Vaderlandsche historie. Deel 1
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXIV. Pipyn, tot Koning van Frankryk verheeven, wordt door Bonifacius gezalfd.Pipyn, nu het gantsch Staatsbewind des magtigen Frankischen Ryks in zyne handen gesteld ziende, besloot, met het gezag, ook den naam van Koning aan te neemen, en Childerik den III, die tot nog toe alleenlyk dien naam gevoerd hadt, ook van den zelven te berooven. Ondertusschen moest aan dit werk eenen glimp gegeven worden. Behalven de toestemming der Frankische Grooten, ten deezen einde, te Soissons byeengeroepen,Ga naar margenoot+hadt men de Pausselyke goedkeuring nodig. Men zondt dan Burchard, Bisschop van Wurtsberg, en den Kapellaan Fulrad naar Rome. Paus Zacharias, die Pipyns hulp tegen de Longobarden in Italie behoefde, gaf ligtelyk zyne toestemming tot deszelfs verheffingGa naar voetnoot(w), verklaarende dat men hem, die de Koninglyke magt reeds bezat, ook den Koninglyken naam niet behoorde te weigerenGa naar voetnoot(x). Ook werdt hy eerlang, na dat Childerik van den troon gestooten en in een Klooster gesteken was, te Soissons, door | |
[pagina 406]
| |
den bovengemelden Bonifacius, Aartsbisschop van Ments, tot Koning van Frankryk gezalfdGa naar voetnoot(y). Men vindt aangetekend, dat Bonifacius diep in Pipyns gunst stondt, om dat hy één van de eersten geweest was, die hem hadden bygestaan, in 't afzetten van Childerik, en in 't beklimmen van den Frankischen TroonGa naar voetnoot(z). De Heiligen van deezen tyd maakten geene zwaarigheid, om zig met de neteligste Staatszaaken te bemoeijenGa naar voetnoot(1). Omtrent deezen tyd, of wat vroeger, riedt Bonifacius Pipyn, sommigen Bisschoppen de helft of een derde hunner goederen af te neemen, onder belofte van alles, in vervolg van tyd, te zullen wedergeeven. 't Schynt dat Pipyn, om zig, in zyne nieuwe mogend- | |
[pagina 407]
| |
heid, te bevestigen, en zyn Ryksgebied wyder uit te breiden, meer schatten behoefde, dan hy hadt konnen byeenzamelen. Immers Bonifacius raad werdt gevolgdGa naar voetnoot(2): de Bisschoppen moesten een goed deel hunner goe- | |
[pagina 408]
| |
deren missenGa naar voetnoot(a). Dan of de Koning naderhand de beloofde voorwaarde volkomenlyk hieldt, is my niet gebleeken. Ondertusschen won onze Bisschop, door zulke wegen, de gunst van Pipyn, die wel haast blyken gaf van de genegenheid, welke hy Bonifacius toedroeg, bevestigende, by twee open' Brieven, de giften, voorheen door zynen Grootvader, Vader en Broeder, aan de Utrechtsche Kerke, over welke Bonifacius het opperbestier hadt, gedaanGa naar voetnoot(b). Aanmerkelyk is 't, dat hy, in eenen deezer brieven, zynen Grootvader Pipyn, den naam van Koning der Franken geeft. |
|