Vaderlandsche historie. Deel 1
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXX. Krygsbedryven van Karel Martel.Midlerwyl deedt Karel verscheiden' Volkeren het geweld zyner Wapenen gevoelen. De Saxers, die tegen hem opstonden, werden overwonnen. In eenen volgenden Veldtogt, trok hy over den Ryn, bezogt de Alemannen en Zwaben, en voerde zyn zeegepraalend Leger tot aan den Donauw, alwaar hy zig van een gedeelte van Beyere meester maakte. De afval van Eudo, Hertogvan Aquitanie, noodzaakte hem, sedert, naar Frankryk te rug te trekken. Over de | |
[pagina 374]
| |
Loire gekomen, dreef hy Eudo wel haast op de vlugt; die naderhand hulp van de Sarrasynen in Spanje zogt, en de zelven, tegen Karel en de Franken, dermaate wist op te hitsen,Ga naar margenoot+dat men eerlang een magtig Leger van deezen ongeloovigen Landaart in Frankryk zag vallen. Karel egter trok hun tegen, leverde hun slag, en behaalde eene volkomene overwinning op hen. Eudo, Karels voorspoed bemerkende, koos zyne zyde, en hielp hem de Sarrasynen, die hy, te vooren, naar Frankryk getroond hadt, wederom ten lande uit jaagenGa naar voetnoot(g). Men wil, dat Karel, sedert deeze overwinning der Sarrasynen, den bynaam van Martel of Hamer verkreegen heeft. Ga naar margenoot+ Doch terwyl de Groothofmeester des Frankischen Ryks dus de handen vol werks hadt, oordeelden de Friezen, die langs de Noordzee woonden, dat hun gewenschte gelegenheid gegeven werdt, om zig van de Frankische heerschappy te ontslaan. Poppo, die thans over de Friezen regeerde, porde hen aan tot den afval. De redenen, welken hy hier toe gebruikte, zyn, onzes weetens, van niemant der oude geloofwaardige Schryveren aangetekend. Sommigen gissen, dat de Friezen, te zeer aan den Afgodendienst gehegt, het juk van den Kristelyken Godsdienst, 't welk hun door de Franken was opgelegd, niet hebben konnen of willen draagenGa naar voetnoot(h). Doch onze | |
[pagina 375]
| |
Kronyken getuigen, dat Poppo den Geloofspredikeren, terstond na Radbouds dood, vryheid gaf, om het Evangelie te verkondigenGa naar voetnoot(i), en men leest, onzes weetens, nergens, dat hy sedert van gedrag veranderd is. De strengheid der Frankische heerschappye, of de ingewortelde begeerte naar vryheid, of nog andere redenen, ons thans onbekend, konnen de Friezen tot den opstand gebragt hebben. Welke byzondere blyken zy van hunnen afval gegeven hebben, wordt ook niet verhaald. 't Zy dan dat zy, volgens de aloude gewoonte der Germanische Volkeren, over den Ryn trokken en in de Landen der Franken vielen; 't zy dat zy de Zee en Zeekusten door Rooveryen onveilig maakten, 't zy dat zy de gewoonlyke schattingen weigerden te betaalen; de Frankische Historieschryvers beschuldigen hen van verbreekinge der beloofde trouweGa naar voetnoot(k) en van wreede vyandlykheden tegen de FrankenGa naar voetnoot(l). Karel Martel hadt hier zo drà geene kennis van, of hy was op middelen bedagt, om de Friezen eens vooral te bedwingen. Hy besloot hen, niet meer te lande, gelyk voor deezen geschied was, maar te water aan te tasten. ZyneGa naar margenoot+Vloot, behoorlyk bemand, voert hy uit de havens van Oostfrankryk, langs de Kusten van het tegenwoordig Holland, Oostwaards aan, naar het gedeelte van Friesland, 't welk beoosten de Zuiderzee lag, en thans nog Fries- | |
[pagina 376]
| |
land genoemd wordt. Deeze Landstreek werdt toen, door een groot binnenmeer, vaneen gescheiden, 't welk Borndiep genaamd werdt, en welks overblyfsel nu nog den naam van Boerdiep draagt. In dit Meer, 't welk sommigen door den naam Burdone en Burdine schynen te betekenen, ankerde de Vloot, tusschen twee Friesche Eilanden, die, by oude Schryvers, verscheidenlyk benoemd worden; doch geene anderen schynen geweest te zyn, dan de tegenwoordige twee deelen van Friesland, Oostergo en WestergoGa naar voetnoot(3), die, voor het bedyken van den gemelden binnenboezem, | |
[pagina 377]
| |
't welk niet voor den jaare twaalf honderd twee en twintig geschieddeGa naar voetnoot(m), met regt den naam van Eilanden draagen mogten. Karel Martel zyn Leger hier, langs 't Meer op WestergoGa naar voetnoot(n), in slagorde geschaard hebbende, viel zo fel op de Friezen aan, dat de zelven eerlang de volkomen' nederlaag kreegen. Poppo zelf, de Koning der Friezen,Ga naar margenoot+sneuvelde in den stryd. De Franken, de vlugtende Friezen agterna jaagende, maakten; er eene geweldige slagting onder. Zy gunden zig geene rust, voor dat zy 't Land alomme afgeloopen, de Tempels om verre gehaald en verbrand, de gewyde bosschen uitgerooid, en de moedige Friezen genoodzaakt hadden, om zig, op nieuws, den Frankischen Ryke te onderwerpen. Toen eerst keerden zy, rykelyk met buit belaaden, naar de Vloot, en met dezelve naar Oostfrankryk te rugGa naar voetnoot(o). Sommige hedendaagsche Schryvers willen, dat de Friezen, van deezen tyd af, door Hertogen, die de Frankische Vorsten aanstelden, geregeerd zyn gewordenGa naar voetnoot(p). Doch hier van | |
[pagina 378]
| |
is ons geen duidelyk blyk, in oude Schryvers, voorgekomen. Wy zullen in 't gevolg zien, dat onze Kronyken, in laater' tyd, nog van Koningen der Friezen gewaagen, van welken niet blykt, dat zy, door de Frankische Vorsten, aangesteld zyn. Na verloop van eenige jaaren, hebben egter de Hertogen of Graaven, die, over deeze en gene deelen van Friesland, bewind gevoerd hebben, hun gezag van de Vorsten der Franken ontleend. Dit zal, hier na, klaar genoeg blyken. |
|