Vaderlandsche historie. Deel 1
(1749)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 425]
| |
Radboud de II. hadt hun, zo sommigenGa naar voetnoot(c) vermoeden, hier toe gelegenheid gegeven. Ook zouden de Saxers de meeste verwoestingen in de Landen, onder het gebied van zynen Broeder Gundebold, hebben aangeregt. Vervolgens drongen zy door tot aan den Rynstroom, en rukten in Deventer, welke Plaats zy t' eenemaal verwoesteden, den brand steekende in de Kerk, die aldaar, eenige jaaren te vooren, door den Priester Liafwin, eenen Engelsman van herkomst, gestigt wasGa naar voetnoot(d). Diergelyke vyandlykheden pleegden zy ook elders, gewyd noch ongewyd verschoonende; doch toen zy de behouden' terugkomst van Koning Karel vernamen, weeken zy te rug. Karel egter zondt hun eenen hoop Franken agter na, die hen, omtrent de Rivier de Adrana of Eder, ten deele versloegen, ten deele naar hun Land dreeven. In 'tGa naar margenoot+volgend jaar, werden, eerst de Westfalers, en toen de andere Saxers, die over de Wezer woonden, wederom tot onderwerping genoodzaakt. En sedert werdt aan het gemaakt verdrag, door het doopen van een goed getal van Saxers, gelyk als de laatste hand gelegdGa naar voetnoot(e). Ook tekenen sommige oude Schryvers aan, dat 'er, ten deezen tyde, insgelyks eene groote menigte van Friezen gedoopt werdtGa naar voetnoot(f). | |
[pagina 426]
| |
Ga naar margenoot+ Doch 't leedt niet lang, of Witikind, uit Noorwegen te rug gekeerd, wist een goed deel der Saxers wederom tot den afval te beweegen. De Kristen - Kerken, die men, in hun Land, hadt begonnen op te regten, werden verwoest, de Verkondigers der Evangelie-Leere vervolgd en gedood. Willihad, die, eenigen tyd herwaards, het Evangelie omtrent Dokkum gepredikt hadt, en, sedert in Saxenland gekomen, de Kerk van Breeme bestierde, werdt genoodzaakt, om de vervolging te ontwyken, te schepe,Ga naar margenoot+naar Friesland te vlugtenGa naar voetnoot(g). Koning Karel was nu onlangs van eene algemeene Vergadering, omtrent den oorsprong der Lippe gehouden, te rug gekeerd. En op deeze Vergadering, hadt hy gehoor gegeven aan een plegtig Gezantschap van Sigifrid, Koning van Deenemarke en Schoonvader van WitikindGa naar voetnoot(h), bestaande uit 's Konings eigen' Zoon HalpdanGa naar voetnoot(i) en eenige andere Deensche Grooten, die van vrede kwamen handelen. De Saxers, die, in de onderwerping aan de Franken, volhard hadden, waren hier ook, in grooten getale, verscheenenGa naar voetnoot(k); zo dat het, met reden, vreemd schynen mogt, dat de overige Saxers, die Witikind aanhingen, in deeze omstandigheden, eenige vyandlykheden durfden onderneemen. Ook kreeg 'er Karel zo ras geene kennis van, als van | |
[pagina 427]
| |
die der Sorabische Sclaaven, die tusschen de Elve en de Sala woonden, en eenen inval in de Landen hunner nabuuren, de Euringen en de Saxers, die met Karel in verbond stonden, gedaan hebbende, eenige Plaatsen verwoest hadden. Tegen deezen, zendt hy dan drie zyner voornaamste Legerhoofden te velde, met een Leger van Oostfranken en Saxers. Doch deezen, de Saxische grenzen genaderd zynde, verneemen daar, dat Witikind zig tegen de Franken ten oorlog toerustte, en besluiten terstond, hunne wapenen niet tegen de Sclaaven, maar tegen Witikind en de zynen te wenden. Ten zelfdenGa naar margenoot+tyde, werdt hun Leger versterkt, door de manschap, die Graaf Dirk, eenen nabestaanden van Koning Karel, op het hooren van den opstand der Saxers, in alleryl, in de Landstreek Ripuarie, tusschen den Ryn en de Maaze gelegen, hadt konnen by een vergaderen, en welke, onder zyn geleide, naar Saxen trokGa naar voetnoot(l). Sommigen willen, dat deez' Dirk een Voorvader der oude Hollandsche Graaven, die ook den naam van Dirk gevoerd hebben, geweest zyGa naar voetnoot(m). Ten minsten is het zeker, dat eenigen onzer Kronykschryveren, Dirk, die gemeenlyk voor den eersten Hollandschen Graaf gerekend wordt, hebben aangemerkt als uit het Koninglyk geslagt van Frankryk herkomstigGa naar voetnoot(n). Doch wat hier van zyn moge; Graaf Dirk, | |
[pagina 428]
| |
van welken wy spreeken, riedt den anderen Legerhoofden, die ylings voortrukten, dat zy, vooraf, de Legerplaats der Saxers zouden doen verspieden, en onderzoeken, of de gelegenheid goed ware, om hun slag te leveren. Zy volgden zynen raad, nevens hem voorttrekkende, tot aan de hoogte Sontal, ten Noorden van welke, de Saxers gelegerd waren. Daar na, over de Wezer getrokken, sloegen zy zig, langs den boord dier Riviere, ter neder. De drie Legerhoofden, jookerig naar den stryd, en waanende de overwinning reeds in hunne handen te hebben, waren bedugt, dat men dezelve Graave Dirk mogt toeschryven, indien hy, nevens hen, streedt. Zy besluiten dan, zonder hem, voort te rukken, en op de Saxers in te breeken. De aanval geschiedde zonder orde, en als hadt men eenen vlugtenden vyand voorgehadt, wien men den buit slegts ontjaagen moest; niet eenen standhoudenden, die op zyne hoede was. De Saxers booden zo dapperen tegenstand, en 't gevegt werdt haast zo hevig, dat de meeste Franken sneuvelden. Eenigen, die op de vlugt gedreeven werden, bergden zig binnen de Legerplaats van Graaf Dirk. Karel, de nederlaag der zynen verneemende, kwam zelf, eerlang, met een magtig Leger, in Saxenland. Toen leiden de Saxers het hoofd in den schoot. Witikind, die, voor Karels aankomst, wederom naar Deenemarke geweeken was, werdt van allen voor de oorzaak des krygs gehouden. Doch zyne medestanders werden, ten getale van vier duizend | |
[pagina 429]
| |
vyf honderd, Karel in handen gesteld, en allen, op éénen dag, te Verden, onthalsdGa naar voetnoot(o). De Koning stelde sedert Graaven over de Saxers aan, die uit de edelsten van dien Landaart gekooren werdenGa naar voetnoot(8); doch hem niet lang getrouw bleevenGa naar voetnoot(p). |
|