalers, die, omtrent de Lippe, samengetrokken warenGa naar voetnoot(w). Kortom, de Saxers en Friezen werden eindelyk geheel overwonnenGa naar voetnoot(x). Koning Karel benam hun het regt op hun Vaderlyk erfgoed, 't welk zy, eerst onder zynen Zoon Lodewyk den Vroomen, wedergekreegen hebbenGa naar voetnoot(y). Witikind zelf onderwierp zig, en werdt, in den aanvang des jaars zeven honderd vyf en tagtig, na 'tGa naar margenoot+aanneemen van den Kristelyken Godsdienst, te Attigni, in eenen loopenden stroomGa naar voetnoot(z), waarschynlyk in de Aisne, gedooptGa naar voetnoot(a). By | |
[pagina 431]
| |
welke plegtigheid, de Koning niet alleen tegenwoordig was; maar, naar 't getuigenis sommiger KronykschryverenGa naar voetnoot(b), ook als Gevader over den Doopeling stondt. De bekeering van Witikind gaf gelegenheid, dat een groot deel van Saxen den Kristelyken Godsdienst omhelsde. Koning Karel rigtte hier terstond wel agt nieuwe Bisdommen op; in één van welken, naamlyk, in dat van Munster, de reeds gemelde Ludger tot Bisschop werdt aangesteldGa naar voetnoot(c). Het Bisdom van Breeme stondt onder 't bestier van Willihad: en zo men staat maaken kan op eenen Brief van Koning Karel, dien sommigen voor onegt gehouden hebben, heeft deeze Vorst een gedeelte van Friesland, in 't geestelyke, aan 't Bisdom van Breeme onderworpenGa naar voetnoot(d). Men weet, ten minsten, dat de Friezen, by deeze gelegenheid, in zo grooten getale, den Kristelyken Godsdienst aannamen, dat men dit gantsche volk nu als bekeerd aanmerkte. Duidelyk blykt dit, uit eenen Brief, niet lang hier na, door Alcuinus of Albinus, Leermeester van Koning Karel en thans ten hove in groote agting, geschreeven, van welken men ons, onder anderen, deeze woorden bewaard heeft; uit welken men ziet, door wat soort van beweegredenen, de ongeloovigen, ten deezen tyde, tot het omhelzen der Evan- | |
[pagina 432]
| |
gelie-leere gebragt werden: ‘De oude Saxers, schryft hy, en alle de Friesche volkeren zyn nu, gedrongen door Koning Karel, die sommigen door geschenken, anderen door bedreigingen overgehaald heeft, tot het Geloof in Kristus, bekeerd gewordenGa naar voetnoot(e)’. Alcuinus kon, zo wel als iemant, van deeze Bekeering oordeelen, alzo hy den Koning, op deszelfs reis naar Saxen, verzeld hadtGa naar voetnoot(f). Ondertusschen kwam de tyding deezer Bekeering wel haast te Rome. De Koning werdt 'er, in eenen brief van Paus Adriaan den I, die nog voor handen is, geluk over gewenschtGa naar voetnoot(g). |
|